Compenseer niet enkel bomen, maar alle open ruimte die verloren gaat

Als er bos wordt gekapt, moet dat worden gecompenseerd. Door iedereen. Maar moeten we dat principe niet uitbreiden naar alle open ruimte die verdwijnt onder steen en beton?
In De Standaard van 8 december 2015 werd gesteld dat de overheid - het Agentschap voor Natuur en Bos - en de terreinbeherende verenigingen zoals Natuurpunt niet zouden moeten compenseren bij het kappen van bomen, terwijl iedereen anders dat wel moet doen. Dat klopt niet.
Het bosdecreet voorziet een aantal uitzonderingen voor het compenseren bij het kappen van bomen, zoals plantages voor kerstbomen, fruitbomen, agroforestry, bomen jonger dan 22 jaar of bij het realiseren van Europese natuurdoelstellingen (IHD). Maar die uitzonderingen gelden voor iedereen, niet enkel voor ANB of Natuurpunt. Iedereen is gelijk voor de wet.
Maar waarom kappen natuurbeheerders bomen? Vaak gaat dat om aanplantingen van naaldbomen en populieren voor de commerciële productie van hout. Als Natuurpunt zulke plantages omvormt, doen we dat om er een afwisselend landschap te laten ontstaan, met waardevolle loofbossen, bloemrijke graslanden, open heide. We zorgen voor wandelpaden en maken die gebieden toegankelijk voor bezoekers en omwonenden. De ingreep is vaak drastisch, en de volle pracht van de herstelde natuur laat soms een paar jaar op zich wachten.
Het is een hemelsbreed verschil met bomen die worden gekapt voor parkings, verkavelingen of transportbedrijven. De natuur die daar verdwijnt, is verloren. Voorgoed.
Natuurpunt kapt bomen, maar plant er ook veel aan. Dat doen we onder meer via de campagne 'Bos voor Iedereen', waarvoor gezinnen en bedrijven sponsoren om grond en bomen te kopen. Met de actie zijn de afgelopen vijf jaar al 25 hectare nieuw bos aangeplant, dankzij meer dan 20.000 giften van gezinnen en bedrijven. Die bossen liggen dichtbij woonkernen, waar ze zowel voor de natuur als de buurtbewoners een groene oase vormen. Daarnaast hebben we voor zowat 60 hectare aan boscompensaties gezorgd en minsten 75 hectare andere bebossing. De afgelopen jaren hebben we zo in totaal voor minstens 160 hectare bos gezorgd, verdeeld over alle provincies.
Boscompensaties zijn een methode om het netto verlies aan bomen te beperken. Maar moeten we niet verder kijken? De afgelopen eeuw is Vlaanderen in sneltempo versteend: 27 procent van de totale oppervlakte is volgebouwd. Nieuwe parkings, verkavelingen, bijkomende wegen en shoppingcentra doen elke dag 6 hectare aan open ruimte sneuvelen. Weides, akkers, bossen, graslanden en heidegebieden die onze landschappen waardevol maken, staan onder druk.
We hebben open ruimte nodig. Niet alleen om voedsel te kweken, lucht te zuiveren, een aangename woonplaats te verzorgen of als leefruimte voor planten en dieren. Ook om ons te wapenen tegen de aanstormende klimaatverandering. Door de verstening wordt bij stormen het regenwater te snel afgevoerd, met overstromingen tot gevolg.
Amerikaanse bouwrechtenbeurs
De tijd is rijp voor een systeem van verplichte compensatie bij het verlies van open ruimte: de betonstop. Er mag zo weinig mogelijk – en op termijn zelfs geen – bijkomende ruimte worden aangesneden. Wordt er toch een nieuw stuk open ruimte gebetonneerd, dan moet dat gecompenseerd worden door bestaande, ongebruikte bebouwing of wegeninfrastructuur weer om te zetten in natuur of landbouw. Daarvoor zou een centraal compensatiefonds voor de open ruimte kunnen worden opgezet, naar analogie met het boscompensatiefonds.
In baksteenminnend Vlaanderen klinkt dat misschien nog als vloeken in de kerk, maar het is allang geen dagdromerij meer. In de Verenigde Staten bestaat het systeem van verhandelbare bouwrechten. Via een beurs worden bouwrechten aan- en verkocht. De overheid bepaalt waar bouwrechten geschrapt worden om open ruimte te vrijwaren en waar er meer gebouwd mag worden. Op die manier kan de overheid het platteland vrijwaren en woonkernen versterken.
De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (Vito) heeft de haalbaarheid van de betonstop al onderzocht. Zij hebben het ‘ruimteneutrale ontwikkeling’ genoemd. Hun conclusie? Het is mogelijk, en zeker wenselijk, om de totale bebouwde oppervlakte in Vlaanderen niet meer te laten toenemen tegen 2050.
Schrappen en dichter bouwen
Hoe krijgen we dat voor elkaar? Vooral het verdichten van wonen en werken zal het verschil maken. Bijkomende bouwgrond mag bijvoorbeeld niet meer aangeduid worden. En de ligging van de bestaande bouwgronden moet worden herzien. Veel van de vandaag aangeduide bouwgronden zijn slecht gelegen. Ongeveer 20 procent van de beschikbare oppervlakte bevindt zich in de steden. De overige oppervlakte vinden we terug in het buitengebied: 43 procent in de kernen en 31 procent in linten of verspreide bebouwing. Bovendien liggen heel wat potentiële bouwgronden in overstromingsgevoelig gebied of zelfs in zonevreemd bosgebied. Nochtans is er binnen de bestaande stads- en dorpskernen voldoende oppervlakte ter beschikking om de vraag aan bouwgrond op te vangen. De slecht gelegen bouwgronden moeten worden geschrapt en binnen de kernen moet er dichter worden gebouwd.
Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen is nu in volle opmaak. Het zal onze ruimtelijke ordening vastleggen voor de komende decennia. Het idee voor de betonstop was een prominent idee uit het groenboek, waarmee het proces startte. Willen we in Vlaanderen nog enige open ruimte overhouden, dan moet het ook de eindmeet halen, en verankerd worden in het definitieve plan.
Lees meer nieuws over
Krijg de natuur in je mailbox
Natuurberichten, heet van de naald. 3x per week