LIFE Oostkustpolders

Antwerpen
Brussel
Afbeelding
life_oostkustpolders_-_header
LIFE OOSTKUSTPOLDERS
Soort
LIFE
Werking
Natuurbeheer

Inleiding

De Oostkustpolders met hun uitgestrekte graslanden en akkers, doorsneden met grachten en rietkragen vormen een typisch agrarisch landschap.

locatie_life_oostkustpolders

De polders genieten ook bekendheid door de internationaal belangrijke aantallen overwinterende ganzen en steltlopers. Omwille van de waarde van de natuur in dit agrarisch gebied werd in het verleden het Natura2000-netwerk afgebakend.

De instandhoudingsdoelstellingen (IHD) geven aan wat er moet gebeuren om de soorten en habitats waarvoor het gebied is aangeduid te beschermen en te versterken. Hier aan de Oostkust zijn dit vooral sommige types graslanden en de vogels die er broeden en overwinteren.

Het 6-jarig LIFE project Oostkustpolders is eind december 2019 afgelopen.

Het project omvat volgende gebieden:

Lees hier het laatste nieuws over LIFE Oostkustpolders

Meer info over het Life-programma van de Europese Unie vindt u hier.
Meer info over het Natura 2000-netwerk vindt u hier.

Landschap

In het hinterland, achter de Belgische Oostkust, ligt een uitgestrekt, open polderlandschap. Deze oudlandpolders worden gekenmerkt door open graslanden met een uitgesproken historisch microreliëf.

Oorspronkelijk bestonden deze gebieden uit schorren die grote delen van de kustvlakte bedekten. Vanaf de elfde eeuw zijn de schorren geleidelijk ingepolderd door het aanleggen van dijkjes en een netwerk van sloten. 

Door het inklinken van de veenlaag onder de kleilaag kwam de polder lager te liggen dan de zanderige kreekruggen en de rest van de omgeving, waardoor we kunnen spreken van komgronden. 

Sinds de middeleeuwen is veen gewonnen voor zout en als brandstof, en klei voor bakstenen, tegels en pannen. Poldersloten en parallelle greppels (laantjes genoemd) zijn aangelegd voor ontwatering om landbouw mogelijk te maken. 

Deze landbouwinrichtingen, gecombineerd met de restanten van het schorrenlandschap, de indijkingen en de ontginningen vormen een reliëfrijk landschap met een zeer hoge biodiversiteit én historische waarde. 

Het ontstaan van grootschalige landbouw en dito methoden na WOII maakte een einde aan dit karakteristieke landschapsbeeld. Door het ongunstig waterpeilbeheer, het scheuren van de graslanden, vermesting, schaalvergroting en het direct vernietigen van de reliëfrijke zilte graslanden daalden de natuurwaarden op grote schaal. Binnen deze grootschalige nieuwlandpolders zijn nog een aantal restanten over van de oorspronkelijke oudlandpolders. Deze oudlandpolders herbergen een schat aan biodiversiteit, en zijn daarom opgenomen in het NATURA 2000-netwerk.

Doelstellingen

Met dit LIFE-project wil Natuurpunt vzw de bedreigingen voor de natuurwaarden in de polders aanpakken. Er zijn nog tal van soortenrijke relicten aanwezig, die het kerngebied vormen voor veel planten en dieren. Deze grondige herinrichting heeft als doel de bestaande relicten uit te breiden tot een duurzaam aaneengesloten kerngebied, zodat ze ook op lange termijn blijven bestaan.

De belangrijkste doelen binnen dit project zijn grootschalig natuurherstel en het verbeteren van de bezoekersfaciliteiten.. Concreet willen we volgende zaken realiseren:

- Grootschalig herstel en gepast beheer van 75,5 ha grasland met pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden en Atlantische schorren.

- Herstel van een extra 140 ha grasland die moet leiden tot een toename van broedende en overwinterende populaties van kluut, velduil, ….

- Voor de gebieden stellen we gedetailleerde plannen op voor een efficiënt en effectief habitatherstel. Nadien volgen we de toestand nauwlettend op door het monitoren van de vegetaties en de weidevogels.

- Informatieverspreiding van het gebied en een betere socio-economische steun en betrekking van lokale mensen en andere stakeholders (inclusief andere grondgebruikers) binnen het Nature 2000 gebied en het LIFE-project.

Projectgebied

Het projectgebied omvat volgende deelgebieden die door Natuurpunt worden beheerd:

  • Polders van Koolkerke tot Lapscheure
    Dit gebied vormde destijds een groot krekengebied met centraal een grote kreek die Brugge met de zee verbond. Door het langzaam dichtslibben van deze kreek werd het gebied in verschillende tussenstappen op de zee gewonnen. In deze polders kan men meerdere belangrijke stukken van open poldergraslanden met het typische microreliëf terugvinden. De belangrijkste kerngebieden zijn de Stadswallen van Damme (Damme) en de Sint-Donaaspolder (Knokke-Heist). 

    In het begin van de zeventiende eeuw werd Damme tijdens de Tachtigjarige Oorlog door de Spaanse bezetter uitgebouwd als garnizoenstad. Dit gebeurde in de vorm van een zevenster met wallen en een dubbele gracht. Nadat het militair belang verdween, evolueerden de wallen en grachten tot een uniek en divers natuurgebied. 

    Het gebied wordt doorkruist door een aantal dijken, meerdere kanalen en grote verbindingswegen die regelmatig door populierenrijen begeleid worden.

    De Sint-Donaaspolder is een weidevogelgebied op het grondgebied van Knokke-Heist. Ook dit natuurgebied heeft een militaire geschiedenis. Deze begon in de tachtigjarige oorlog (1568 - 1648) en eindigde als militaire stelling in de eerste en tweede wereldoorlog. Een wandeling door de Sint-Donaaspolder is dus een reis door de geschiedenis.

  • Zwaanhoek
    De Zwaanhoek vormt een typische laaggelegen komgrond. Het gebied wordt doorsneden door een snelweg en in het noorden begrenst door een spoorlijn. De afwatering van het gebied gebeurt redelijk geïsoleerd. 

    Binnen dit deelgebied zijn veel voormalige kleiontginningen aanwezig. De zoute invloed zit momenteel overal in de ondergrond, maar vaak net te diep om in vele huidige depressies duidelijk tot uiting te komen. Op de laagst gelegen depressies zijn zeer waardevolle zilte vegetaties aanwezig, potenties naar zilt graslandherstel zijn overal aanwezig.

  • Ter Doest
    Het projectgebied Ter Doest bestaat uit reliëfrijke graslanden opgedeeld in 3 zones, waarin meerdere uitgestrekte laagtes te vinden zijn. Deze laagtes ontstonden hoofdzakelijk door oude veenontginningen. Recentelijk zijn latere ophogingen verwijderd voor het herstel van zilte vegetaties. Het Boudewijnkanaal, dat langs Ter Doest loopt en in contact staat met de zee, zorgt voor een continue instroom van zilt water.
  • Uitkerkse polders
    De Uitkerkse polders vormt een typische komgrond aan de Belgische kust. Vele van deze komgronden en hun natuurwaarden zijn verdwenen. De Uitkerkse polders is één van de weinige die nog voor een groot deel zijn oorspronkelijk karakter behouden heeft. Het open landschap is nog vrijwel geheel intact. Grote verkeersaders zijn in dit deelgebied niet aanwezig.

    Centraal loopt de Blankenbergse vaart die het water voor dit gebied afvoert. In functie van landbouw wordt het waterpeil in deze waterloop te laag gezet om gunstig te zijn voor de natuurwaarden van het gebied. Een aantal kleinere opstuwingszones zijn reeds gerealiseerd.

Doelhabitats

Binnen het LIFE-project staan twee habitattypes centraal.

  • Habitat 1310: éénjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia spp. en andere zoutminnende soorten

    Op de meest zilte en langdurig geïnudeerde plaatsen vinden we een relatief soortenarme vegetatie van éénjarige planten (Thero-Salicornion). Kortarige zeekraal (Salicornia europaea), schorrenkruid (Suaeda maritima), en in mindere mate zilte schijnspurrie (Spergularia marina) en gerande schijnspurie (S. media) vormen hier de typische planten. Dit habitattype wordt meestal in buitendijkse getijdengebieden gevonden, maar komt in ons projectgebied op een beperkt aantal plaatsen binnendijks voor, meestal in overgangen naar zilte pioniersgraslanden.

  • Habitat 1330: Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia)

    De Atlantische schorren bestaan uit verschillende types: 

    • Stomp kweldergras-verbond (Puccinellio-Spergularion salinae): de zilte pioniersgraslanden vinden we enerzijds op plaatsen waar bodemverstoring plaatsvond door vergravingen of betreding, anderzijds op delen die tijdens de winter langdurig overstroomd zijn. In beide gevallen starten we hier van een bodem met een vrijwel onbegroeide toestand. Typische soorten die we hier kunnen vinden zijn zilte schijnspurrie (Spergularia marina), spiesmelde (Atriplex prostrata), rode ganzenvoet (Chenopodium rubrum), zilte greppelrus (Juncus ambiguus) en stomp kweldergras (Puccinellia distans), doorgaans aangevuld met soorten uit het zilverschoonverbond. Minder talrijk zijn bleek kweldergras (P. borealis) en blauw kweldergras (P. fasciculata).
    • Verbond van Engels gras (Armerion maritimae): daar waar de verstoring beperkt blijft zodat zich een meerjarige vegetatie kan vormen, vinden we goed ontwikkelde zilte graslanden met een “gras”mat van fioringras (Agrostis stolonifera), rood zwenkgras (Festuca rubra) en zilte rus (Juncus gerardii). Door betreding ontstaat er een typisch bultenpatroon met in de trapgaten de soorten van de zilte pioniersgraslanden.

Doelsoorten

Momenteel zijn weidevogels sterk bedreigd in Europa. Vandaar dat dit LIFE-project zich focust op deze weidevogels, zowel broedende als overwinterende soorten. Verder is het projectgebied een belangrijke overwinteringsplaats voor de velduil (Asio flammeus), de kleine rietgans (Anser brachyrhynchus), de kolgans (A. albifrons) en de smient (Anas penelope). 60 tot 80% van de Spitsbergenpopulatie van de kleine rietgans (A. brachyrhynchus) overwintert aan de Oostkustpolders.

Verder wordt het gebied gebruikt als jachtgebied door de bruine kiekendief (Circus aeruginosus), maar er blijken onvoldoende geschikte broedplaatsen. Hiervoor zullen dus nieuwe broedplaatsen aangelegd worden. 

Speciale aandacht gaat uit naar kluut (Recurvirostra avosetta), velduil (Asio flammeus), kleine rietgans (Anser brachyrhynchus), kolgans (A. albifrons) en smient (Anas penelope) in het vogelrichtlijngebied. Deze soorten fungeren als paraplusoorten voor andere weidevogels en steltlopers zoals kievit (Vanellus vanellus), tureluur (Tringa totanus), scholekster (Haematopus ostralegus), goudplevier (Pluvialis apricarius), kemphaan (Philomachus pugnax) en rosse grutto (Limosa lapponica).

Natuurherstel

De eeuwenoude reliëfrijke poldergraslanden zijn de laatste decennia sterk bedreigd door het ophogen, nivelleren en niet onderhouden van de bestaande reliëfstructuren en het ongunstig waterpeilbeheer. Met een sterke daling tot gevolg van de oppervlakte zilte habitats 1310 (eenjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia spp en andere zoutminnende soorten) en 1330 (Atlantische schorren, Glauco-Puccinellietalia) en de betrokken Annex I doelsoorten van het vogelrichtlijn. Tijdens het project wordt daarom 210 ha reliëfrijk grasland hersteld door het opnieuw uitgraven van het typische microreliëf. 70 ha graslandherstel staat in het teken van het herstel van zilte vegetaties (habitattypes 1310 en 1330) en 140 ha in het kader van de doelsoorten van de vogelrichtlijn. 

Om de doelstellingen binnen LIFE te bereiken is er nood aan aaneengesloten kerngebieden. Grote en aaneengesloten kerngebieden zijn van essentieel belang voor de uitbouw van stabiele populaties van erg verstoringsgevoelige soorten als de grutto. Het uitbreiden van kerngebieden is ook van cruciaal belang voor het realiseren van een stabiel hydrologisch regime in functie van de ontwikkeling van uitgestrekte zilte habitats van het type 1330 en 1310 en voor het broedsucces en overwinteringscondities van de Annex I soorten. In het totaal wordt 5,5 ha uitbreiding van dergelijke zilte kerngebieden voorzien, door het afgraven van opgehoogde voormalige kerngebieden of door het afgraven van nieuwe kerngebieden.

De hoge intrinsieke waarde van de diverse Annex I habitats ontstond door een eeuwenlang graslandbeheer. Het mozaïekmodel van hooi-, hooiweide- en graasweidebeheer vormt het meest optimale beheer in de Vlaamse poldergebieden, en is de beste garantie op het behoud en uitbreiden van een maximale biodiversiteit en stabiliteit van de zilte habitats en de populaties van de Annex I en overige vogelsoorten. In het projectgebied willen we het samenwerkingsproject met lokale landbouwers verder uitbouwen voor het begrazen van de reliëfrijke graslanden. Dit geeft niet alleen positieve resultaten op het vlak van herstel en duurzaam beheer van habitats en soorten, maar ook wat lokaal draagvlak betreft. We voorzien daarom de plaatsing van 47 km begrazingsraster en begrazingsinfrastructuur zoals weidepoorten en vangkralen. 

Goed ontwikkelde Atlantische schorren (type Glauco-Puccinellietalia, 1330) en éénjarige pioniersvegetaties van slik en zandgebieden met Salicornia spp en andere zoutminnende soorten (1310) zijn sterk afhankelijk van het waterpeil, waar in de winter en het vroege voorjaar de depressies onderlopen en die gedurende de zomer langzaam uitdrogen. De regulatie van het polderpeil is op een aantal locatie mogelijk door middel van windmolens en stuwen. 

Hoewel de polders goede foerageerterreinen vormen voor de Annex I soort bruine kiekendief (Circus aeruginosus) is het optimale broedhabitat rietland slechts in beperkte mate aanwezig. Binnen de perimeters gaat deze soort op suboptimale plaatsen broeden hetgeen het broedsucces sterk negatief beïnvloedt. Buiten de natuurgebieden loopt het aantal geschikte broedplaatsen nog steeds achteruit. Door de creatie van geschikt broedhabitat wordt een kentering mogelijk van de langzame daling.

In English

LIFE Oostkustpolders is situated in pSCI area in a circle of about 20 km around Brugge in West-Vlaanderen, Belgium. With this LIFE project, Natuurpunt Beheer vzw wishes to tackle the threats influencing in a negative way the unique habitats and species of the Habitats Directive which are characteristic for these grasslands on a integrated way.

Introduction
The central objective of this Life project is the large scale restoration of typical grassland habitats in the polders of the Belgian east coast region. These are the Belgian core-areas for inland saline habitats and important breeding and wintering territory for many ducks, geese and waders.

The 2 most important habitats (1310 Salicornia and other annuals colonizing mud and sand and 1330 Atlantic salt meadows Glauco-Puccinellietalia maritima) form a patchy network throughout the project area. Due to their size and isolation, patches are very vulnerable to further degradation. One of the two major project objectives is to upgrade both the quality and quantity of these saline habitats.

At present, grassland birds are highly endangered in Europe. Severe population decline during the past decades led to their inclusion on national red lists. Hence, this LIFE project focuses on these grassland birds (both breeding and wintering species). Pied Avocet (Recurvirostra avosetta) is the most important breeding species. Furthermore, the project area is an important wintering site for species like Short-eared Owl (Asio flammeus), Pink-footed Goose (Anser brachyrhynchus), Greater White-fronted Goose (Anser albifrons) and Eurasian Wigeon (Anas penelope). Annually, 60 to 80% of the Spitsbergen population of Pink-footed Goose winters here. These primary target-species act as umbrella species for others like Barnacle Goose (Branta leucopsis), Black-winged Stilt (Himantopus himantopus), Eurasian Curlew (Numenius arquata), Northern Shoveler (Anas clypeata), Black-tailed Godwit (Limosa limosa) and Garganey (Anas querquedula).

The grassland restoration focuses mainly on restoration of the typical micro-relief and on hydrological optimization within the project area. 

Besides the grassland and hydrological restoration suitable nesting sites will be created for the Western Marsh-harrier (Circus aeruginosus) because the area is used for foraging by Western Marsh-harrier (Circus aeruginosus), but suitable nesting sites seem to be lacking.

Direct ecological restoration in the project:

  • We will purchase degraded land in the project area to start large scale habitat restoration, to protect and connect target habitats, to establish a favorable conservation status of targeted habitats and to develop sufficiently large populations of the target species to allow for a sustainable long-term survival. Because of the high fragmentation of the target habitats, restoration is not possible without large scale land acquisition.
  • Restoration of 210 ha grassland, of which 70 ha with saline habitats, by restoring the typical micro relief of these pastures and meadows.
  • Creation of an extra 5,5 ha of core saline habitat by removing the upper soil layer.
  • Improved grazing regimes by placing 47 km of fences.
  • Hydrological optimization by placing three windmill-driven water pumps and nine weirs.
  • Creation of three new suitable nesting sites for Western Marsh-harrier.

Other actions in the project:

  • Writing detailed plans for efficient and effective habitat restoration.
  • Monitoring of saline habitats and grassland birds in the target areas
  • Improved local support and involvement by informing of and communicating with the local community, press and politicians.

Contact

Wil je graag meer weten over het project of heb je specifieke vragen, dan kan je het projectsecretariaat contacteren via:

Auf Deutsch

LIFE-Oostkustpolders liegt im pSCI-Gebiet ungefähr 20km von Brügge entfernt in der belgischen Provinz Westflandern. Mit diesem neuen LIFE-Projekt möchte Natuurpunt gegen die Bredrohung des einzigartigen Lebensraums Oostkustpolders vorgehen und den negativen Einfluss auf das Habitat und die einheimischen Arten, die durch die Habitatrichtlinie geschützt werden, bewältigen.

Einleitung
Die zentrale Zielsetzung dieses LIFE-Projetkts ist die großflächige Wiederherstellung des typischen Grasland-Lebensraums in den Poldern an der belgischen Ostküste. Diese bilden das Herzstück der salinen Habitate im belgischen Innenland und sind ein wichtiges Brut- und Überwinterungsgebiet für viele Enten, Gänse und Watvögel.

Die zwei wichtigsten Habitate (1310 Salicornia und andere einjährige Pflanzen, die auf Lehm und Sand wachsen und 1330 Altantische Salzwiesen mit Glauco-Puccinellietalia maritimae) bilden ein lückenhaftes Netzerk durch das Projektgebiet. Aufgrund ihrer Größe und Isolation, sind diese Habitatinseln sehr empfindlich gegenüber weiterer Verkleinerung. Eins der beiden Hauptziele des Projekts ist, die Qualität und die Quantität dieser salinen Lebensräume zu erhöhen.

Gegenwärtig sind Wiesenvögel in Europa stark gefährdet. Ein ernstzunehmender Populationsrückgang in den letzten Jahrzehnten hat zu ihrer Aufnahme in die nationale rote Liste geführt, daher fokussiert sich dieses LIFE-Projekt  auf Wiesenvögel (sowohl brütende als auch überwinternde Arten). Der Säbelschnäbler (Recurvirostra avosetta) ist die wichtigste der brütenden Arten. Des Weiteren ist das Projektgebiet ein wichtiger Überwinterungsstandort für Arten wie Sumpfohreule (Asio flammeus), Kurzschnabelgans (Anser brachyrhynchus), Blässgans (Anser albifrons) und Pfeifente (Anas penelope). Tatsächlich überwintern 60 bis 80 Prozent der Kurzschnabelgänse Spitzbergens hier. Diese vorrangige geschützte Art dient als Schirmart für andere Vögel wie  Weißwangengans (Branta leucopsis), Stelzenläufer (Himantopus himantopus), Großer Brachvogel (Numenius arquata),  Löffelente (Anas clypeata), Uferschnepfe (Limosa limosa) und Knäkente (Anas querquedula).

Die Graslandwiederherstellung beschäftigt sich vorwiegend mit der Wiederherstellung des Mikroreliefs und der hydrologischen Optimierung des Projektgebiets.

Abgesehen von der hydrologischen und Graslandwiederherstellung, werden geeignete Niststandorte für die Rohrweihe (Circus aeruginosus) geschaffen, da das Giebiet von Rohrweihen als Jagdrevier genutzt wird, geeignete Nistmöglichkeiten jedoch zu fehlen scheinen.

Direkte ökologische Maßnahmen im Rahmen des Projekts:

  • Wir werden betroffenes Land im Projektgebiet ankaufen, um dort mit der großflächigen Wiederherstellung der Landschaft zu beginnen, die Zielhabitate zu schützen und zu verbinden, einen vorteiligen Schutzstatus für die Zielhabitate einzurichten und eine ausreichend große Population der Zielarten zu erreichen, sodass ein nachhaltiges und langfristiges Überleben möglich wird. Wegen der ausgeprägten Aufspaltung der Zielhabitate ist die Wiederherstellung nicht möglich ohne großflächigen Ankauf von Land.
  • Wiederherstellung von 210 ha Grasland, von denen 70 ha saline Lebensräume einnehmen, durch die Wiederherstellung des typischen Mikroreliefs der Wiesen und Weiden
  • Schaffung von weiteren 5,5 ha Kernstück des salinen Gebiets durch das Abgraben der oberen Erdschicht
  • Verbesserte Ordnung der Beweidung durch Setzen von 47 km Zaun
  • Hydrologische Optimierung durch den Bau von drei windmühlenbetriebene Wasserpumpen und neun Dämmen.
  • Schaffen von drei geeigneten Niststandorten für die Rohrweihe

Weitere Maßnahmen im Rahmen des Projekts:

  • Schreiben von detaillierten Plänen für die effiziente und effektive Wiederherstellung von Habitaten
  • Monitoring von salinen Lebensräumen und Wiesenvögeln in den Zielgebieten
  • Verbesserte regionale Unterstützung und Beteiligung durch Information und Kommunikation mit der regionalen Gemeinschaft, der Presse und Politikern.