Dossier Bermen

Antwerpen
Limburg
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
Brussel
Afbeelding
Berm met klaprozen - Dominique Verbelen
Dominique Verbelen
Soort
Biodiversiteit
Werking
Natuurbeheer

Aandacht voor bermen

Vlaanderen heeft zoveel wegen dat de totale oppervlakte van alle wegbermen samen bijna zo groot is als de totale oppervlakte erkend natuurreservaat. Ecologisch bermbeheer kan bijgevolg sterk bijdragen tot het natuurbehoud en de instandhouding van veel wilde planten en dieren. In woon- en landbouwgebieden is er vaak geen “ongebruikte” plaats meer om wilde planten spontaan te laten groeien en de bijhorende fauna te laten overleven. Bermen vormen voor hen vaak de laatste uitwijkplaats.

Doordat de wegen heel Vlaanderen doorkruisen vormen de bermen interessante verbindingsassen tussen de verschillende natuurgebieden. Dieren gebruiken bermen om zich te verplaatsen en nieuwe streken te koloniseren. Wegbermen spelen een cruciale rol om de natuurgebieden opnieuw met elkaar te verbinden.

In eentonige grasbermen kunnen dieren, zeker insecten, niet overleven. Zij hebben schrale, kruidenrijke wegbermen nodig. Nu worden bermen niet als natuur aanzien en voor de veiligheid van de weggebruiker is het belangrijk dat de begroeiing laag en niet te eentonig is.

Gelukkig sluiten veiligheid en kruidenrijke wegbermen elkaar niet uit. Door de bodem te verschralen wordt de begroeiing lager en zullen de hogere grassen, die veel voedingsstoffen gebruiken, wijken voor lagere, bloemrijkere beplantingen. Een berm vol bloemen doorbreekt ook de monotonie en verscherpt ongemerkt de aandacht van de weggebruiker. Tenslotte hebben bloemrijke wegbermen een economische meerwaarde. Deze wegbermen moeten beduidend minder gemaaid worden.

Hoe krijgen fauna en flora een kans?

Voor het ontwikkelen van een waardevolle berm is de uitgangssituatie van belang. Bij wegenwerken wordt best zoveel mogelijk materiaal van lokale herkomst later hergebruikt voor de ‘nieuwe’ bermen. Voedselrijke teelaarde of compost is niet geschikt als afdekmateriaal. Het bevat teveel voedingsstoffen waardoor ongewenste ruigtekruiden sterk zullen domineren en het streekeigen bloeiaspect van de berm verloren gaat. Afwerking van een nieuwe berm met plaatselijke grond heeft de voorkeur: plantensoorten die in de omgeving thuishoren zullen dan snel de kale berm koloniseren. Voor insecten zijn geschikte voedselbronnen zoals nectar en pollen belangrijk. Insecten komen voor vanaf het vroege voorjaar tot het einde van de herfst (en winter) en moeten dus het jaar rond voedsel kunnen vinden.

Naarmate een grasberm soort- en bloemrijker wordt, neemt de betekenis voor de fauna toe. Bloeiende planten trekken veel insecten aan, zoals vlinders en hommels. In een soortenrijke grasberm komen ook allerlei andere dieren voor zoals spinnen, sprinkhanen, graafwespen, mieren enz...  Al deze soorten zijn belangrijk voor het evenwicht in het ecosysteem. Een rijk insectenleven trekt ook andere dieren aan zoals vogels, zoogdieren en amfibieën. De ontwikkeling van bloemrijke grasbermen is ook belangrijk voor het behoud van zoveel mogelijk plantensoorten. Bedreigde soorten krijgen zo weer een kans. De berm ziet er mooier uit en we behouden een aantal bijzondere soorten planten en dieren in Vlaanderen.

Graslanden zijn in Vlaanderen meestal kunstmatig: ze blijven enkel behouden als we regelmatig maaien. Grasland met meerjarige en meestal grotere plantensoorten noemen we “ruigte”. De vegetatie ziet er veel ruiger uit met een wirwar van dood en levend materiaal. Een ruigte wordt slechts elke twee of drie jaar gemaaid. Maaien we helemaal niet, dan zullen er ook struiken (struwelen) en bomen groeien en zal het grasland stilaan verbossen (3).

Een ecologisch bermbeheer streeft ernaar om op de wegbermen zoveel mogelijk verschillende soorten planten en dieren een kans te bieden. Dit kan door veel structuurvariatie te creëren. Op brede bermen (van vb. autosnelwegen) kunnen we verschillende zones laten ontwikkelen: bloemrijke graslanden, ruigtes, struwelen en bos. Wanneer deze verschillende begroeiingen naast elkaar bestaan en in elkaar overvloeien, ontstaan er meerdere leefgebieden op een beperkte oppervlakte. Zo worden de wegbermen soortenrijk en ecologisch waardevol.

Heel wat organismen zijn voor hun levenscyclus zelfs gebonden aan de overgangen tussen grasland, ruigte, struikgewas en bos.

Grasland

Graslanden kunnen rijke plantengemeenschappen worden mits ze jaarlijks een of tweemaal gemaaid worden. Het maaisel dient afgevoerd te worden.Hierdoor verschraalt de berm en krijgen kruiden en bloemplanten meer kans ten opzichte van grassen die zich vooral in voedselrijk grasland echt thuis voelen. Een correct gemaaide berm wordt al snel een mooie bloemenberm, terwijl een aangerijkte berm riskeert te verruigen tot een veld brandnetels. Een rijke afwisseling van soorten trekt op zijn beurt dan weer een weelde aan ongewervelde dieren aan. Onder de voorjaarsbloeiers treffen we oa. margriet (5), kruipende boterbloem, paardebloem en smalle weegbree aan. In het voorjaar worden grasbermen gekenmerkt door soorten als knoopkruid, jacobskruiskruid, sint-janskruid,gewoon biggekruid en klein streepzaad. Bij de insecten treffen we zowel vlinders, verschillende soorten bijen, kevers en nog veel meer aan.

Ruigtes

Verschillende grotere soorten uit het grasland kunnen zich een tijdlang in een ruigte handhaven, zoals fluitenkruid, ridderzuring, boerenwormkruid, heelblaadjes en smeerwortel. Na verloop van tijd gaan echter ook andere planten er zich thuis voelen, zoals braam, brem en brandnetel. In een ruigte kunnen alle planten uitbloeien en zaad zetten. In de herfst worden de kruiden bezocht door zaadetende vogels. Heel wat kleine zoogdieren en insecten vinden er schuil- en nestplaats. Deze laatste dienen dan weer als voedselbron voor vogels. Zelfs amfibieën kan je in een ruigte terugvinden indien er water in de buurt is. Maaifrequentie: De maaifrequentie hangt af van het gewenste bermtype: grasland wordt één of tweemaal per jaar gemaaid. Ruigtes worden slechts elke 2 of 3 jaar gemaaid.

Struwelen

In struwelen treffen we naast braam en brem, ook verschillende struiken aan als sporkenhout, vlier en wilg. Ook zaailingen en jonge exemplaren van echte bomen kunnen in struwelen reeds voorkomen. Belangrijk is dat het struweel om de 5 a 10 jaar gekapt wordt om het doorgroeien tot bos te beletten. Struwelen vormen een ideale plaats voor vogels om te broeden en om voedsel te zoeken. Typische soorten insecten voor struweel zijn dezelfde die ook aan bosranden kunnen teruggevonden worden zoals bijvoorbeeld citroenvlinder, bont zandoogje of boomblauwtje.

Bos

Bossen langs wegbermen zijn meestal bosaanplanten (8). Ze fungeren als windscherm en kunnen zo voor een aangenaam microklimaat langsheen de berm zorgen, waar planten en vooral insecten kunnen van profiteren. Bossen langs bermen kunnen vaak ook voor heel wat voedsel voor vogels en kleine zoogdieren zorgen. Zo geven elzen bijvoorbeeld massa’s zaad en lijsterbes of vogelkers zorgen voor gegeerde bessen. Merel, tjiftjaf, roodborst en koolmees gaan het hier zeker naar hun zin hebben en de vochtige bosbodem is dan weer voor zwammen en sommige insecten zoals boktorren een geliefkoosde stek. Er zijn in Vlaanderen zelfs al bosjes op klaverbladen waar roofvogels broeden.

De regelgeving

Bermbesluit en aanvullende omzendbrief

Het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 1984 houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen –kortweg het bermbesluit genoemd regelt het beheer van bermen op een natuurvriendelijke wijze. (B.S. 2 oktober 1984). Het is één van de kortste en helderste besluiten uit ons rechtsarsenaal. We geven het besluit hieronder integraal weer.

Besluit van de Vlaamse Regering houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen, 27 juni 1984. 

  • Art. 1. Dit besluit is toepasselijk op de bermen gelegen langs wegen, waterlopen en spoorwegen, in zoverre publiekrechtelijke rechtspersonen krachtens enig recht van beheer bevoegd zijn om de handelingen te stellen die bij dit besluit geregeld worden. Onder bermen wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan: bermen en taluds.

  • Art. 2.  Het gebruik van biociden op bermen is verboden.

  • Art. 3.  Begraasde bermen mogen niet vóór 15 juni gemaaid worden. Een eventuele tweede maaibeurt mag slechts uitgevoerd worden na 15 september. Het maaisel dient verwijderd te worden binnen de tien dagen na het maaien.

  • Art. 4. Door de Vlaamse minister bevoegd voor natuurbehoud mag worden afgeweken van de bepalingen van artikel 3.

  • Art. 5.  Maaibeheer, hetzij in handwerk, hetzij met machines, dient uitgevoerd te worden zonder de ondergrondse plantendelen en de houtige gewassen te beschadigen.

  • Art. 6.  Overtreding van dit besluit wordt gestraft overeenkomstig de artikelen 44 en 47 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.

  • Art. 7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1985.

  • Art. 8. De Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening, Landinrichting en Natuurbehoud is belast met de uitvoering van dit besluit.

De omzendbrief van 4 juni 1987 betreffende bermbeheer door publiekrechtelijke rechtspersonen werkt verschillende punten verder uit. 

Over welke bermen gaat het?

De omzendbrief omschrijft bermen als “alle terreinen, die bestaan uit zowel de vlakke als hellende overgangszones tussen de eigenlijke weginfrastructuur en andere gebruiksterreinen en die beheerd worden door een publiekrechtelijk rechtspersoon. Het bermbesluit is eveneens van toepassing op de stroken tussen verschillende rijbanen. Wat de bermen langs waterlopen betreft wordt de strook bedoeld, waarop plantengroei voorkomt.”

Het bermbesluit zelf specificeert dat ook de taluds langs waterlopen en spoorwegen als bermen beschouwd worden. 

Wanneer en hoe mag er gemaaid worden?

Het bermbesluit bepaalt dat bermen niet voor 15 juni gemaaid mogen worden. Een eventuele tweede maaibeurt mag slechts uitgevoerd worden na 15 september.

Bij het bermbeheer mogen de ondergrondse plantendelen en de houtige gewassen niet worden beschadigd. Een omzendbrief verduidelijkt dat de maaimachine voor het bermonderhoud niet lager dan 5cm mag worden ingesteld.

Van de verplichtingen inzake maaidata en verwijderen van maaisel kan uitzonderlijk een afwijking gevraagd worden aan de minister van leefmilieu en enkel om reden van natuurbehoud.
Bij de toepassing van het bermbesluit dienen publiekrechtelijke rechtspersonen (o.a, Gemeenten, Provincies, maar ook polderbesturen, NMBS ...) wel rekening te houden met andere aspecten, zoals het instaan voor de verkeersveiligheid, het bestrijden van schadelijke organismen, het beheersen van de waterhuishouding en het voorkomen van wateroverlast.

Verwijderen van het maaisel

Volgens het bermbesluit moet het maaisel zeker binnen de tien dagen na het maaien verwijderd worden. De noodzaak van afvoeren kan niet genoeg benadrukt worden. Deze factor is nog belangrijker dan het tijdstip of de frequentie van maaien. Het laten liggen van maaisel werkt bodemverrijkend en werkt verruiging in de hand. De dominantie van een beperkt aantal, weinig interessante soorten neemt dan toe. De biomassaproductie van de berm stijgt bovendien en de bloei neemt over het algemeen af. Niet afgevoerd maaisel verhindert kieming. Mossen en niet overblijvende planten nemen af. Onmiddellijk afvoeren van het maaisel verdient de voorkeur. Volgens het bermbesluit moet het maaisel zeker binnende tien dagen verwijderd worden. Vroeger was de bestemming van het verwijderde maaisel een probleem. Nu wordt die steeds vaker ingezet in biomassacentrales. 

Verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen

Het bermbesluit bepaalt eveneens dat de bermen niet met biociden behandeld mogen worden. Dat dit een zeer gunstig effect heeft op de natuurwaarden spreekt voor zich.

Het volstaat hier daarom te verwijzen naar de tekst van de omzendbrief: Onder biociden worden alle middelen verstaan om levende wezens te vernietigen : herbiciden, insecticiden, fungiciden, bactericiden, enz. Het verbod tot gebruik van biociden geldt voor alle bermen, ook onbegroeide, voor zover de noodzaak tot gebruik ervan niet kan ingeroepen worden omwille van een ander algemeen belang. Gelet op de nevenwerking van de biociden heeft een publiekrechtelijke rechtspersoon er dan ook alle belang bij om het gebruik ervan te beperken of zo mogelijk volledig stop te zetten. De laatste jaren is er trouwens een duidelijke vermindering in het gebruik van biociden vastgesteld. Wat het onderhoud van wegbermen betreft. is het gebruik van biociden veelal niet noodzakelijk. Zelfs voor het vrijhouden van wegranden, verkeers- en signalisatieborden, vangreels en onverharde parkeerstroken en -terreinen is het aangewezen om zoveel mogelijk op mechanische middelen beroep te doen.

Thans zijn er heel wat toestellen op de markt die toelaten om ook in moeilijke omstandigheden te werken. Het is wenselijk dat bij de aanleg van nieuwe infrastructuren aandacht wordt besteed aan de vereisten van een in de zin van het bermbesluit natuurvriendelijk onderhoud.
Voor de bestrijding van bepaalde distelsoorten of van andere organismen die schade kunnen toebrengen aan de menselijke activiteiten, of voor het onder controle houden van de ontwikkeling van netelvegetatie, kan vaak via een aangepast maaibeheer tot een bevredigende oplossing gekomen worden. Het is beter de oorzaak te bestrijden dan de gevolgen.

Ondertussen zijn we 25 jaar verder, (sindsdien is er o.a. een pesticidenreductiedecreet goedgekeurd en is er veel ervaring opgedaan met alternatieve bestrijding, zie ook www.zonderisgezonder.be). Toch krijgt Natuurpunt nog geregeld meldingen van platgespoten wegranden.

Uitzonderingen voor de natuur

De maaidata van het bermbesluit zijn gekozen in functie van de bloei. Na 15 juni is de voorjaarsbloei grotendeels voorbij en hebben soorten de kans gehad zaad te zetten, wanneer ze worden afgemaaid vallen de zaden op de grond, waar ze volgend jaar kunnen kiemen. Hetzelfde geldt voor de zomerbloeiers, daarom mag de tweede maaibeurt pas na 15 september plaatsvinden. 

Bovendien kan op die momenten het meest biomassa afgevoerd worden, zodat een maximale verschraling mogelijk is. Dat is een goede zaak omdat de meeste bermen in Vlaanderen sterk verruigd zijn.

Door de stricte bepalingen van het bermdecreet kunnen planten in bloei komen en als voedselbron voor volwassen insecten en larven fungeren. Insecten die vroeger in bloemrijke hooilanden voorkwamen kunnen nu een stek vinden in de bermen.

Toch is en blijft de datum van 15 juni ‘een gemiddelde’. Voor sommige planten en dieren komt die te laat, voor anderen te vroeg.

Bermen die een potentiële rijke zomerbloei kunnen hebben worden bij een maaibeurt op 15 juni sterk in hun bloeipotentieel geraakt. Een oplossing hiervoor is deze bermen een vroegere maaibeurt te geven zodat de zomerbloeiers opnieuw kunnen uitgroeien en voor een prachtige zomerberm kunnen zorgen. Andere bermen met een hoofdbloei in juni kunnen eventueel pas in juli gemaaid worden. Maaien in juni zou bijvoorbeeld margriet in volle bloei treffen wat deze bermen in hun prachtigste toestand en met geringe kans tot zaadvorming zou treffen.

Verder dient er bij het bepalen van de maaidata rekening gehouden te worden met specifieke ecologische aspecten van voorkomende zeldzame soorten. Zo is maaien in juni voor orchideeën heel nadelig. Orchideeën komen trouwens eerder in schralere bermen voor die een later maaitijdstip verdragen. Deze data zijn echter richtdata om een maximaal verschralend effect te bekomen.

In uitzonderlijke gevallen kan daarom, om redenen van natuurbehoud een afwijking van de richtdata worden verleend door het Agentschap Natuur en Bos.

Bermbeheerplannen

Planning

Om de uitzonderingen beter te kunnen verantwoorden, is planning essentieel. Welke bermen zullen in functie van welke soorten beheerd worden? Welke consequenties heeft dit voor de maaidata en de maaimethodes? Dergelijke vragen zijn het voorwerp van een bermbeheerplan.

Een bermbeheersplan (kortweg bermplan) geeft aan wat er in de berm moet gebeuren maand na maand en jaar na jaar voor een optimale verkeersveilige en ecologische ontwikkeling. In een eerste fase worden stroken wegberm met gelijkaardig uitzicht en plantengroei afgebakend. Voor deze uniforme stroken wordt een plantenlijst opgesteld en een bermtype bepaald. Er wordt onderzocht waar er meer structuur in de wegberm kan gecreëerd worden door gefaseerd te maaien of door stroken niet te maaien. Het maaitijdstip en de maaifrequentie worden gekozen in functie van de aanwezige of gewenste plantengroei. Een bermplan zal rekening houden met de ecologische waarde, maar ook met de inpassing in het landschap, de technische haalbaarheid en de verkeersveiligheid.

Bermplannen kunnen zowel voor alle bermen van een gebied als voor een selectie waardevolle bermen opgesteld worden. Ze bieden de mogelijkheid om de resultaten van het gevoerde beheer over verschillende jaren op te volgen en te evalueren. Het maken van een bermplan wordt doorgaans uitbesteed aan een gespecialiseerde instelling.

In het kader van de samenwerkingsovereenkomst kan de gemeente een subsidie ontvangen voor de opmaak van een bermbeheerplan: ‘Een gemeente kan een subsidie ontvangen voor de opmaak of evaluatie van een bermbeheerplan op voorwaarde dat: het bermbeheerplan of evaluatie goedgekeurd is door het ANB.’ 

De gemeente kan ook een communicatieluik voorzien: het is belangrijk om de inwoners en weggebruikers te wijzen op het waarom van een bepaalde beheersmaatregel. Het vergemakkelijkt de communicatie als je die kan gekoppeld worden aan één of meerdere herkenbare soorten. Zo kan de gemeente werk maken van een ‘vlinderrijke’ berm.

Voorbeelden van acties uit een bermbeheerplan

Gefaseerd maaien

Volgens het bermdecreet mogen de bermen gemaaid worden op 15 juni en 15 september. Deze data zijn gekozen in functie van de zaadvorming van de flora. Voor insecten zijn bloemen erg belangrijk als voedselplant en/of waardplant (plant waarop de larven van de insecten leven en zich voeden). Insecten die rond 15 juni of 15 september nog in een onvolgroeid stadium (ei, rups of pop) verkeren worden bij deze maaibeurt meedogenloos opgeruimd. De meer mobiele soorten herkoloniseren het gebied zodra de omstandigheden terug geschikt zijn, maar worden het volgende jaar terug uitgeroeid. Na enkele jaren is er van een kolonisatie nog weinig te merken, omdat de restpopulatie in het ongemaaide gebied ook sterk geleden heeft door de jaarlijkse verhuis naar de naburige gebieden. Minder mobiele soorten hebben helemaal geen kans tegen dit wegbermbeheer.
De oplossing ligt in gefaseerd maaien. Met gefaseerd maaien blijft ongeveer de helft van de wegberm ongemaaid, zodat er een lappendeken ontstaat van hoge en lage grasbermen. De kolonisatie geschiedt telkens opnieuw uit het ongemaaide gebied en deze herkolonisatie put zich zelf niet uit omdat de oppervlakte en zo ook de restpopulatie voldoende groot is.

Het is in de praktijk meestal niet nodig om de hele wegberm te maaien. De strook het verst van de weg gelegen kan gerust slechts 1 maal per jaar of zelf maar eens om de 2 jaren gemaaid worden, zonder dat dit voor de veiligheid van de weggebruiker enige hinder veroorzaakt. Indien de berm overwoekerd wordt door brandnetel, riet of braam is het nodig om enkele jaren na elkaar een intensiever maaibeheer met afvoer van het maaisel op te zetten.

Maaien bij mooi weer

Bij warm en mooi weer zijn de insecten actief. Als er dan gemaaid wordt kunnen ze vluchten. Indien het echter koud en vochtig is dan zitten de insecten diep verscholen in de graspollen. Bij het maaien komen ze in het maaisel terecht en worden ze afgevoerd.

In de praktijk is het vaak niet mogelijk hier rekening mee te houden. Aannemers zijn gebonden aan een strikt maaischema. Bij bermen beheerd door de gemeente is het mogelijk hier rekening mee te houden.

Maaien bij mooi weer heeft nog een ander voordeel. Nat maaisel (welk zwaarder en kleveriger is dan droog maaisel) wordt bij gebruik van een afzuiginstallatie slechter afgevoerd. Hierdoor blijft een aanzienlijk deel van het maaisel op de berm achter met nitraatverrijking en een slechtere hergroei van de bermvegetatie als gevolg.

Zorgen voor een microklimaat

Op een berm heeft de wind meestal vrij spel. Hierdoor kan het zelfs op zonnige dagen fris aanvoelen. Insecten zijn echte warmteminnaars en zullen dit leefgebied als onaangenaam ervaren en dus wegblijven.

Als de wegberm voldoende breed is kunnen er aan de rand, in de struikenlaag, inhammen aangebracht worden. In deze zones zal de temperatuur merkelijk hoger liggen en zal het dierenleven floreren. Het hier en daar laten groeien van een inheemse struik geeft eveneens beschutting tegen de wind en zal bijdragen tot een grotere aanwezigheid van insecten.
Een onregelmatig reliëf in de berm breekt eveneens de invloed van de wind en zal warmteputten vormen. Een vrij steile, schrale of onbegroeide wand zal bepaalde solitaire bijen uitnodigen tot het graven van nestgangen en zal andere insecten uitnodigen om te komen zonnebaden en zo nieuwe energie op te slaan.

Bosranden

Wegen doorkruisen ook bossen. Meestal zijn bermen daar donker en kil, zeker als het een naaldbos betreft. Heel interessant is dit voor plant en dier zeker niet. Maar het kan ook anders. Door een bredere overgang te creëren tussen de berm en het bos zodat het zonlicht een langere tijd op de berm kan schijnen kan men een interessant biotoop creëren. De oriëntatie van de weg speelt hier een belangrijke rol. Noord - zuid gerichte wegen hebben voordeel bij een brede berm aan beide zijden van de weg. Oost - west georiënteerde wegen hebben baat bij een grote berm aan de noordzijde. Voor de zuidzijde kan dan een minder brede berm volstaan, omdat het grotendeels in de schaduw vertoeft.

De geleidelijke overgang van lagere kruiden naar struweel en vervolgens naar de bomen creëert voor veel dieren een geschikt biotoop. Ze vinden er warmte, voedsel, een partner en de nodige beschutting. Moeten ze verder vluchten dan is het bos de ideale uitwijkplaats. Langs deze bermen is gefaseerd maaien over een halve bermbreedte een aanrader. Dit beheer bespoedigt de geleidelijke overgang van lage kruidenlaag naar kruinlaag. De overgangen van kruidlaag naar struweel of naar bomen zijn sterk gebaat bij onregelmatigheid, zowel in hoogte als in breedte, omdat ze plaatselijk andere biotopen veroorzaken. De wind wordt er gebroken, de temperatuur is er juist iets hoger dan de omgeving of de vooruitstekende struik is net deze plaats dat een bepaald dier zoekt om zijn omgeving te controleren.
Regelmatige kap moet de berm in optimale conditie houden, want na enkele jaren groeit de struiklaag eveneens uit tot bomen en heeft ze zeer veel waarde verloren. Het meeste van dit gekapt hout heeft geen economische waarde en kan dus het best in het bos achtergelaten worden. Mossen, schimmels, paddestoelen en insecten zullen er dankbaar gebruik van maken. Hierbij kan het hout afwisselend op stapels en vrij liggend toegepast worden om zo verschillende biotopen te vormen.

Water

In Nederland zie je veel dat de putten, die gemaakt werden bij aanleg van nieuwe wegen, niet zomaar geëgaliseerd worden maar wat worden uitgediept om waterpartijen te creëren.
Water is voor alle leven van belang, maar voor vele insecten is het uitermate belangrijk omdat een deel van hun ontwikkeling zich in water afspeelt. Libellen, haften, steenvliegen, kokerjuffers, muggen en bepaalde zweefvliegen ontwikkelen zich eerst in het water. Andere insecten zoals waterkevers en waterwantsen zijn heel hun leven aan water gebonden.
De oeverzone van een vijver is uitermate belangrijk. Deze ondiepe plaats warmt sneller op en bruist van het leven. De wegberm moet natuurlijk voldoende breed zijn om er een vijver of poel in te graven en daarvoor moet er bij de aanleg van de weg al rekening mee gehouden zijn. Vooral bermen van autowegen of gewestwegen bieden hier kansen.

Vaak is er naast de wegberm een sloot aanwezig. Het is van groot belang dat het regenwater van de weg niet in deze sloot terecht komt. Het afgevoerde water van de weg bevat namelijk veel zware metalen en oliën en zouden deze sloot vervuilen. Door het regelmatig begreppelen van de weg kan het regenwater, indien er geen afzonderlijke afvoer aanwezig is, hier bezinken. Dit begreppelen moet om de twee a drie jaar herhaald worden omdat er aanzienlijke hoeveelheden zand en stof van de weg kunnen spoelen

Bij uitdiepingswerken aan de sloot is het van belang om indien mogelijk de uitdieping gefaseerd te doen. Hierdoor word niet het hele oeverbiotoop in een keer vernietigd en kan herkolonisatie van planten en insecten bespoedigd worden. Ook het maaibeheer aan de oever dient moet gefaseerd gebeuren en is zeker geen jaarlijkse noodzaak.

Maaihoogte

Klassiek wordt een maaihoogte van 10 cm aanbevolen. Lagere machineafstellingen beschadigen de bodem te veel en leiden vaak tot ongewenste uitbreiding van Akkerdistel. In zeer schrale vegetaties ziet men ook wel eens het tegenovergestelde effect. Beschadiging van de bodem kan daar leiden tot heel interessante pioniersvegetaties (te vergelijken met plaggen van heide terreinen).

De ervaring wijst uit dat zelfs met een goede hoogte instelling van de machine het resultaat sterk afhangt van de ervaring van de chauffeur, van de bermhelling, van de vegetatie, de weersomstandigheden en vooral de snelheid waarmee gereden wordt.

Welke techniek?

Klepelmaaier

Een klepelmaaier met verkleinrotor en opzuigarm, is momenteel het meest gebruikte maaitoestel. Het grote voordeel is dat het maaisel meteen ook afgevoerd wordt. De machine is ook robuust en weinig gevoelig voor beschadiging door bijvoorbeeld stenen. Nadeel van een klepelmaaier is dat het maaisel bij regenweer slecht afgevoerd wordt. De vegetatie wordt afgeslagen in plaats van afgesneden. Hierdoor ontstaan rafelige maairanden waardoor planten beschadigd kunnen worden en moeilijker kunnen regenereren. Bij te laag maaien bestaat eveneens het risico van verstoring van de bodem.

Cirkelmaaier

Een cirkelmaaier snijdt het gras af. Hierdoor wordt er minder schade aan de kruiden aangericht. Het maaisel blijft ook op lengte waardoor het met een opraaptoestel beter af te voeren is. Hoe beter de afvoer van het maaisel hoe groter het verschralend effect van het beheer. Maaisel met een grovere structuur is tevens beter composteerbaar dan het fijngeslagen maaisel van een klepelmaaier. Nadeel van de cirkelmaaier is dat er twee handelingen nodig zijn (maaien en afzonderlijk afvoeren) en dat het toestel gevoeliger is voor beschadiging wanneer bij het maaien bijvoorbeeld een steen zou worden geraakt.

Begrazing 

Schapen kunnen op alle terreinen makkelijk uit de voeten. ‘Ze maken bovendien geen lawaai, gebruiken geen brandstof én grazen op een milieuvriendelijke manier: dieren die in het gras langs de oever leven, worden niet mee vermalen en de schapen zorgen bovendien voor de verspreiding van plantenzaden.’ Ook zwerfvuil wordt niet meegemalen. De herder kan het verzamelen in door de wegbeheerder ter beschikking gestelde zakken.

Problemen met handhaving

Natuurpunt krijgt jaar na jaar meldingen over het niet naleven van het bermbesluit. Het aantal klachten zit zelfs in de lift. Hierna een overzicht van enkele mailmeldingen uit het voorjaar van 2010.

  • Ninove, begin mei 2010: ‘Alle gewestwegen op Ninoofs grondgebied (en vermoedelijk ook elders) zijn voor het weekend al lineair gemaaid geweest. Anderhalve maand voor de wettelijke datum! Van mogelijke hinder voor het verkeer of verkeersonveilige situaties door de begroeiing is eigenlijk nergens sprake; het gras stond amper 10 centimeter hoog, ik kan me geen situatie inbeelden waar dit tot onveiligheid zou kunnen leiden. Bovendien zijn niet enkel de in latere fase mogelijk verkeersonveilige plekken gemaaid, maar is dit gewoonweg lineair overal gebeurd.

  • Zichem, eind mei 2010: ‘afgelopen week werden hier in Zichem ALLE wegbermen VOLLEDIG gemaaid. Lijkt mij grondig in overtreding met het bermenbesluit. Tenzij hierop uitzonderingen toegestaan zijn (ik ken die van "veiligheid", maar dat enkel plaatselijk en een smalle strook).’

  • Regio tussen Gent en Antwerpen, begin juni: “Zo ook gisteren nog aan de Lieve in Waarschoot, Zomergem en Lovendegem.  Het was daar het voertuig QEL352. Terugkerend van Gent reed ik via de Dendermondesteenweg/Heirweg/Dendermondesteenweg van Destelbergen naar Kalken.  In Destelbergen waren ze ook bermen aan 't maaien en in Kalken ook.  Dat is de oude provinciebaan.  Een collega vertelde dat ook in Sint-Niklaas en Waasmunster alle bermen zijn gedaan.”

  • Middelkerke, half juni 2010: "Bermen worden te vroeg gemaaid, maaisel blijft liggen, tweede en volgende maaibeurten zijn te vroeg, maaisel blijft weer liggen, enz.

    Pogingen om via de Milieuraad het bermdecreet toe te doen passen mislukken. Bij aankoop van versleten maaimachines worden steevast klepelmaaiers gekocht zonder vooruitzichten op toepassing bermdecreet. Door de milieudienst voorziene budgetten op de begroting worden tgv de budgetbesprekingen weer geschrapt. De milieuschepen erkent het probleem maar is niet bij machte de overheersing van de landbouwmentaliteit (met hun schepen) te doorbreken.

    Ook dit voorjaar weer werden zonder onderscheid de bermen gemaaid vanaf eind mei."

Veiligheid als verantwoording?

Bij navraag blijkt dat de wegbeheerder veiligheid inroept als verantwoording. De omzendbrief zegt daarover ‘Dit betekent dat eventueel een vroeger maaltijdstip kan gekozen worden indien de verkeersveiligheid in het gedrang zou komen.’

In de praktijk wordt die bepaling zeer ruim geïnterpreteerd. Vroege maaibeurten worden geenszins beperkt tot bochten en langs verkeersborden.