Voor de nachtvlinders was 2015 geen echte hoogvlieger. Veel algemene soorten waren er minder dan voorgaande jaren, en dat ondanks het redelijke weer. Maar de trekkende exemplaren brengen enig soelaas. Voor een resem zuiderse gasten is 2015 zelfs een absoluut topjaar.
Trekvlinderinvasies zijn klassiek een zomers fenomeen, maar dit jaar begon het al erg vroeg. Zo werden de eerste Vlekdaguilen al half mei genoteerd. Sowieso is een waarneming van een Vlekdaguil interessant: in 2013 en 2014 liet de soort zich al helemaal niet opmerken in ons land. Dit jaar ontvingen we 169 waarnemingen na het wegfilteren van dubbeltellingen.
De nauw verwante Katoendaguil werd pas vanaf begin juli opgemerkt, maar kende met 83 waarnemingen ook een absoluut topjaar. Dat geldt nog meer voor de Florida-uil, die dit jaar op 82 locaties gemeld werd, goed voor bijna 200 waarnemingen. In de meeste jaren is deze soort totaal afwezig. De eerste exemplaren die ooit in Nederland werden gezien, bleken ingevoerd vanuit Florida. Het is een nochtans van oorsprong Aziatische soort, die in grote delen van de wereld is ingeburgerd. Zo ook in Zuid-Europa: de honderden exemplaren die dit jaar in de Lage landen gezien werden, zijn ongetwijfeld migranten uit het Zuiden.
Nog meer zeldzame trekkers die dit jaar een topjaar hadden: Roodstreepspanner, Blauwvleugeluil, Kadeni-stofuil en Windepijlstaart (al is er bij die laatste soort ook sprake van lokale voortplanting). Van de meeste trekvlinders zijn de ‘invasies’ zowat achter de rug. Voor de Kadeni-stofuil, die nog maar voor het eerst in België werd waargenomen in 2006, is ze nog volop aan de gang.
Bovendien werden enkele primeurs genoteerd: op 30 augustus werd het eerste Bleek purperuiltje voor België gefotografeerd in Autelbas (Luxemburg), het tweede en het derde Prachtpurperuiltje voor ons land werden genoteerd in Laakdal (3 augustus) en Oud-Turnhout (25 augustus) en de eerste Ni-uilen voor Vlaanderen verschenen eveneens in augustus (6 exemplaren verspreid over drie provincies). Het laatste wapenfeit gebeurde in de vorm van een waarneming van Witlijnprachtuil, een mediterrane soort die maar zeer zelden in West-Europa wordt gezien. Op 9 september werd er ééntje opgemerkt in de Voorhaven van Zeebrugge. Of die soort hier helemaal op eigen kracht geraakt is, dan wel meegelift met een boot, is onduidelijk.
Nog een winnaar dit jaar: de Kolibrievlinder (foto: Dirk Roelants).
Tenslotte valt op dat het niet voor alle trekvlinders een topjaar was. De meest algemene en bekendste trekkende nachtvlinder is de Gamma-uil. Die soort kan ‘en masse’ vanuit Zuid-Europa arriveren, maar de aantallen verschillen sterk van jaar tot jaar. 2010 en 2013 waren topjaren, maar sindsdien bleven grote invasies uit. Anders verging het de dagactieve Kolibrievlinder. Net als de Gamma-uil arriveert die jaarlijks in wisselende aantallen vanuit het Zuiden. In een gemiddeld jaar wordt de soort (sinds 2009) in circa 300 kilometerhokken waargenomen. Dit jaar bedroeg dat aantal hokken 642. Opnieuw een absoluut record dus. Het is niet eenduidig te verklaren waarom de ene trekvlinder het veel beter doet dan de andere. Gamma-uilen komen uit Zuid-Europa en Noord-Afrika. Mogelijk waren de voortplantingsomstandigheden in Noord-Afrika minder gunstig dan langs de noordzijde van de Middellandse Zee, waar de Kolibrievlinder zijn bolwerken heeft.
Tekst: Wim Veraghtert, Vlinderwerkgroep van Natuurpunt
Foto: Marc Herremans & Dirk Roelants
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief