Afbeelding
Beheer op de Helling in de Koeheide
Johan Van Meerbeek

Beheerdagen in tekst en beeld

9 nov 2024
Categorieën
Lokaal nieuws
Organisatie

Maandelijks verslag van de beheerdag door Johan Van Meerbeek, aangevuld met leuke weetjes over de soorten die we aantreffen.

Aantal deelnemers: 8

Verslag van de werken

Plaats van afspraak is de Kleine Heiberg of de Helling aan de Bertemse Heideweg. Het is reeds geruime tijd somber, vrij koud maar wel droog weer.

Er werd veel werk verzet met maaien van bramen en opgeschoten Sleedoorn, deels met de zeis en deels met de bosmaaier. Hierbij werd het gedeelte van de zuidwaarts gerichte talud weer helemaal vrijgesteld zodat het zonlicht terug tot aan de bodem kan. Er ontstaat stilaan een enorme hoop beheerafval.

Tijdens de pauze, met een natje en een droogje, bemerkte Eric een overvliegende specht die hij gemakkelijk aan de grootte en de zang herkende als de Grote bonte specht. Deze streek neer in de Zwarte populier vlakbij de plaats waar we stonden. Eric vroeg zich af of het een mannetje of een vrouwtje was. Eén van de deelnemers vond dit een weinig opportune vraag omdat deze specht niet te kennen had gegeven of Het mannelijk, vrouwelijk of non-binair was. Diegene die dit opmerkte was volgens mij wel degelijk vrouwelijk, of ik moet mij danig vergissen.

Ectomycorrhiza's

Op 11 oktober vertrok ik voor een wandeling naar het Eikenbos op zoek naar paddenstoelen.

Toen ik het kruispunt van de Bosstraat met de Vernagelstraat bereikte zag ik op een grazig talud 4 verschillende paddenstoelsoorten die alle in symbiose leven met berken. Het gaat om de Berkenridderzwam, de Gewone berkenboleet, de Vliegenzwam en de Groene knolamaniet. Op de top van de talud staan inderdaad enkele berken.

Afbeelding
Berkenridderzwam

Johan Van Meerbeek
Berkenridderzwam
Afbeelding
Berkenboleet

Johan Van Meerbeek
Berkenboleet

 

 

Het begrip symbiose heb ik al in het kort behandeld in mijn verslag van de werkdag van december 2023. Ik ga er hier meer uitgebreid op in.

Eerst nog eens de voedselopname van paddenstoelen bespreken:
paddenstoelen zijn net zoals dieren niet in staat om zich rechtstreeks met anorganische verbindingen te voeden omdat ze geen chlorofyl of bladgroen hebben zoals planten. Ze nemen wel minerale zouten op uit het substraat waarop ze groeien (bijvoorbeeld hout of aarde), maar produceren de energie die nodig is voor alle lichaamsfuncties niet zelf. Daarom zijn ze op energierijke stoffen uit hun omgeving aangewezen. We noemen ze heterotroof (anders-voedend).

Planten daarentegen die wel over chlorofyl beschikken noemen we autotroof (zelf-voedend): ze voeden zich uitsluitend met anorganische stoffen die ze met behulp van zonlicht kunnen omzetten naar energierijke suikers.

De paddenstoelen die zich voeden met afgestorven plantaardig materiaal noemen we saprofyten. Diegene die zich voeden met levend, al dan niet plantaardig materiaal noemen we parasieten. En diegene die in symbiose leven met planten noemen we symbionten.

Dat het hierbij niet gaat om 3 strikt van elkaar gescheiden groepen is al lang gekend: in een paddenstoelengids daterend uit 1987 lees ik dat sommige parasitaire paddenstoelen, nadat ze het afsterven van de boom waarop ze groeien veroorzaakt hebben, verder als saprofyt op de dode boom kunnen groeien. Een nieuw woord hiervoor is 'necrotrofische parasiet'. Onder meer de gekende en wijdverspreide Echte tonderzwam is hiervan een voorbeeld. Een parasiet heeft er inderdaad geen belang bij de dood van zijn gastheer, die hij zelf veroorzaakt heeft, niet te overleven. Hij verandert gewoon van strategie om zijn eigen leven te rekken.

Symbiose betekent in het Oud-Grieks 'samen leven'. Maar, zoals in elk huwelijk is het niet al peis en vree dat de klok slaat. Meestal verstaat men onder het begrip symbiose dat beide partners uit  deze samenlevingsvorm voordeel halen, wat in feite gedekt wordt door de term 'mutualisme'.

Hierna gaat het uitsluitend over deze laatste vorm van symbiose.
Algemeen geweten is dat wat wij in de volksmond paddenstoelen noemen in feite alleen de vruchtlichamen zijn van een veel uitgebreider organisme dat bestaat uit een geheel van zwamdraden of mycelium dat in het substraat verborgen zit en dat, als de omstandigheden gunstig zijn (juiste temperatuur, vochtgehalte, enz.) overgaat tot vorming van vruchtlichamen die enkel tot nut hebben het produceren van voortplantingscellen, de zogenaamde sporen.

Het mycelium van paddenstoelen die in symbiose met bomen leven (juister mutualisten genoemd) vormt zeer nauw contact met de haarwortels van deze bomen: ze vormen zogenaamde ectomycorrhiza's, wat oud-Grieks is voor uitwendig-zwam-wortel. De zwamdraden of hyfae vormen een mantel rondom de haarwortels van de bomen en daarin vindt de uitwisseling van stoffen tussen beide organismen plaats: de boom beschikt door het veel groter absorberend vermogen en het veel uitgebreider oppervlakte van het mycelium over meer water en de daarin opgeloste anorganische verbindingen (mineralen) dan hij zonder de ectomycorrhiza zou hebben.

In tijden van stress, zoals droogte, voedselschaarste, klimaatverandering, belaging door parasieten biedt dat voor de boom enorme voordelen. Maar ook de zwammen halen hun voordeel uit deze samenleving (niets voor niets of quid pro quo): ze halen de voor hen levensnoodzakelijke suikers – producten van de fotosynthese door hun gastheer- rechtstreeks uit de plantenwortels van hun waardplant.

De ectomycorrhizazwammen kunnen perfect zonder hun boomgastheer verder in de grond overleven en zich vegetatief voortplanten maar zijn zonder een boom als partner niet meer in staat te fructificeren (vrucht te zetten): wanneer het tijd is voor de vorming van vruchtlichamen tapt het mycelium de boomwortels aan en onttrekt hieruit de voor de vruchtvorming benodigde stoffen.

Naast ectomycorrhiza's zijn er ook endomycorrhiza's waarbij de zwamdraden in de haarwortels van de gastheer doordringen, bijvoorbeeld bij orchideeën en bij Struikhei, maar die vormen nooit vruchtlichamen of voor ons dus waarneembare 'paddenstoelen' en vallen dus buiten het bestek van dit artikel.

Wanneer een spore van een paddenstoel kiemt, om het even of het een symbiont, een saprofyt of een parasiet is zullen de zwamdraden of hyfae ongeveer in alle richtingen even snel groeien en zich dus radiair uitspreiden. Bij enkele saprofyten kan dit aanleiding geven tot het ontstaan van mooie heksenkringen. Gekende voorbeelden in bossen zijn de Nevelzwam en in weilanden de eetbare Weidechampignon en de eveneens eetbare Weidekringzwam. Deze weidepaddenstoelen zien we jammer genoeg minder en minder omdat vele weilanden met kunstmest behandeld worden wat nefast is voor beide soorten. Idealiter voor deze soorten is de aanwezigheid van paardenmest of koeienmest. De totale afwezigheid van deze weidepaddenstoelen dit jaar in de weiden van de Koeheide, in tegenstelling met eerdere jaren kan verklaard worden doordat fructificatie van beide soorten een droge, warme zomer vereist met een plotse regenval in de herfst. Dit was dit jaar enigszins anders met een kletsnatte, kille zomer.

Terug naar de 4 bij de berken aangetroffen ectomycorrhyza's. Hier is er dus sprake van 4 verschillende soorten mycelia in de bodem op een beperkte oppervlakte. Wanneer een mycelium van één soort dat van een andere soort tegenkomt treedt er groeistop op van beide soorten mycelia die zich dus niet gaan vermengen. Dit was aan de vruchtlichamen duidelijk te zien: de 4 soorten paddenstoelen stonden mooi apart in onderling gescheiden groepjes.

Wanneer er echter maar 1 soort mycelium in contact staat met een bepaalde boom kunnen er door gebrek aan concurrentie veel meer vruchtlichamen van die ene soort ontstaan dan hier het geval was.

De Berkenridderzwam en de Gewone berkenboleet vind je uitsluitend in de nabijheid van berken. De Vliegenzwam kan je zowel in naaldbos, vooral bij spar, als loofbos aantreffen, in dit laatste geval vooral bij berk, terwijl je de Groene knolamaniet bij allerlei loofbomen kan vinden, vooral bij eik.

Afbeelding
Groene Knolamaniet

Johan Van Meerbeek
Groene knolamaniet
Afbeelding
Vliegenzwam

Johan Van Meerbeek
Vliegenzwam

 

De Vliegenzwam

De benaming Vliegenzwam - Amanita muscaria komt van het vroegere gebruik van veehouders die stukjes van de hoedhuid van deze paddenstoel in melk dompelden waardoor vliegen in de stallen werden aangetrokken die stierven doordat ze het bestanddeel muscarine binnenkregen wat vliegendodend werkt. Musca is het Latijnse woord voor vlieg.

De toxiciteit van Vliegenzwammen voor de mens is fel overdreven. Fataal aflopende vergiftigingen zijn uiterst zeldzaam. Vliegenzwammen bevatten nog andere bestanddelen, zoals muscimol, wat een hallucinogene werking heeft. Vliegenzwammen werden in sommige inheemse culturen gebruikt voor rituele doeleinden. Naast hallucinaties geeft muscimol ook een gevoel van euforie en ontspanning. Bij sommige personen veroorzaakt het echter angst tot zelfs paniekaanvallen.

In vroegere tijden werden Vliegenzwammen door sjamanen in Siberië gebruikt om in een soort van trance te geraken met opwekken van waanvoorstellingen of visioenen. Evenwel waren er aan het nuttigen van deze paddenstoelen serieuze bijwerkingen: vooraleer het beoogde effect bereikt werd kreeg men eerst pijnlijke spierkrampen, buikkrampen en diarree. Men kwam er al gauw achter dat het drinken van urine van personen die de Vliegenzwam gegeten hadden dezelfde hallucinogene werking had zonder dat dit de kwalijke nevenwerkingen veroorzaakte.

De mannelijke sjamanen vonden Chinese vrijwilligers bij de vrouwen van hun stam die ze de Vliegenzwammen te eten gaven. Die vrouwen werden er ziek van. De sjamanen dronken de urine van deze vrouwen (santé!) en kregen visioenen zonder eerst krampen te krijgen omdat de krampverwekkende stoffen afgebroken waren door de lever van de vrouwen. 

Dat Vliegenzwammen hallucinaties kunnen veroorzaken hebben de heksen bij ons in de Middeleeuwen ondervonden. Deze kruidenvrouwen waren niet vies van te experimenteren met alle mogelijke substanties om het effect hiervan aan den lijve te ondervinden. Bij rampspoed zoals ten tijde van oorlogen en pest werden ze door hun tijdgenoten met alle zonden ter wereld beladen en aan tortuur of marteling onderworpen. Deze heksen waren tgv. inname van Vliegenzwammen er zelf van overtuigd dat ze konden vliegen op bezemstelen waardoor ze dat dus bekenden. Hen wachtte nadien de brandstapel.

Ik heb zelfs ergens gelezen dat de tonsuur (kaalscheren van de hoofdhuid) bij monniken gebruikt zou zijn om op deze plek de hoedhuid van Vliegenzwammen aan te brengen wat resulteerde in al dan niet mystieke visioenen. De hallucinogene stoffen zouden hierbij geabsorbeerd worden door de kale huid zonder de kwalijke nevenwerkingen te veroorzaken. Se non è vero è ben trovato.

Afbeelding
Vliegenzwam

Johan Van Meerbeek
Vliegenzwam

Tijd voor een vleugje poëzie over de Vliegenzwam:

Gracieuze schoonheid die te teer is
om ook maar met een vinger aan te raken
het rood met witte stippen oogt als
verse sneeuwvlokken op scharlaken.

Een barstende hoed in de late herfst
vliezen scheuren met maar één doel
sporen door de najaarswind gevangen
ontsnappen naar een nieuwe paddenstoel.

De Meriansborstel

De Meriansborstel of 'hoe een mooi eendje vervelt en verpopt naar een lelijke zwaan. (Cfr. sprookje van H.C. Andersen)

Op 16 oktober wandelde ik in het Bertembos en zag daar aan de rand van de grote dreef ongeveer thv. de watertoren in lage begroeiing een prachtige rups, dewelke Obsidentify identificeerde als de Meriansborstel wat een onopvallende nachtvlinder is.
Ik vroeg mij af wat een rups nog actief in volle herfst in een bos te zoeken had, dus verdiepte ik mij in de literatuur om een antwoord te vinden.

Deze rups is geelgroen met talrijke lange witte haren die op kleine wratjes staan ingeplant en met op de rugzijde op de middensegmenten 4 witte scheerkwasten of haarborstels, telkens gevolgd door een zwarte dwarsband. Op het achtereind staat een opvallende rode haarborstel die als een dolk uitsteekt.

De lange haren weerhouden veel vogels ervan om de rups aan te vallen. Hij heeft nog een tweede verdedigingsreflex tegen predatie: bij verontrusting kromt de rups zich zodat de zwarte insnijdingen tussen de segmenten zichtbaar worden wat een angstreactie bij predatoren veroorzaakt. Zie foto van gekromde rups met witte haarborstels en zwarte dwarsbanden.

Afbeelding
Meriansborstel rups

Johan Van Meerbeek
Meriansborstel rups
Afbeelding
Meriansborstel rups gekromd

Johan Van Meerbeek
Meriansborstel gekromde rups

De Meriansborstel is een algemeen voorkomende nachtvlinder maar wordt niet zo vaak gezien omdat de imago of volwassen vlinder een stuk minder opvallend is dan de rups: hij heeft een grauwgrijze kleur en houdt zich overdag schuil tegen een boomstam zodat hij perfect gecamoufleerd is tov. de boomschors. De vlinder leeft in bossen, parken en boomrijke tuinen.

Afbeelding
Meriansborstel imago

Johan Van Meerbeek
meriansborstel imago

De rupsen eten van bladeren van diverse boomsoorten, zoals Sleedoorn, Meidoorn, Berk en Zomereik. Hierbij leven ze hoog in de bomen zodat je ze in de zomer zelden te zien krijgt.

In de herfst is het voor de volgroeide rupsen echter tijd om naar beneden te kruipen op zoek naar een plek om te overwinteren. De imago is ondertussen gestorven.

Deze vlindersoort overwintert dus als pop. In mei komt de vlinder hieruit tevoorschijn.

De naam Meriansborstel is gegeven ter ere van de Duitse entomologe (insectenkenner) en kunstenares Maria Sybilla Merian (1647-1717) die van talrijke insecten mooie schilderijen maakte. De verfborstels van de kunstenares verwijzen naar de witte haarborstels op de rug van de rups.

Afbeelding
Schilderij Merian

Johan Van Meerbeek
Schilderij Maria Sybilla Merian

Volledige gedaanteverwisseling of metamorfose:

Afbeelding
Tabel gedaanteverwisselingen

Johan Van Meerbeek
Tabel gedaanteverwisselingen

In het vorige verslag van oktober 2024 vermeldde ik al dat alle Geleedpotigen een hard exoskelet van chitine bezitten dat ze op regelmatig tijdstip moeten afwerpen wanneer ze groeien.

Wanneer een insect pas uit het ei kruipt is er natuurlijk een enorm verschil in grootte tov. het volwassen stadium. Het juveniel dier dat vooral veel moet eten en dus moet groeien vooraleer het volwassen wordt staat dan ook voor talrijke vervellingsfases.
Er zijn insecten met een zogenaamde onvolledige metamorfose of gedaanteverwisseling, waartoe wantsen, libellen, kakkerlakken, sprinkhanen en krekels behoren. De juvenielen van dit type insecten worden nimfen genoemd. Kenmerkend voor nimfen is dat ze stapsgewijs bij elke vervelling meer en meer op het adulte dier gelijken en dit zonder een popstadium te bereiken.

Andere insecten ondergaan een volledige metamorfose:
Voorbeelden zijn kevers, vlinders, mieren, wespen en bijen.  Het juveniele dier wordt een larve genoemd. Bij vlinders heet de larve rups.

Kenmerkend voor larven is dat ze, vooraleer een adult of imago te worden door een popstadium moeten gaan. Bovendien gelijken de larven na elke vervelling vrijwel volledig op het vorige stadium, behalve het verschil in grootte. Een larve gelijkt in niets op de imago, het lijken wel volledig andere dieren.

De larve wordt een pop door de larvenhuid eerst af te stropen. Hierbij beweegt de larve heen en weer en schuurt beetje bij beetje de larvenhuid af tot de pophuid, die al aanwezig was onder de larvenhuid, tevoorschijn komt. De duur van dit proces is afhankelijk van de soort: bij lieveheersbeestjes neemt het slechts 5 tot 10 minuten in beslag, terwijl het bij sommige vlindersoorten meerdere dagen kan duren.

De rupsen van verschillende soorten nachtvlinders, waaronder de Meriansborstel bereiden de verpopping voor door te stoppen met eten en een goede schuilplaats uit te zoeken. Tijdens de verpopping zijn ze immers zeer kwetsbaar; het is dan ook van belang een rustig plekje uit te zoeken.

Dat verklaart waarom je in het najaar de rupsen van onder meer de Meriansborstel over een wandelpad ziet kruipen. Ze verpoppen in de strooisellaag onder meer onder bladeren.

In het popstadium gebeuren er verbazingwekkende zaken: het insect verandert volledig van vorm en levenswijze. Het dier ziet er volledig anders uit, eet ander voedsel, heeft andere vijanden en zoekt soms andere oorden op. Daartoe moeten de lichaamsstructuren eerst afgebroken worden en nadien terug opgebouwd. Er komen enzymen vrij die de larve volledig verteren. Uit deze eiwitrijke brij wordt een nieuwe levensvorm samengesteld.

In het geval van de Meriansborstel wordt eindelijk het lelijke eendje geboren.