Afbeelding
Grote stern
Rik Kruit/Saxifraga

2024: Een topjaar voor sterns in Zeebrugge

19 sep 2024
Categorieën
Natuurbericht

In 2022 kwamen voor het eerst in lange tijd weer grote sterns tot broeden in ons land. Dit succes werd echter meteen gefnuikt omdat het H5N1-virus, ofwel hoog-pathogene vogelgriep, stevig huishield in de kersverse kolonie. Het veroorzaakte een ongekende sterfte onder de volwassen vogels. Desondanks nam het aantal broedparen in 2023 sterk toe. Maar alweer zorgde vogelgriep voor een domper. Dit keer waren het niet zozeer de volwassen vogels, maar vooral kuikens die massaal  stierven. En ook visdief deelde dit keer stevig in de klappen. Bij deze soort werden zowel de volwassen vogels als kuikens getroffen door het virus. In 2024 kunnen we eindelijk spreken van een over de hele lijn geslaagd jaar. Het aantal broedparen van grote stern was nog nooit zo hoog, de kuikens groeiden als kool, het broedsucces van grote stern en visdief was uitstekend en er was geen spoor van vogelgriep.   

Sterns in de haven van Zeebrugge

Halverwege de jaren 1980 werd  de voorhaven van Zeebrugge aangelegd. De opgespoten vlaktes bleken al snel uiterst geschikt voor broedende sterns. De voedselsituatie was er blijkbaar uitstekend, er was rust en de sterns hadden weinig te duchten van landroofdieren. Drie soorten sterns (dwergstern, visdief en grote stern)  wisten de voorhaven al snel te vinden. Vanaf de eerste vestiging in 1985 bleef het aantal broedparen stijgen tot meer dan 7000 paar in 2004 (Figuur 1), weliswaar op telkens wisselende terreinen in de voorhaven. Vanaf 2004 verhuisden de meeste sterns naar het Sternenschiereiland dat speciaal voor hen werd aangelegd. Als gevolg van een steeds grotere druk door landroofdieren gingen de aantallen daarna helaas snel achteruit. De aanwezigheid van ratten, nertsen, katten en uiteindelijk vossen leidde ertoe dat er in 2016 geen enkele stern meer broedde in Zeebrugge. Toen er vervolgens rigoureuze maatregelen werden genomen om landroofdieren te weren, namen de aantallen geleidelijk aan weer toe. Eerst kwamen de visdieven terug en in 2022 dus ook de grote sterns. Dwergstern was moeilijker te beschermen, omdat deze meestal vlak bij de hoogwaterlijn broeden. Daar is het onmogelijk om een elektrische afwering te plaatsen ter bescherming. Het aantal broedparen van deze laatste soort bleef na 2016 daarom beperkt tot maximaal 23 paar. 

Afbeelding
Ontwikkeling sternenpopulatie Zeebrugge
INBO
De evolutie van de drie sternensoorten in de voorhaven van Zeebrugge in de periode 1985-2024.

Het topjaar 2024

Dit jaar streken er maar liefst 5037 paar grote sterns neer in Zeebrugge. Meteen goed voor het hoogste aantal ooit in België, de grootste kolonie van Europa en bijna 8% van de toenmalige totale noordwest-Europese populatie (de populatie is door vogelgriep namelijk flink achteruitgegaan). Grote sterns staan bekend om hun nomadische gedrag en uit ringaflezingen blijkt dat deze vogels vooral afkomstig waren uit België en Nederland, maar ook uit het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Duitsland en Denemarken. De grote sterns zaten allemaal binnen de beperkte oppervlakte van de vossenvrije exclosures   (uitgerasterde delen) in het midden van het schiereiland. In eerste instantie paste dat nog wel, maar toen de kuikens wat groter werden en gingen rondlopen werd dat wel wat krap. Uiteindelijk vlogen behoorlijk wat jongen uit en wordt het broedsucces als heel goed ingeschat.
In die exclosures  zaten ook nog 839 paar visdieven en 61 paar kokmeeuwen. In tegenstelling tot grote stern zijn deze soorten sterk achteruitgegaan na de enorme sterfte door vogelgriep in 2023. Het zijn minder dynamische soorten en herstel van deze populaties wordt niet zozeer bepaald door immigratie uit andere gebieden, maar veel meer door aanwas met eigen nakomelingen. Een goed broedsucces is dus cruciaal voor de toekomst van deze soorten. Voor visdief werd dat nauwkeurig gemeten. Het  gemiddelde broedsucces bedroeg 1,8 vliegvlugge kuikens per paar, wat  heel hoog is voor deze soort én voldoende om de populatie in de toekomst te laten groeien. Dat gaat echter nog wel even duren, de jonge vogels blijven namelijk een jaar of twee in de overwinteringsgebieden in Afrika vooraleer ze voor het eerst gaan broeden.
Vogelgriep leek in 2024 opeens ver weg en er zijn helemaal geen aanwijzingen gevonden dat er vogels besmet waren. Een enorme opluchting voor de natuurbeschermers en de onderzoekers, maar vooral voor deze kwetsbare vogelsoorten na twee zware jaren.
 

Afbeelding
Grote sternen in broedkolonie
Luc Hoogenstein/Saxifraga
Grote sternen in broedkolonie

Ontwikkelingen elders in de kustregio

Zeebrugge is de enige plek in Vlaanderen waar grote sterns broeden en het duurzaam behoud van deze site is dus heel belangrijk voor deze soort. Visdieven broeden wel op meerdere plaatsen langs de kust. In het voorbije decennium broedden er maximaal 855 paar op de broedeilanden in de Spuikom van Oostende en maximaal 366 paar op de eilanden in het Zwin. Daarnaast broedt een beperkt aantal (meestal minder dan 15 paar) in de SBZ-V Poldercomplex   (de Oostkustpolders die Europees beschermd zijn). Na een dieptepunt in 2014 was de soort in Vlaanderen aan een gestaag herstel bezig, helaas is de populatie in 2024 zowat gehalveerd ten opzichte van 2022. Niet alleen in Zeebrugge deden de visdieven het qua aantal broedparen niet goed, ook op de Spuikom in Oostende (292 paar in 2024) en in het Zwin (30 paar) bleven de aantallen sterk achter.  

Duurzaam beheer

Samen met de Haven van Antwerpen-Brugge (POAB), het Departement Mobiliteit en Openbare Werken en het Agentschap Natuur- en Bos (ANB) doet het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO) blijvende inspanning om het duurzaam voortbestaan van de sternenkolonies in de haven van Zeebrugge te verzekeren. Uitbreiding van het huidige broedgebied en optimalisering van de habitat wordt op korte termijn gerealiseerd. Ook in de Spuikom van Oostende zullen binnenkort bijkomende maatregelen worden genomen om het de sterns weer meer naar hun zin te maken.  
 
Tekst: Eric Stienen (INBO), Wouter Courtens (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) en Hans Matheve (Universiteit Gent)