Aantal deelnemers: 8
Verslag van de werken
Voor de tweede maal dit jaar zakten we, pardon, stegen we naar het perceel 'De Jacht of de Grote Heiberg'. Niet dat dat zo'n grote berg is, maar toch hebben de moedige fietsers onder ons het geweten toen ze de Kleine Reedelle omhoog moesten. Het wereldkampioenschap gravelbike was net achter de rug. De steile holle wegen van de Koeheide zouden niet misplaatst geweest zijn op het parcours van deze wielerwedstrijd.
In dit perceel zijn 2 biotopen aanwezig: een grazige vegetatie met talrijke bloemende kruiden, waar nog geen werken zijn doorgegaan en een meer bossige vegetatie van voornamelijk oudere Zomereiken en enkele Boswilgen. Het is in dit deel dat vorige maand beheerd werd. Vandaag doen we hier verder met maaien van bramen, brandnetels, ruigtekruiden en hakken van jong opgeschoten struiken.
Tijdens de pauze trakteerde onze voorzitter Dominik voor zijn verjaardag met koffiekoeken (zie foto). Op de eik die op deze foto te zien is, zag ik 2 verschillende soorten paddenstoelen: de Eikenvuurzwam en de Blauwgrijze schorsmycena.
De eerste is een robuuste, knoestige houtzwam die parasiteert op oude eiken, die hiervan evenwel weinig hinder ondervinden. De tweede is een minuscuul zwammetje met fragiele steel en klokvormige hoed dat saprofytisch leeft op met mos begroeide diepe groeven in de schors van bomen. Zie voor uitleg van deze begrippen verslag december 2023.
Eén van de deelnemers bemerkte plots in de lage vegetatie enkele jonge Bosmuisjes, Eric probeerde er één te pakken te krijgen maar slaagde daar niet in.
Even later werd in een hogere boom wat verderop een Torenvalk bemerkt. Bij het 'afkuisen van onze schup' zagen we die over het terrein scheren met één van die Bosmuisjes in zijn klauwen. De Torenvalk is duidelijk meer bedreven in het vangen van muizen dan onze terreinbeheerder.
Een herfstig web vol spinnen
Terwijl de voorbije septembermaand nog volop oogstmaand was, niet alleen van cultuurfruit en groenten maar ook volop van inheemse bessen en noten, nadert in oktober stilaan de herfst.
Het begint met het licht, dat dag aan dag korter wordt, tot het weer donker is als je 's morgens opstaat en je 's avonds een lamp moet aansteken om te lezen. Ook het licht zelf verliest overdag aan intensiteit maar wint tegelijkertijd aan warmte. Het felle zomerlicht verandert naar een meer intieme gloed die steeds meer plaats moet ruimen voor herfstige nevels wat gepaard gaat met toegenomen stilte die het naderen van de winterse rust aankondigt.
Terwijl het licht verdwijnt, komt de koude terug. Dan pas beginnen de bladeren van de bomen te verkleuren, en vallen samen met de vruchten op de grond. Het is het ideale seizoen om een frisse boswandeling te maken waarbij kleuren van geel, rood en bruin overheersen. Zo'n herfstwandeling prikkelt alle zintuigen: je voelt de kille wind op je huid, de strooisellaag van de bosbodem ruikt volledig anders en verwijst enerzijds naar verval maar anderzijds naar een belofte van nieuw leven dat na de winter ontluikt, je hoort het gemiauw van de buizerd, nog voor je hem ziet en je ogen worden automatisch naar omlaag gericht op zoek naar de talrijke paddenstoelen die, zoals het spreekwoord zegt 'als paddenstoelen uit de grond schieten'. Ook kan je proeven van de talrijke hazelnoten en binnenkort zijn ook de rozenbottels rijp (cfr. verslag van september 2024).
Mijn zesde zintuig laat het evenwel zoals altijd afweten. De herfst is tegelijk ultieme schoonheid en melancholie. In al die pracht schuilt een zachte droefheid die ons aantrekt. Niet voor niets herdenken we onze geliefde overledenen in de herfst, waarbij we altijdgroene struiken op kerkhoven aanplanten als belofte aan het eeuwige leven.
Vrij overgenomen uit het boek: Vrijdagvogel van Wim Lefebre, uitgegeven onder auspiciën van de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud.
Herfsttijd is naast paddenstoelentijd ook spinnentijd. Niet dat er alleen in het najaar spinnen zijn, maar, als in het najaar de Kruisspinnen overal in de natuur hun web weven, is voor de meeste mensen de spinnentijd aangebroken. De spinnenwebben zijn in die periode alleszins gemakkelijker waar te nemen omdat ze vaak met dauwdruppels bedekt zijn en dan veel sneller opvallen, vooral in de opkomende zonnestralen.
Alle spinnen zijn diereneters. Daarom dat ze vooral in de zomer en herfst actief zijn. In die periode zijn de prooien, meestal insecten, het talrijkst. Sommige grote tropische spinnen durven wel grotere prooien aan zoals hagedissen, muizen, vleermuizen en kleine vogeltjes, maar in België is dat absoluut niet het geval.
Spinnen behoren tot de orde van de Geleedpotige dieren (Arthropoda) die gekenmerkt zijn door een tweezijdig symmetrisch lichaam dat geheel of gedeeltelijk gesegmenteerd is en bestaat uit een kop, een borststuk en een achterlijf, die met elkaar vergroeid kunnen zijn. Het lichaam is bedekt met een uitwendig hard chitineskelet. Dit chitinepantser dient ter bescherming, om het lichaam stevigheid te geven en te beschermen tegen uitdroging en als aanhechtingsplaats van spieren en pezen.
Wanneer dit exoskelet (uitwendig skelet) gevormd is, bestaat het uit hard en dood materiaal dat niet kan meegroeien met het organisme. Naarmate dit organisme groeit, wordt het uitwendig skelet dus te klein en moet het afgeworpen worden (vervellen). Onder het oude 'harnas' wordt een nieuw 'harnas' gevormd dat in het begin nog soepel en rekbaar is. Daarom kan dit nieuwe exoskelet zich nog korte tijd aanpassen aan het dier op het moment dat dat uit zijn oude, te krap geworden skelet kruipt. Terwijl het dier zich uitrekt en strekt, rekt het nieuwe exoskelet mee. Vervolgens wordt dat geleidelijk aan hard en stevig. Omdat de vorming van een nieuw uitwendig skelet veel energie en bouwstoffen vraagt, eten veel geleedpotigen hun afgeworpen exoskelet meteen op.
De dieren bezitten meerdelige poten waarvan de onderdelen met scharnierende gewrichten met elkaar verbonden zijn. 'Arthropoda' betekent letterlijk 'gewricht-poot'. De geleedpotige dieren worden onderverdeeld in de klassen der kreeftachtigen, insecten, duizend- en miljoenpoten en spinachtigen.
Spinachtigen (Arachnidae) groeperen echte spinnen, mijten, teken, hooiwagens en schorpioenen. Deze dieren hebben allemaal 4 paar poten (insecten hebben 3 paar poten). Echte spinnen hebben een lichaam dat uit 2 delen bestaat: het kopborststuk waarop de poten staan ingeplant en een groter achterlijf; dit laatste heeft geen chitineskelet.
Vooraan op het kopborststuk staan palpen of poottasters, zo genoemd omdat ze zeer goed op poten lijken, maar in werkelijkheid niet dienen voor de voortbeweging maar uitsluitend voor het betasten van hun prooi en, bij de mannetjesspin voor de voortplanting.
Spinnen hebben vrijwel allemaal 8 ogen! De stand en de grootte van die ogen geven een aanwijzing over de leefwijze van de spin, met name hoe ze aan hun prooi geraken. De ogen van alle spinnen zijn enkelvoudige ogen die ieder maar één lens hebben terwijl insecten facetogen hebben.
Op het achterlijf staan de ademhalingsopeningen, de geslachtsopening bij het wijfje en de spintepels waarmee zijdedraden gesponnen worden. De best bekende toepassing is om een web te bouwen waarmee ze prooien strikken, maar er zijn nog vele andere toepassingen zoals het maken van een nest om winterse omstandigheden of droogte door te komen, als beschermend verpakkingsmateriaal voor hun eitjes, om met de wind mee te drijven naar een verder gelegen plek of als veiligheidslijn bij de springspinnen. Cfr. infra.
Die spinnenzijde is, alhoewel ragfijn, toch uitzonderlijk sterk, zelfs sterker dan staal. Het is bijna zo sterk als de kunstvezel Kevlar waarmee kogelwerende vesten gemaakt worden. Spinnenzijde is bovendien elastisch en biologisch afbreekbaar zodat ingenieurs proberen om dit materiaal na te maken vanuit plantaardige eiwitten.
Spinnen zijn echte roofdieren die levende prooidieren vangen en deze met gif doden, maar ook soms eerst verlammen. We onderscheiden hierbij vangers en jagers:
- Vangers gebruiken een web om hun prooi te bemachtigen. Via trillingen van de draden in het web verneemt de spin de vangst van een prooi. Het gezichtsvermogen van deze spinnen is slechts zwak ontwikkeld.
- Jagers zijn spinnen die actief op zoek gaan naar hun prooi, zonder hierbij gebruik te maken van een web. Hun gezichtsvermogen is goed ontwikkeld. Ze hebben grote ogen.
Spinnen hebben gifklieren. Wanneer een spin bijt, komt er een beetje gif in de wond van de prooi. Dat gif dient om te verlammen, te doden en om een soort voorvertering op gang te brengen.
Nog een laatste woordje over de geslachtsverschillen bij spinnen vooraleer we enkele soorten in detail gaan bespreken. Vrijwel steeds zijn de volwassen vrouwtjes groter en minder slank dan de volwassen mannetjes. Bij een aantal soorten zijn de verschillen zelfs zo groot, dat beide seksen eerder twee aparte soorten lijken, zoals voorkomt bij de Wespspin, ook Tijgerspin genaamd.
De volgende Spinachtigen werden alle op de Koeheide waargenomen:
De Kruisspin
De Kruisspin is bij uitstek de meest iconische spinnensoort van de herfst en is bij iedereen goed gekend. Ze maakt een wielvormig web. Ze behoort tot de familie van de Wielwebspinnen.
Eerst wordt een onregelmatige veelhoek als kader gesponnen. De hoeken daarvan dienen als bevestigingspunten met de omgeving. In dit kader brengt de kruisspin een aantal straalsgewijze spaken (zoals een wiel spaken heeft). Dan legt ze een grote spiraal, wijd uit elkaar liggend. Alle vorige draden zijn niet kleverig, dus nutteloos voor het vangen van een prooi. Die draden gebruikt de spin om op te lopen.
Daarna begint ze een vangspiraal aan te leggen. Die wordt kleverig gemaakt door middel van een soort lijm die door een speciale klier wordt aangemaakt. Op een afstand van het midden eindigt de vangspiraal, want het midden is een soort vrije zone. Dikwijls verblijft de spin in dit middendeel, geduldig wachtend tot een prooi in het web terecht komt. Soms verblijft ze evenwel buiten het web in een kleine schuilplaats door enkele bladeren aan elkaar te spinnen.
Hogerop zegden we reeds dat Vangers zoals de Kruisspin slecht zien ondanks hun 8 ogen. Ze vertrouwt hoofdzakelijk op haar tastzin: er loopt een verwittigingsdraad van het midden van het web naar de schuilplaats. De minste trilling van het web voelt ze. Ze is zelfs in staat het onderscheid te maken of die trilling van de wind komt of van een prooi die in het web terecht komt. Als dit laatste het geval is snelt ze toe en begint ze onmiddellijk haar prooi onbeweeglijk te maken. Ze spint terstond een draad die ze op het slachtoffer gooit en draait met haar poten de prooi rond haar as zodat die als een mummie in zijden zwachtels ingepakt zit. Ze bijt haar prooi waarbij ze gif inspuit zodat die op zijn minst verlamd is als ze niet direct aan haar maaltijd begint. Als dit laatste wel het geval is geeft ze haar prooi de eigenlijke doodsteek. Het gif dat ze inspuit lost de weefsels op tot een brij die wordt opgezogen want ze heeft geen monddelen die geschikt zijn om te kauwen of stukken af te scheuren. Als de spin haar maaltijd beëindigd heeft blijft slechts een vormeloos hoopje chitine over dat ze weggooit.
Het is heel gewoon dat het web bij die confrontatie beschadigd geraakt. Toch herstelt ze het web niet, ze bouwt gewoon elke dag een nieuw web.
Een Kruisspin die zich bedreigd voelt, gooit zich aan een bungeedraad uit het web. In het strooisel speelt de spin voor dood. Zodra het gevaar geweken is, klimt de spin terug naar huis.
Marmertrilspin
Deze spin behoort tot de groep van de vangers. Trilspinnen maken een onregelmatig, rommelig web waarin ze ondersteboven hangen. Alle Trilspinnen zijn slanke dieren met zeer lange, dunne poten waardoor ze vaak verward worden met Hooiwagens. Maar deze laatste maken nooit een web en zijn lichamelijk ook anders (cfr. infra).
Bij de Trilspinnen zijn er nogal wat exoten die een duidelijke beweging versus inburgering maken. De Marmertrilspin is er daar één van.
Trilspinnen kunnen in warme streken buiten leven. In ons land is het daarvoor te koud. Bij ons komen ze dan ook vrijwel uitsluitend in gebouwen en serres voor. Hierbij hebben ze een voorkeur voor hoeken onder het plafond. Ik heb ze inderdaad aangetroffen in een hoek van het dakraam in onze slaapkamer!
De naam Trilspin komt van het feit dat deze spinnen bij verstoring het web waar ze inzitten laten trillen zodat alles wazig wordt om aldus belagers in de war te brengen. Ze wordt dan spinnijdig!
Bonte springspin
De Bonte springspin behoort tot de groep van de jagers. Ze maken dus geen web, maar gebruiken hun grote en goed ontwikkelde ogen om hun prooi van ver te spotten, dichterbij te sluipen en uiteindelijk te bespringen. Het visueel systeem van springspinnen is het hoogst ontwikkeld van alle soorten spinnen. Ze hebben 4 grote, naar voor gerichte ogen, waarvan de 2 middelste het grootst zijn. Die hebben een heel goede gezichtsscherpte. Met de buitenste ogen kunnen ze heel goed afstanden inschatten dankzij deels overlappende beeldhoeken.
Springspinnen hebben gespierde achterste poten en een soort hydraulisch systeem dat hen in staat stelt ver te springen, tot zelfs 50 keer hun eigen lichaamslengte.
Ze gebruiken wel een spinragdraad om zichzelf te zekeren voor ze een sprong wagen. Ze handelen hierbij zoals bergbeklimmers die zich beveiligen met een touw om niet in de diepte te vallen. De sprong is meestal goed berekend zodat de prooi weinig kans maakt. Het zijn veelal kleine, gedrongen spinnen met relatief korte poten.
Hun habitat wordt heel vaak gevonden op muren en hekken en ook op stenen en boomstammen.
Hun uitstekend zicht gebruiken ze niet alleen om prooien te lokaliseren maar het speelt ook een rol bij het versieren van een vrouwtje: zo hebben de mannetjes vaak opvallende kleuren en maken ze ritmische bewegingen tijdens de balts.
Grote Huisspin
In België zijn er 3 soorten Huisspinnen: de Grijze, de Gewone en de Grote. Deze laatste is de reus onder de inheemse spinnen. Ze heeft een lijf tot 2 cm en poten van 7 cm die bovendien zeer harig en donker zijn. Hierdoor lokken ze bij veel mensen een angstreactie uit als ze 's avonds bij het TV kijken geconfronteerd worden met deze spin die snel door de kamer rent. Dit verschijnsel wordt arachnofobie genoemd, hetgeen in feite een irrationele angst is omdat deze spinnen voor de mens geen enkel gevaar vormen.
Experimenten hebben aangetoond dat deze spinnen praktisch nooit mensen bijten en dat de beet geen vermeldenswaardig effect heeft. Ze zijn integendeel nuttig omdat ze in huis levende insecten en pissebedden opruimen.
Huisspinnen behoren tot de groep van de vangers. Het zijn zogenaamde Trechterspinnen: ze maken in garages, kelders en zolders een horizontaal hangend, rommelig web waaraan een trechtervormige schuilplaats verbonden is. Daarin brengt deze nachtactieve spin de meeste tijd door. Wanneer een prooi in dat web belandt, voelt de spin de trilling en loopt ze bliksemsnel naar de prooi en bijt waarbij ze tegelijk gif injecteert.
In tegenstelling tot de meeste inheemse spinnensoorten kunnen Huisspinnen meerdere jaren oud worden. Voor zo'n grote soort vraagt het langere tijd om volwassen te worden en door hun voorkeur voor gebouwen zijn ze beter beschut tegen de winterkoude.
Gewone Hooiwagen
Hooiwagens verschillen op meerdere punten van echte spinnen. Bij Hooiwagens zijn het kopborststuk en het achterlijf vergroeid tot een ovaal lichaam dat dus uit één enkel deel bestaat. Ze hebben geen gifklieren en hebben doorgaans slechts één paar ogen boven op hun kop. Hooiwagens zijn niet in staat om spinseldraden te maken.
Ze hebben lange, dunne pootjes waarmee ze hun omgeving aftasten. Indien een Hooiwagen wordt aangevallen, kan deze één of meerdere pootjes laten vallen. Die losse pootjes blijven nog enige tijd bewegen, waardoor een aanvaller afgeleid wordt, zodat de Hooiwagen meer kans heeft om weg te vluchten. Dit verschijnsel dat autotomie genoemd wordt heb ik al beschreven in het artikel over de Levendbarende hagedis daterend van april 2024.
Hooiwagens, die door de leek vaak voor spinnen worden aangezien zijn geen roofdieren, maar omnivoren. Ze eten zowel dood als levend plantaardig materiaal en ook aas en soms levende prooien. Hooiwagens komen enkel buitenshuis voor terwijl spinnen overal kunnen aangetroffen worden. Vindt men binnenshuis een 'Hooiwagenachtig dier' dan is dat een Trilspin.
Let's talk about sex
Wat had u gedacht? Waar het hart vol van is, loopt de mond van over.
We nemen als voorbeeld de liefdesperikelen van de Kruisspin:
Op het einde van de zomer heeft het mannetje de volwassenheid bereikt na een laatste vervelling. Hij is echter nog een heel stuk kleiner dan het wijfje. En nu is het ogenblik gekomen om voor het nageslacht te zorgen. Maar voor het mannetje is dat een hachelijke onderneming waar hij dikwijls het leven bij inschiet.
Wanneer hij een web met een vrouwtje gevonden heeft spint hij een klein netje van slechts enkele draden waarop hij zijn sperma afzet. Nu neemt hij dat op met zijn palpen en waagt zich op het web van het vrouwtje. Moest hij gewoon op dat web stappen zou het vrouwtje hem zeker beschouwen als een prooi en direct doden en oppeuzelen. Dus moet hij een andere tactiek toepassen: hij produceert speciale trillingen in het web die het vrouwtje verwittigen dat hij geen prooi is.
Dit lukt niet altijd, want als het vrouwtje zeer hongerig is, is het gevaar zeer groot dat ze hem toch verslindt. In ieder geval nadert het mannetje zeer voorzichtig (hoe zou je zelf zijn?), met aarzelende stapjes probeert hij haar achteraan te naderen. Lukt dat, dan brengt hij zijn met sperma gevulde palpen in de geslachtsopening van het vrouwtje.
Maar nu komt het meest gevaarlijke ogenblik: hij moet proberen te verdwijnen vooraleer het vrouwtje hem kan grijpen en als een mummie inpakken. Bij de Kruisspin zijn er weinig mannetjes die dat avontuur overleven. De Zwarte weduwe is overal!
In de dierenwereld gaat het er soms wel anders aan toe dan bij de mensen waar de mannetjes duidelijk de meer agressieve sexe zijn naar het andere geslacht toe.
Wanneer we in de herfst een dikke Kruisspin in haar web zien hangen is dat altijd een vrouwtje; de mannetjes leven dan al niet meer. Het vrouwtje probeert zoveel mogelijk te eten om energie op te doen om hun eitjes te leggen. Hun achterlijf wordt dikker naarmate er meer eitjes inzitten. Midden oktober deponeren ze een gele, met spindraad vervaardigde cocon met daarin de eitjes op een beschutte plaats, daarna sterven ook de vrouwtjes. In het voorjaar komen de jonge spinnetjes uit.
De mythe van Arachne
Arachne (Oudgrieks=spin) is een figuur uit de Griekse mythologie. Klik hier om het verhaal op YouTube te bekijken.
Arachne was een meisje uit de landstreek Lydië. Ze kon buitengewoon goed spinnen en weven. Haar werken waren fabelachtig van schoonheid en alle mensen bewonderden haar werken, ze kwamen zelfs kijken als ze aan het spinnen en weven was. Het leek erop dat ze les had gehad van Athene, de godin van de wijsheid en kunst, maar Arachne zelf ontkende dat.
Athene vermomde zich daarop als een oude vrouw en adviseerde Arachne om Athene om vergeving te smeken voor haar trotse woorden. Dit weigerde Arachne echter. Athene werd woedend door de brutaliteit en grootheidswaan van het meisje en daagde haar, nu in haar eigen gedaante, uit om het in een weefwedstrijd tegen haar op te nemen.
Arachne maakte een volmaakt mooi tapijt vol scènes met het vreemdgaan en de amoureuze activiteiten van de goden. Toen Athene het werk van Arachne zag werd ze zo boos dat ze het werkstuk van Arachne aan flarden trok. Ze sloeg daarnaast Arachne nog een aantal keren met een stok op het hoofd.
Arachne was zo geschokt dat ze zich verhing om aan de straf te ontkomen. Maar Athene wekte haar uit medelijden weer tot leven en veranderde haar in een spin, die altijd aan een draad zou bungelen, maar die ook altijd een kunstig web zou blijven weven.
Moraal van het verhaal: Vrouwen zijn meestal charmant, en dan moeten wij, mannen, ze minnen; maar zijn ze trots en pedant als Arachne, dan worden ze spinnen.
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief