“Zetten we tijdens de Grote Vlindertelling het landkaartje weer op de kaart?”, kopte Natuurpunt in 2020. Sinds de hitte en droogte van 2018 deed die dagvlinder het bijzonder slecht. Door dat extreme weer waren veel brandnetels verdord en stierven bijgevolg tal van rupsen die hier in die periode van aan het eten waren. In 2020 konden we hem helaas niet terug op de kaart zetten. In 2021, 2022 en 2023 ook al niet… Vlinderliefhebbers vroegen zich af of het met het landkaartje nog wel goed zou komen. Ook 2024 startte maar erg matig voor deze vlinder, de hoogzomer was al iets beter. Maar eind augustus verschenen er plots landkaartjes, en zelfs in hoge aantallen.
Derde generatie
Het landkaartje is een soort met meerdere generaties per jaar. Dat betekent dat na de overwintering als pop, de vlinders die in april-mei tevoorschijn komen, eitjes leggen die zich tegen juli al tot nieuwe vlinders ontwikkeld hebben. Die zomer-exemplaren vormen de ‘tweede generatie’. Als de omstandigheden gunstig zijn, dan kan er in de nazomer een derde generatie ontstaan. De voorbije decennia zien we steeds vaker zo’n derde generatie verschijnen bij het landkaartje.Dit jaar is op dat vlak uitzonderlijk: er is niet alleen een derde generatie, maar ze is dit jaar ook veel talrijker dan de eerste en de tweede generatie. Ongetwijfeld heeft dat te maken met een optimaal voedselaanbod voor de rupsen: door de vele regenval waren brandnetels fors gegroeid met veel vers blad. Het massale verschijnen van landkaartjes eind augustus zorgde ervoor dat de soort nog sterk kon stijgen in de ranking van de Insectenzomer: van plaats 91 vorig jaar naar 19 dit jaar.
Het is nu afwachten of dat herstel zich doorzet en of deze late generatie er nog in slaagt om rupsen groot te laten worden die op tijd kunnen verpoppen zodat de vlinder ook in 2025 goed vertegenwoordigd zal zijn. Naast het landkaartje laat ook een andere netelvlinder een geslaagde nieuwe generatie zien: de dagpauwoog. Zo hebben we toch nog een nazomer mét vlinders… Deze positieve geluiden staan helaas in schril contrast met de lage aantallen van andere soorten. Boomblauwtje, icarusblauwtje, bruin blauwtje, koninginnenpage, kleine vuurvlinder, kaasjeskruiddikkopje en kleine parelmoervlinder hebben net een zeer slecht jaar achter de rug, naast tal van andere soorten. Er zijn dus veel meer verliezers dan winnaars.
En bij de nachtvlinders…
Ook op nachtvlindervlak was het, over het algemeen, een zeer zwak jaar. Maar ook daar zien we vanaf eind augustus één uitschieter in positieve zin: het stro-uiltje (Rivula sericealis). Deze kleine graslandvlinder is wijdverspreid in ons land en kan je zowel overdag als ’s nachts tegenkomen. Vanaf 25 augustus lopen de aantallen stro-uiltjes echter geweldig op. Liefhebbers die nachtvlinders vangen met behulp van lichtvallen in tuinen, meldden ongeziene aantallen stro-uiltjes. Zo werden er op één nacht meer dan 500 genoteerd in een tuin in Zichem en zelfs 760 in één val in Glabbeek. Wie overdag door een grasland wandelt, kan nu heel gemakkelijk het stro-uiltje zien rondfladderen. In de westelijke helft van het land lijken de aantallen weliswaar wat lager (lees: normaler) te zijn. Opnieuw contrasteren die recordaantallen sterk met de lage aantallen van andere nachtvlinders. Huismoeders, gewone grasuilen en vierkantvlekuilen lijken een zwak tot matig jaar te hebben. En zo is elk jaar weer anders, waarbij veel, maar niet alles, parallel loopt.
Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief