Na een decennialange achteruitgang zijn beekjuffers aan een gestage opmars bezig, tenminste in de oostelijke helft van Vlaanderen. Dit vooral onder impuls van een verbeterde waterkwaliteit en een meer ecologisch gericht waterloopbeheer. Zo ook aan de De Delfte Beek in het natuurgebied De Kluis-Blommerschot in de Antwerpse Voorkempen, waar bos- en weidebeekjuffers sinds minder dan 10 jaar weer in toenemende aantallen naast elkaar voorkomen. Dat blijkt uit tellingen door vrijwilligers van Natuurpunt Voorkempen.
Beekjuffers behoren tot de meest opvallende verschijningen onder de Vlaamse libellen. De mannetjes vallen op door de donkerblauwe tinten op de vleugels: volledig donkerblauw bij de bosbeekjuffer, deels doorschijnend en deels donkerblauw bij de weidebeekjuffer. Het zijn vrij veeleisende soorten die behoefte hebben aan zuiver en zuurstofrijk stromend water, en structuurrijke, meanderende beken met veel waterplanten verkiezen.
Het ging decennialang niet goed met de beekjuffers in Vlaanderen. Watervervuiling deed hen de das om, waardoor ze in heel wat regio’s zeer zeldzaam werden of zelfs geheel verdwenen. Beide beekjuffersoorten belandden dan ook op de Rode lijst die in 1996 werd opgemaakt. Dankzij alle inspanningen die geleverd werden om de waterkwaliteit in de Vlaamse waterlopen te verbeteren zijn deze beekjuweeltjes gelukkig weer aan een remonte bezig. De weidebeekjuffer is haar Rode lijst status intussen weer kwijtgespeeld. De meer kritische bosbeekjuffer staat nog steeds op de Rode lijst gecatalogeerd als ‘bedreigd’, maar is gelukkig ook duidelijk aan de beterhand.
In het natuurgebied De Kluis-Blommerschot te Zoersel (Antwerpen) wordt de evolutie op de voet gevolgd. Tot in de jaren 1960 was de door het gebied meanderende ‘De Delfte Beek’ rijk aan waterplanten en dierlijk leven. Vanaf de jaren 1970 verslechterde de waterkwaliteit drastisch. De erbarmelijke toestand hield aan tot eind jaren 1990, toen de beek nagenoeg visloos was. Na een vernieuwing van het waterzuiveringsstation ging het met de waterkwaliteit snel de goede kant uit.
De opvallende beekjuffers zijn goede indicatoren voor zuivere, structuurrijke beken en de terugkeer van de eerste weidebeekjuffers in het natuurgebied in 2004 was dan ook het eerste bewijs van de verbeterende waterkwaliteit. Enkele jaren later verschenen ook bosbeekjuffers terug op het toneel en dat was het signaal voor de lokale natuurstudiewerkgroep van Natuurpunt Voorkempen om de aantallen van beide soorten jaarlijks te gaan opvolgen. Sinds 2006 tellen vrijwilligers minimaal 3 keer per jaar het aantal aanwezige beekjuffers langs een vast traject (600m) naast de beek. Omwille van de herkenbaarheid worden enkel mannetjes geteld.
Bovenstaande grafiek geeft de evolutie weer van het maximum aantal getelde weide- en bosbeekjuffermannetjes per jaar. Hieruit blijkt dat al snel na de eerste vestiging een mooie populatie weidebeekjuffers werd opgebouwd. Van weidebeekjuffer is bekend dat ze goed zwerft: het was dan ook te verwachten dat ze de beek het snelst zou koloniseren. De bosbeekjuffer is iets minder mobiel én stelt bovendien wat hogere eisen aan haar biotoop. Haar opmars is dus recenter en verloopt meer geleidelijk, maar intussen evenaren de aantallen bosbeekjuffers die van de weidebeekjuffer.
De stijgende aantallen beekjuffers vertellen ons dus dat het de goede kant opgaat met de ecologische kwaliteit van de beek. Dit wordt tevens bevestigd door de zichtbare toename van het aantal waterplanten in de beek. Dit was noodzakelijk voor de terugkeer van de beekjuffers want ze zetten hun eitjes af op de ondergedoken delen van (drijvende) waterplanten. Dat in 2011 in het kader van het ‘Beekwatch’ project hier ook de zeldzame rivierdonderpad werd aangetroffen, illustreert eveneens de hoge waarde van het beektraject doorheen het natuurgebied.
De relatief snelle terugkeer van beide beekjuffers en van zeldzame vissoorten zoals rivierdonderpad werd mee mogelijk gemaakt door de hoge structuurkwaliteit van de beek die binnen het natuurgebied steeds behouden is gebleven. De beek kon hier immers steeds vrij meanderen en werd hier ook al enkele decennia nagenoeg niet meer mechanisch geruimd. Hierdoor kon een grote verscheidenheid aan microhabitats ontstaan die in rechtgetrokken en/of frequent geruimde waterlopen veelal ontbreken. De aanwezigheid van dood hout in de beek bepaalt in belangrijke mate mee de structuurkwaliteit van een waterloop en zorgt bv. voor afwisseling in het stromingsregime waarbij stroomversnellingen en watervalletjes de zuurstofrijkdom van het water bevorderen. Bovendien vormen uitgeholde oevers met blootgespoelde boomwortels en dood hout geschikte schuilplaatsen voor met name beekjufferlarven en tal van vissoorten.
Tekst: Guy Laurijssens, Natuurstudiewerkgroep Voorkempen & Wim Veraghtert, Natuurpunt Educatie
Foto's: Hans Wezenbeek & Dieder Plu.
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief