35 jaar watervogeltellingen Walenhoek, een overzicht van de belangrijkste vaststellingen en trends
35 jaar watervogeltellingen Walenhoek, een overzicht van de belangrijkste vaststellingen en trends
Sinds de winter van 1979-’80 worden in Vlaanderen de watervogels systematisch geteld. Dit kadert in een langlopend project van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Hiermee wil men inzicht verkrijgen in de aantallen, de verspreiding en de trends van de vogels die tijdens de winter of tijdens de trekperiode in onze wetlands verblijven. Het project draagt ook bij tot het internationaal monitoringproject "International Waterbird Census". Deze internationale telling wordt gecoördineerd door Wetlands International en vormt een belangrijke basis voor de bescherming van waterrijke gebieden onder de Ramsar-Conventie en de Europese Vogelrichtlijn. Elke winter worden in de periode van oktober tot maart zes tellingen georganiseerd, telkens in het middelste weekend van de maand. Dit gebeurt door ongeveer 400 vrijwillige medewerkers die tellen in zoveel mogelijk gebieden in Vlaanderen die van belang zijn voor watervogels.
Ook in Walenhoek zijn door Frank Van der Velde gedurende deze periode de watervogels geteld. Sinds de winter van 1985-1986 werden zij, met uitzondering van enkele winters (1987-1988, 2006-2007, 2007-2008 en 2008-2009), ook ingevoerd in de watervogeldatabank van het INBO.
Op basis van de gegevens uit deze databank kunnen we proberen een analyse op lange termijn te maken van de aantallen en trends van de watervogels die in de winter Walenhoek bezoeken.
De grafieken in dit artikel zijn louter informatief en geven enkel een evolutie zonder zich uit te spreken over een mogelijke oorzaak of verklaring.
In een eerste grafiek worden de totalen per winter weergegeven. De blauw gestippelde lijn geeft de tendens weer (polynomiale trendlijn) zodat beter zichtbaar wordt hoe de aantallen evolueren. We zien een licht stijgende trend van het aantal overwinterende watervogels, hoewel er de laatste 3 winters wel een lichte terugval waar te nemen is.
De variatie in aantallen kunnen afhangen van een aantal factoren: weersomstandigheden, voedselaanbod, predatie en verstoring of recreatiedruk. Enkel over de weersomstandigheden hebben we gegevens waarmee we kunnen vergelijken. Wanneer de temperaturen voor langere tijd onder nul gaan, vriezen de vijvers dicht, waardoor de vogels en dan vooral diegene die sterk afhankelijk zijn van de aanwezigheid van open water een andere, ijsvrije plek moeten opzoeken. Om na te gaan of er een verband is tussen de aantallen en de strengheid van de winter, is het aantal ijsdagen (bron: KMI) aan de grafiek toegevoegd (rode lijn). Een ijsdag is een dag waarop het de hele dag blijft vriezen, wat meer impact heeft dan bv. een vorstdag die enkel aangeeft dat de temperatuur tot onder het vriespunt is geweest. Het aantal ijsdagen vormt een goede maat om de strengheid van de winter te bepalen.
Voor een aantal winters met vrij veel vorstdagen (b.v. 1986/87, 1995/96, 1996/97, 2009/10 en 2010/11) kunnen de lage aantallen gerelateerd zijn aan de strengheid van de winter. Maar aan de andere kant zijn er ook strenge winters geweest met hoge aantallen en minder strenge winters met lagere aantallen.
Het afwezig zijn van een duidelijk verband tussen de twee hangt samen met het feit dat er slechts tellingen gebeuren op 1 dag per maand en dat die niet noodzakelijk samenvalt met de koudste periode. Het is dus een momentopname. 2012 kende bv. 14 opeenvolgende ijsdagen en toch zijn er tijdens die winter nog vrij hoge aantallen overwinterende watervogels geteld.
De top 15 van de soorten op basis van hun totaal getelde aantallen tussen 1985 en 2020:
| Soort | Aantal |
1 | Kuifeend | 24068 |
2 | Meerkoet | 22158 |
3 | Wilde Eend | 3043 |
4 | Krakeend | 2646 |
5 | Tafeleend | 2383 |
6 | Fuut | 2100 |
7 | Aalscholver | 1409 |
8 | Waterhoen | 1383 |
9 | Blauwe Reiger | 391 |
10 | Slobeend | 319 |
11 | Knobbelzwaan | 208 |
12 | Soepeend | 122 |
13 | Dodaars | 104 |
14 | Bergeend | 39 |
15 | Wintertaling | 26 |
Ganzen en meeuwen werden hier niet vermeld omdat ze niet van het begin werden geteld.
Kuifeend, de talrijkste
Kuifeendjes zijn duikeenden, gemakkelijk te herkennen aan hun kuif en het zwart met witte verenkleed van de mannetjes. De vrouwtjes hebben een kleiner kuifje en zijn iets minder opvallend, bruin gekleurd. Sinds het midden van de jaren ’70 zijn deze vogels in onze contreien sterk in aantal toegenomen. Het reservaat “De Kuifeend” in Ekeren heeft trouwens zijn naam te danken aan het feit dat daar het 1e broedgeval van Kuifeend in België werd vastgesteld.
De Kuifeend is de watervogel die veruit het talrijkst aanwezig is in Walenhoek tijdens de wintermaanden. Blijkbaar bieden de diepere putten een ideale overwinteringsplek voor deze vogels. De grafiek toont het verloop van het aantal kuifeenden tijdens de telperiode. Het gaat om wintermaxima, dus het maximumaantal dat geteld werd over de 6 maanden. De rode lijn geeft de gemiddelde wintertemperatuur weer, maar ook hier is er slechts een beperkt (omgekeerd) verband tussen de aantallen dieren en de strengheid van de winter.
We zien wel een stijgende trend in de loop van de jaren, hoewel er de laatste 3 winters ogenschijnlijk opnieuw minder aanwezig blijken te zijn. Voor Kuifeend was de winter van 2015/16 in Walenhoek een echt topjaar, met 496 individuen die werden geteld in januari 2016. De hoogste aantallen worden ook bijna altijd in januari vastgesteld. Vermits de kuifeend de talrijkste overwinteraar is, is de trend van de aantallen zeer gelijkend aan en bepalend voor deze van de totale aantallen.
Tafeleend, een minder succesvol verhaal
Terwijl de Kuifeend over de laatste 35 jaar sterk in aantal is toegenomen, zien we het omgekeerde bij zijn naaste verwant, de Tafeleend. In de jaren ’80 was deze eend, samen met Kuifeend, een zeer talrijk aanwezige vogel in Walenhoek.
In de winter van 1985/86 werden er nog meer dan 180 geteld, terwijl er de laatste 20 jaar maar een fractie (tussen de 0 en 28 vogels) van overgebleven is.
Blijkbaar een trend die zich ook in de rest van Vlaanderen en spijtig genoeg zelfs in heel West-Europa voordoet. Men gaat er van uit dat de broedpopulaties in Oost-Europa in de problemen komen door de eutrofiëring van het water en de intensifiëring van de viskweek.
Fuut, symbool van Walenhoek
Door hun aanwezigheid op bijna alle grotere vijvers, zijn Futen al van in het begin het symbool van Walenhoek geworden. Aanvankelijk waren ze niet zo geliefd bij de lokale vissers en werden er regelmatig vernielde nesten gevonden, maar stilaan is er meer begrip gekomen voor deze mooie vogels en nu worden ze met rust gelaten.
Het maximum aantal dat werd geteld was 28 dieren in maart 1996.
De winterpopulaties zijn wel afgenomen in de loop der jaren. Mogelijk door een verminderde toevloed van de trekkende, noordelijke vogels. Elk jaar blijven er nu nog een 10 à 15 dieren overwinteren.
Meerkoet, de 2de meest talrijke
Naast Kuifeend zijn Meerkoeten met voorsprong de 2e meest talrijke aanwezige watervogels tijdens de tellingen. Zij zijn in elk geval wel de meest luidruchtige...
Meerkoeten zijn minder afhankelijk van open water dan een aantal andere watervogels en blijven vaak ook aanwezig als een deel van de vijvers is dichtgevroren. Hun aantallen nemen wel af in vergelijking met de jaren '90 toen er zeer veel meerkoeten kwamen overwinteren in Walenhoek en ze wél de meest talrijke soort waren. De Meerkoet is ook een zeer talrijke broedvogel in het gebied.
Aalscholver, een ander succesverhaal
Een van de soorten die een duidelijke toename kent is de Aalscholver. Ook in de rest van Vlaanderen is het succes van deze soort niet te ontkennen. Waar ze op het einde van vorige eeuw in Walenhoek nog slechts met enkele individuen aanwezig waren, stijgt dit aantal tot enkele tientallen de jaren erna. De bescherming van deze visetende soort en de verbeterde algemene waterkwaliteit van rivieren en van veel stilstaand water heeft van de Aalscholver van een zeer zeldzame tot één van de meer algemene soorten gemaakt. De toename van de soort is wel al enkele jaren gestagneerd.
Enkele soorten werden slechts tijdens een beperkt aantal winters aangetroffen. Soorten als Brilduiker, Waterral, Watersnip, Mandarijneend, Smient, Pijlstaart, Ringsnaveleend, Nonnetje, Grote Zilverreiger, Roerdomp, Krooneend en Toppereend waren eerder sporadisch aanwezig in Walenhoek tijdens de telmomenten.
In hoeverre de weersomstandigheden een rol spelen is op basis van enkel deze cijfers moeilijk uit te maken. Ook niet of de verbetering van de waterkwaliteit van b.v. Rupel en Schelde een rol speelt. Onder omstandigheden waarbij de vijvers bevroren waren, hadden de watervogels vroeger ook al wel een uitwijkmogelijkheid naar het ijsvrije water van het Kanaal. Daar is nu voor een aantal soorten ook Rupel en Schelde bijgekomen, maar uit de aantallen blijkt niet dat daardoor het aantal vogels op de putten van Walenhoek zou zijn afgenomen. Ook niet of de toename van de recreatie een negatieve invloed heeft.
In elk geval is deze tijdsreeks belangrijk voor de monitoring van de overwinterende watervogels in ons land en in de rest van Europa. Enkel op basis van goede cijfers kunnen immers gerichte beschermingsmaatregelen worden genomen.
Literatuur:
Vermeersch, G., et al. (2020). Broedvogels in Vlaanderen 2013-2018. Recente status en trends van in Vlaanderen broedende vogelsoorten. Mededelingen van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek 2020, Brussel
Tekst: Frank Van der Velde en Carine Wils
Lees meer nieuws over
Krijg de natuur in je mailbox
Natuurberichten, heet van de naald. 3x per week