Ben je al een drietand tegengekomen deze winter?

Grote insecten vormen een belangrijke voedselbron voor heel wat zoogdieren en vogels. Mestkevers zijn hier een mooi voorbeeld van. Net als de meeste andere insecten worden mestkevers vooral waargenomen van de lente tot de herfst. Maar wist je dat er ook een soort is die zich vaker in de winter dan in de zomer laat zien? Maak kennis met de drietand.
De driehoornmestkever of drietand dankt zijn naam aan de drie ‘hoorns’ die bij het mannetje uit het gladde halsschild steken. Ze dienen om te vechten met andere mannetjes voor de gunst van een wijfje en om het nest mee te verdedigen. Driehoornmestkevers zijn 12 à 20 mm lang en hebben opvallende lengtegroeven op hun (meestal) zwarte dekschilden.
Het mannetje heeft drie uitsteeksels: twee lange aan weerszijden van het halsschild, een korter in het midden. Bij het wijfje zijn enkel twee puntige knobbels te zien.
Deze West-Europese soort is vrij algemeen in Vlaanderen en de volwassen kevers – zeker de mannetjes – zijn goed herkenbaar. Toch hebben nog niet zoveel mensen er eentje gezien, omdat ze vooral in de winter en in de schemering en ’s nachts bovengronds actief zijn. Bovendien gaan ze vooral mest verzamelen bij nat weer want dan is die mest malser en meer geclusterd waardoor hij gemakkelijker te hanteren is.
Opvallende nesten
De driehoornmestkever heeft een kenmerkend nest. Het lijkt op een mini-molshoopje met een diameter van een 10-tal cm waar een tunneltje van 1 à 1,5 cm diameter in uitkomt. De nesthoopjes vallen vaak goed op omdat ze vooral voorkomen in zandige gebieden: open tot halfopen heide, kort gegraasde graslanden, open plekken in dennenbossen, soms ook in veen-, klei-, leem- of kalkgrond. Bij het uitgraven van het nest wordt dan bleke zandgrond naar boven gebracht. Ze maken hun nesten bij voorkeur ergens waar veel keutels van konijnen, schapen, herten of reeën te vinden zijn, maar soms ook onder mest van koeien of paarden. Met wat geluk kan je ze zelfs bij geitjes in de tuin aantreffen.
Sinds oktober zijn er elke morgen verse sporen van driehoornmestkevers te zien in deze ren van dwerggeitjes, waar de larven dus al stiekem een paar jaar onder de grond zaten.
De driehoornmestkever is bij ons in de winter vaak bovengronds actief. Het zijn echte ‘winterinsecten’, die hun lichaamstemperatuur efficiënt kunnen regelen omdat ze vrij groot zijn en daardoor ook actief kunnen zijn als het vrij koud is.
Voortplanting
De kevers worden bovengronds actief vanaf de tweede helft van september tot in het voorjaar, behalve op momenten dat het vriest of dat er sneeuw ligt. In oktober-november is het eerst volop eten geblazen om volledig volwassen te worden. Daarna begint de voortplantingsperiode, die vooral in februari-april valt. Nadat een mannetje een wijfje overtuigd heeft om te paren, werken ze samen aan het uitgraven van het nest en het binnenbrengen van mest (bij konijnenkeutels aan een tempo van 4-5 per nacht): zij langs onder, hij langs boven. Dit resulteert in een schacht met maximaal 15 zijgangen, die volgepropt worden met keutels tot een mestworstje van ca. 12,5 cm lang en 15 mm diameter. Als er binnen een straal van 80 cm rond de ingang van het nest geen keutels meer te vinden zijn, verlaten ze het en vestigen zich bij een andere verzameling keutels. De wijfjes leggen – in tegenstelling tot veel andere soorten – het eitje niet in de mest, maar een eindje erachter in de grond (één eitje per zijgang, tot 20 eitjes per wijfje). Daarna worden alle gangen afgesloten met aarde en zit het werk van de volwassen kevers erop, en ook hun leven. Doordat ze dan sterven, vooral in juni en juli, daalt de bovengrondse activiteit vanaf mei snel tot een minimum in augustus.
Zo gauw het voldoende warm is in de lente, komen de engerling-achtige witte larven met oranje kop uit. Ze kruipen vanuit de eikamer tot in de broedkamer met mest om zich daar te voeden. De larven doorlopen drie larvale stadia en verpoppen ten vroegste de volgende lente.
Als er een koude periode (gedurende ca. 6 weken ca. 5 °C) optreedt tijdens het derde larvale stadium, metamorfoseert een groot deel van de larven (zie figuur 17 p. 30). Als deze koude periode ontbreekt, dan wachten ze daar nog een jaar of langer mee, waardoor de generatieduur langer wordt dan de gebruikelijke twee jaar. Tijdens de zomer ontwikkelen de kevers zich in de pop en in de herfst graven ze zich een tunnel naar boven en kan de ganse cyclus opnieuw beginnen.
Het nut van de mestkever
Het is belangrijk dat we al het mogelijke doen om mestkevers te helpen overleven in een leefomgeving vol menselijke invloeden, want ze leveren allerlei ecosysteemdiensten. Ze zorgen ervoor – samen met onder andere regenwormen, schimmels en bacteriën – dat mest minder lang blijft liggen dan wanneer enkel regenwormen het werk zouden moeten doen. Daardoor is er minder vervluchtiging van stikstof en krijgen in de mest aanwezige wormen en andere parasieten minder de kans om vee en andere dieren te besmetten. Zeker bij parasieten die resistent geworden zijn tegen ontwormingsmiddelen kunnen mestkevers een grote hulp zijn.
Tunnelgravers zorgen ervoor dat ook gronden met weinig wormen en mollen luchtiger en beter gemengd worden en ze brengen nutriënten diep in voedselarme bodems.
Mestrollers helpen dan weer bij het verspreiden van zaden. Tot slot staan ze laag in de voedselpiramide en vormen zelf een belangrijke voedselbron voor allerlei andere dieren. Hun aanwezigheid draagt dus zeker bij tot een gezonder ecosysteem.
Zie je zelf een driehoornmestkever of zijn typische nest, neem er dan een foto van en geef je waarneming door via www.waarnemingen.be.
Dit is een ingekorte versie. De volledige tekst over de driehoornmestkever kan je hier lezen.
Tekst: Goedele Verbeylen

Lees meer nieuws over
Krijg de natuur in je mailbox
Natuurberichten, heet van de naald. 3x per week