Afbeelding
Vuursalamander
Kees Marijnissen/Saxifraga

Bedreigde vuursalamander krijgt extra bescherming

23 jan 2025
Categorieën
Natuurbericht

De vuursalamander, een prioritaire soort voor het Vlaamse natuurbeleid, wordt ernstig bedreigd door een schimmelziekte die al zware sterfte heeft veroorzaakt in Nederland, Duitsland en Wallonië. Hoewel de Vlaamse populaties vooralsnog vrij zijn van besmetting, is bescherming van cruciaal belang. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) voerde in opdracht van het Agentschap Natuur en Bos onderzoek uit naar deze karakteristieke soort van oude bossen en stelde een beheervisie op.

Het INBO deed vangst-hervangstonderzoek in zestien populaties om de dichtheid aan salamanders te bepalen, de populatiesamenstelling en het voortplantingssucces te onderzoeken. De variatie is groot. Hoewel lokale dichtheden kunnen oplopen tot meer dan duizend adulte dieren per hectare, zijn andere Vlaamse populaties (zeer) klein. Ook uit ons genetisch onderzoek bracht grote verschillen aan het licht, met onder meer goede scores voor diversiteit en connectiviteit voor de populaties uit de oostelijke Vlaamse Ardennen enerzijds en een sterk geïsoleerde en genetisch verarmde populatie in het Montenakenbos anderzijds. In veertien populaties onderzochten we welke habitatkenmerken garant staan voor hoge dichtheden aan salamanders. Een lage hellingsgraad (in samenhang met beschikbaarheid van een traag afbrekende humuslaag), aanwezigheid van microreliëf en vooral de beschikbaarheid van geschikte voortplantingswateren treden hieruit naar voor. Meerjarig onderzoek van één populatie laat verder zien dat de individuele groei negatief beïnvloed wordt door droogte en bovengemiddelde temperaturen, wat de nood aan klimaatrobuust bosbeheer onderstreept. 

Beheer en behoud

Op basis van deze onderzoeksresultaten stelden we richtlijnen op voor de Vlaamse vuursalamanderpopulaties in een drieluik: een algemene beheerrichtlijn, site-specifieke richtlijnen en een translocatieplan. De vuursalamander komt in Vlaanderen voornamelijk voor in oude bossen die door historisch hooghoutbeheer worden gekenmerkt door gelijkjarige boombestanden. Ecologische beheer heeft veelal een ongelijkjarig gemengd loofbos met een rijke ondergroei als doel. Voor de vuursalamander is het van belang dat de bosomvorming geleidelijk gebeurt. Zo wordt het bosklimaat niet te sterk beïnvloed en blijven ‘coldspots’ behouden. Daarnaast is ook het behoud van een traag verterende strooisellaag waar de dieren zich makkelijk kunnen ingraven belangrijk. Het doorbreken van de dominantie van beuk kan dan ook ongewenste effecten hebben. Knelpunten voor het landhabitat zijn voornamelijk ingrijpende beheermaatregelen, verdroging, bosexploitatie en nutriënteninfluxen (stikstof en fosfor).
 

Afbeelding
Vuursalamander
Jeroen Speybroeck/INBO
Twee kleurvormen van de vuursalamander

Het belang van water

De grootste populaties van vuursalamanders treffen we in bossen met een groot aanbod aan geschikt voortplantingswater. Zonering in beheeringrepen kan het best vertrekken vanuit de waterhabitats en omliggende zones geschikt landhabitat, om deze te vrijwaren van omvormingsbeheer, bosexploitatie of andere ingrijpende beheermaatregelen. Kwaliteit en kwantiteit van waterhabitat is van prioritair belang voor het verkrijgen en beheren van gezonde vuursalamanderpopulaties. Momenteel is waterhabitat in de meeste populaties een limiterende factor. Bijkomende aanleg ervan is dan ook één van de belangrijkste beheeringrepen. Het aanleggen van bospoelen, plaatsen van stuwen op (bron)beken, hermeanderen/dekanaliseren van beken en het vernatten van bossen zijn geschikte ingrepen. Erosie en instroom van slib- en voedselrijk water kunnen gereduceerd worden door het aanleggen van omleidingsgrachten, het ontwikkelen van mantel-zoomvegetaties en het voorzien van bufferstroken aan de bosrand.

Aanpak voor het behoud van de vuursalamander

Op basis van scores voor populatiedensiteit, genetische diversiteit (gebaseerd op verschillende parameters) en habitatkwaliteit kenden we een prioritering toe aan de populaties. Vijfentwintig van de vijfenveertig populaties scoren slecht op minstens één van de drie criteria. Deze scores worden vertaald in richtlijnen per populatie.
Van het grootste belang voor het slagen van eventuele translocaties van vuursalamanders is dat de habitat in het doelgebied hoogkwalitatief is. Voor elk translocatietype kan gekozen worden voor een ex situ kweek of een in situ aanpak. Gezien Vlaanderen nog beschikt over voldoende gezonde bronpopulaties geniet een goedkopere in situ benadering (waarbij volwassen dieren worden verplaatst en vrijgelaten door middel van een ‘soft release’) de voorkeur.

Meer weten? Hier vind je het volledige rapport.
We danken iedereen die aan dit onderzoek heeft bijgedragen, waaronder de vele vrijwilligers van het meetnet vuursalamander.

Tekst: Jeroen Speybroeck, Karen Cox, Loïc Van Doorn, An Van Breusegem, Daan Van Eenaeme en Toon Van Daele (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek)