Harkwespen zijn solitaire graafwespen die echte duinspecialisten zijn. Ze maken hun nesten in de grond. Begrazing is nefast voor hun nesten in open duingebieden, maar zonder begrazing groeien duinen dicht… Een paradox voor de bescherming van de harkwesp. Recent ecologisch onderzoek toonde aan dat schapenbegrazing een beduidend kleinere impact heeft op de nesten dan grote grazers.
Er is de jongste jaren veel terechte aandacht voor de algemene insectenachteruitgang, zowel in de mainstream media, als bij beheerders en wetenschappers. Insecten, en bij uitbreiding ongewervelden, zijn van cruciaal belang in ecosystemen: voor bestuiving, als stapelvoedsel, voor bodemkwaliteit, als pestcontrole… Ongewervelden hebben hierdoor wel al eens de titel ‘the little things that run the world’ gekregen (Edward O. Wison, 1987). Ondanks hun grote belang, lijkt het nog steeds moeilijk om insecten centraal te zetten in natuurbeheer.
De harkwesp in haar typische biotoop: mosduin in het Westhoekreservaat (foto: Femke Batsleer).
De harkwesp is een ideaal voorbeeld om de moeilijkheden te schetsen om insectensoorten in beheer te integreren. Harkwespen zijn solitaire graafwespen die echte duinspecialisten zijn: ze komen voor aan de kust, en vooral aan de westkust (De Panne tot Nieuwpoort). Op de zandgronden van de Kempen zijn ze veel zeldzamer, maar daar komen ze nog op enkele geïsoleerde plekken voor (de bekendste is Geel-Bel). Ze maken meestal nesten in clusters, maar maken de nesten wel individueel en doen aan broedzorg. Er wordt geschat dat een harkwesp vrouwtje zo’n vijf tot zes nesten, of evenveel nakomelingen, per jaar kan voortbrengen, wat zeer weinig is voor een insect.
De ideale nestplek is de overgang van open zand naar iets meer begroeiing met mos en grassen. In de kustduinen is dit het meeste aanwezig in mosduinen, een typisch pioniersstadium. Zo’n pioniersstadium kan enkel aanwezig blijven in het landschap als dynamiek in het duinsysteem aanwezig blijft: van nature is dit wind die zorgt voor het ontstaan van nieuwe duingordels en stuifdynamiek in het volledige duinenlandschap. Onze duinen zijn jammer genoeg heel versnipperd geraakt, met gebouwen en dijken die deze winddynamiek tegenhouden. Om de duinen open te houden werd al van in de jaren 1990 begrazing met grote grazers gebruikt (ezels, pony’s, runderen), wat goede resultaten opleverde voor het behoud van typische duinvegetaties. Die begrazing bleek echter allesbehalve een goede plaatsvervanger voor de winddynamiek voor de harkwesp: waar er begrazing is, of recreatie door mensen, zijn er heel wat minder nesten dan in onverstoorde mosduinen. Plekken met harkwespnesten laat je dus best niet begrazen, maar die zullen dan wel na een tijd helemaal toegroeien… Een paradox voor het beheer. Maar, hoe verzoen je de twee? Dynamiek behouden in ons huidig duinlandschap en tegelijkertijd de charismatische harkwesp beschermen (en bij uitbreiding andere gravende insecten)?
Op deze foto is de impact van jaarrond begrazing goed te zien: rechts van het hek wordt er begraasd, links niet. (foto: Femke Batsleer)
Nieuw onderzoek, een samenwerking tussen de UGent, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) en het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), maakte duidelijk dat de impact van schapenbegrazing een kleinere, maar nog steeds aanwezige, impact heeft op de nesten van de harkwesp. Schapenbegrazing zou dus wel eens een deel van de oplossing kunnen zijn. Rekening houdend met het gedrag van de harkwesp kan dit best als volgt in het duinbeheer worden geïntegreerd: geschikte stukken die dreigen toe te groeien worden begraasd met schapen, liefst niet in de zomermaanden wanneer de harkwesp actief is. Het omringende landschap moet echter ook in rekening gebracht worden: er worden best proactief open stukken gecreëerd (handmatig verwijderen van struweel in combinatie met begrazing) rondom een goede populatie die de harkwesp kan koloniseren voordat de locatie met een bronpopulatie wordt begraasd. Op landschapsschaal behoud je zo een mozaïek aan geschikte nestplaatsen die lange tijd onbegraasd kunnen blijven, stukken die proactief worden opengemaakt en een intensere begrazing op stukken die dreigen toe te groeien. Dit lijkt de beste manier om het openhouden van het duinlandschap te verzoenen met het behoud van de harkwesp en andere gravende insecten. Op grotere schaal is het herstel van een natuurlijke winddynamiek in een open duinlandschap uiteraard de beste optie omdat hierdoor automatisch geschikte nestplaatsen voor de harkwesp ontstaan. Er zijn enkele initiatieven, zoals ‘Red de Sahara van De Panne’ (Interreg V-project VEDETTE), die een eerste zet geven om die zandverstuiving weer enkele kansen te geven.
Je merkt het, een kant-en-klare oplossing bestaat er niet voor de bescherming van de harkwesp in het huidig duinlandschap. Het expliciet opnemen van insecten en andere ongewervelden in beheerplannen is vaak niet eenvoudig omwille van de enorme diversiteit (90% van alle beschreven diersoorten zijn ongewervelden), hun complexe levenscycli (met verschillende behoeften voor de verschillende levensstadia) en de uiteenlopende rollen die ze vervullen in het ecosysteem. Gedetailleerd ecologisch onderzoek over goede vertegenwoordigers van verschillende insectengroepen kan helpen om gevoeligheden en trade-offs in beheer beter te begrijpen om ook insecten centraal in natuurbeheer te plaatsen.
Een uitgebreid en meer gedetailleerd artikel over de balans tussen duinbeheer en de bescherming van de harkwesp, inclusief een beheervisie met enkele tips om met harkwesp rekening te houden in natuurbeheer, vind je terug in de laatste NatuurFocus. Het onderzoek naar de impact van schapenbegrazing is gepubliceerd in Insect Conservation and Diversity (in het Engels), waarvan de pdf gemakkelijk kan opgevraagd worden door een mailtje te sturen naar de eerste auteur.
Tekst: Femke Batsleer (Universiteit Gent) & Dirk Maes (INBO)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief