Bos-Survival-tips
_wdx8539.jpg

Een zondagse boswandeling met de kinderen is iets om naar uit te kijken. Toch krijgen we onze koters soms moeilijk het bos in. Hoe verkoop je het bos nog beter aan je kinderen? Een boswandeling hoeft verre van saai te zijn. Je kan sprookjes naspelen, rare stenen verzamelen of zelfs enkele bushcrafttechnieken toepassen. Hieronder vind je enkele belevingstips die jouw boswandeling nóg leuker maken.
Tip 1: Sporen zoeken
Het bos krioelt van het leven. Maar toch krijg je die dieren soms moeilijk te zien. Als je even naar de grond onder je voeten kijkt, kan je wel hun sporen vinden. Ga op zoek naar modder, want in dikke, nog natte modder laten dieren gemakkelijk een afdruk achter. Kijk uit voor lager gelegen delen van het pad waar water sneller verzamelt en voor modder zorgt. Ook in verse sneeuw of nat zand aan rivierkanten kan je gemakkelijk sporen vinden. Hier leer je enkele sporen herkennen.
Het everzwijnHet everzwijn heeft vrij brede en afgeronde hoeven. De bijhoeven staan dicht bij de hoofdhoeven maar staan wel ver uit elkaar. Je ziet de bijhoefafdruk niet altijd. De grootte van de afdruk van het everzwijn is sterk afhankelijk van zijn leeftijd. | ![]() |
Het hertHet Hert laat een grote afdruk achter. De omtrek van de hoeven lijkt op hiel van een herenschoen en is ook bijna even groot. De bijhoeven zijn zelden te zien. | ![]() |
De reeDe afdrukken van een Ree zijn relatief klein. Ze hebben de vorm van een kniptang en zijn ongeveer even groot. Als de hoeven aan de punten uit elkaar staan kan je ook vaak de bijhoeven zien. De bijhoeven staan vrij ver van de hoofdhoeven en staan even ver uit elkaar als de hoofdhoeven. | ![]() |
De vosVossen hebben vier tenen en je ziet bijna altijd de langwerpige teennagels. Het spoor is meestal druppelvormig en je kan een X vormen tussen de kussentjes zonder ze te doorsnijden. Het vossenspoor is moeilijk te onderscheiden van dat van de hond. Honden hebben vaak grotere, minder druppelvormige sporen. Ook zijn de nagels meestal minder scherp. | ![]() |
De dasDe Das heeft vijf tenen en heel lange nagels aan zijn voorpoten waarvan je vaak enkel de punten in de afdruk ziet. De afdruk valt op door het niervormige middenvoetskussen. | ![]() |
De haasDe haas laat een spoor na waarbij hij zijn voorpoten achter elkaar zet en de achterpoten uit elkaar, vlak voor de afdruk van de voorpoten. Daar komt misschien de naam voor “haasje over” wel van. De voorpoot is kleiner dan de achterpoot. Doordat hazen behaarde voetzolen hebben kan je geen afdruk van kussentjes zien maar eerder een grove omlijning van de voet en soms een duidelijke afdruk van de nagels.
Het konijnDe voetafdruk van het konijn is bijna een copie van die van de haas. Het enige verschil is dat de sporen van het konijn kleiner zijn. | ![]() |
bushcraft_wandelstok_wimsmits.jpg

Tip 2: Wandelstok maken
Maak een wandelstok met een rechte tak die je op de grond vindt.
- Neem hout dat nog niet verrot is zodat het nog soepel en gemakkelijk bewerkbaar is.
- Snij aan de dunste kant een punt door je arm waarmee je het mes vasthoud gestrekt te houden en trek de tak met je andere arm naar je toe. Dit is de veiligste en minst vermoeiende methode.
- Aan de kant van het handvat snij je voorzichtig 2 ringen rondom de tak. Haal de schors tussen deze ringen weg om een mooi handvat te krijgen.
- Een wandelstok heeft de perfecte lengte als je onderarm evenwijdig loopt met de grond als je het handvat van je wandelstok vasthoudt.
gert_arijs_brandneteltouw.jpg

Tip 3: Touw maken
Touw is essentieel als je verblijft in een bos, bijvoorbeeld als je een geweldig boskamp wilt bouwen. Je kan touw maken door vezelachtige planten te vlechten of te twijnen.
Twijnen is een techniek waarbij je meerdere draden verstrengelt om sterker touw te maken. Brandnetels zijn daarvoor erg geschikt: ze hebben sterke vezels en je vindt ze overal.
- Je prutst voorzichtig de brandnetel overlangs open. Zo kan je de houtige kern verwijderen.
- Draai de vezels heel strak aan in wijzerzin totdat ze bijna zelf beginnen krullen.
- Knoop twee van deze draden aan elkaar en draai ze tegenwijzerzin om elkaar. Door het ontrollen van de individuele draden spant de draad zich op.
- Leg ook een knoop aan het andere uiteinde. Het beste touw maak je met gedroogde brandnetels.
Bang om geprikt te worden? Rits de bladeren snel van onder naar boven af.
orienteren in het bos.jpg

Tip 4: Oriëntatie
Om je goed te oriënteren in een bos, gebruik je best een kompas omdat je niet altijd de zon kan zien. Dat kompas kan je gemakkelijk zelf maken. Je hebt daarvoor een magneet, een naald of een haarspeld nodig, Als je een haarspeld gebruikt, breek je er een helft van af. Geen magneet? In de luidspreker van je GSM zit ook een magneet. Heb je alle benodigdheden? Wrijf de pin dan heel vaak in dezelfde richting over de magneet. Zoek een klein blad, bijvoorbeeld een beukenblad. Leg dit met de gemagnetiseerde speld erop in een waterplas. De naald zal ronddraaien en het noorden aanwijzen.
wilgenfluitje.jpg

Tip 5: Maak een fluitje
Een fluitje is nuttig om mensen te waarschuwen of je locatie duidelijk te maken. Maar het is ook gewoon leuk om zelf te maken. Gebruik een wilgentak die ongeveer zo dik is als een volwassen duim.
- Snij aan één uiteinde een hoek van 45°, dit is het stuk waar je later op zal blazen.
- Twee tot drie cm lager snij je een inkerving die maar een halve cm diep is.
- Nu moet je een stuk van de schors losmaken. Daarvoor kerf je rond de tak 6 tot 10 cm van het mondstuk.
- Sla voorzichtig met een dikkere tak op de schors totdat je op elk stukje schors hebt geslagen.
- Nu schuif je voorzichtig het stuk schors van de tak. Op het naakte hout moet je nu een geluidskamer maken waar je inkerving hebt gemaakt. Je mag ze ongeveer zo diep maken dat ze een derde of de helft van de tak inneemt.
- Snij ook een luchttoegang van het mondstuk tot die geluidskamer.
- Schuif de schorst terug over de tak en je hebt een fluitje.