Een vroege start
Klassiek start het libellenjaar vanaf begin april met het verschijnen van de eerste soorten, zoals vuurjuffer, smaragdlibel en het actief worden van de bruine winterjuffer die als volwassen dier de winter doorkomt. En die start was dit jaar veelbelovend, omdat een aantal soorten erg vroeg verschenen. Bij twee vroege libellentochten in Brasschaat op 6 en 7 april kon libellenkenner Patrick Heivers reeds maanwaterjuffer, venwitsnuitlibel en noordse witsnuitlibel waarnemen. Al op 8 april werd de eerste bosbeekjuffer van het jaar in Zandhoven gezien. Op dezelfde dag werden variabele waterjuffers genoteerd in Pelt en Rupelmonde. Op 10 april verschenen de eerste tengere grasjuffer, de eerste glassnijder en de eerste watersnuffel. Op 14 april dook ook de eerste weidebeekjuffer al op. Zonder uitzondering zijn dit zeer vroege waarnemingen.
Een valse start?
Maar na die vroege start viel 2024 voor de voorjaarssoorten letterlijk in het water. De kou en de hoeveelheid neerslag veroorzaakten grote sterfte bij het uitsluipen, dit is de overgang van een aquatisch larvaal stadium naar een terrestrisch stadium als adult. En diegenen die het al haalden, overleefden de eerste dagen niet wegens het slechte weer en de onmogelijkheid om uit te harden en eten te vinden. Veel van de uitgeslopen dieren dit voorjaar waren dan ook een kort leven beschoren. Op de weinige zonnige momenten die er waren, waren de waargenomen aantallen bijzonder laag, dit zowel van de algemene als de zeldzame soorten.
Van de vuurjuffer, een algemene verschijning aan (tuin)vijvers van april tot juni, lagen de aantallen ongeveer de helft lager dan in een gemiddeld jaar.

Ook voor de zeldzame soorten bleven de aantallen bijzonder laag. Voor kwetsbare soorten zoals de maanwaterjuffer en de speerwaterjuffer kan zo’n slecht seizoen erg nefast zijn. Elk van deze soorten komt slechts nog in een paar vennen in de Kempen voor. Het lokaal verdwijnen van één van de populaties door een aantal opeenvolgende slechte jaren kan de doodsteek zijn.
Toch enkele bijzonderheden
Verrassend was de ontdekking van een populatie gevlekte glanslibellen in Tielt-Winge. Nadat de soort daar al gemeld was in 2021, werden dit jaar verschillende exemplaren waargenomen, waaronder een copula (parend koppeltje). Deze soort neemt de laatste 10 jaar niet alleen in Vlaanderen maar ook elders in West-Europa toe. Niettemin is de verspreiding van de gevlekte glanslibel in Vlaanderen beperkt tot de provincie Limburg en de oostelijke Antwerpse Kempen.
Op een locatie in de Kempen werd dan weer een oostelijke witsnuitlibel waargenomen. Deze zeldzame soort werd pas in 2016 voor het eerst in ons land gezien. Vorig jaar werd er ook al een mannetje oostelijke witsnuitlibel waargenomen in Ploegsteert, in het uiterste westen van Henegouwen nabij West-Vlaanderen. Ook in Nederland nam de soort de laatste jaren sterk toe, en populaties komen er al voor op een paar tientallen km van België. Dit wettigt de hoop op meer Belgische waarnemingen en misschien wel de eerste populatie. De waarneming van 2024 uit de Kempen komt dus niet geheel onverwacht.
Nog een zeldzaamheid is de gaffellibel, die in 2015 voor het eerst opdook aan de Dommel. Sindsdien werd de soort daar geregeld waargenomen, met nagenoeg jaarlijkse waarnemingen de laatste jaren. Ook in 2024 werd ze er gezien: voor het eerst kon er ook een vrouwtje worden gefotografeerd. Wie langs de Dommel in het Hageven wandelt of elders meent deze soort gezien te hebben, houdt best zijn fototoestel in de aanslag om zijn/haar waarneming te documenteren.

Aan de slag voor de Kempense heidelibel
In hetzelfde Hageven overleeft de laatste Belgische populatie van de Kempense heidelibel. Ook daar zagen we de laatste jaren de aantallen fors afnemen tijdens onze meetnettellingen. Daarom werden afgelopen winter gerichte beheermaatregelen genomen door Natuurpunt. In samenspraak met het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) werden er tijdens de tellingen deze zomer bijkomende beheermaatregelen gepland. Hopelijk kunnen we komende jaren weer een meer positieve trend optekenen voor dit zorgenkindje.
Monitoring van onze soorten is cruciaal om beschermingsmaatregelen te kunnen nemen en waardevolle data aan te leveren voor het beleid. Via de soortenmeetnetten houden Natuurpunt en INBO vinger aan de pols voor een selectie aan soorten. Ook het opvolgen van schijnbaar algemenere soorten zoals de bosbeekjuffer is van belang. Zo zien we de laatste jaren dat de uitbreiding van hun areaal onder invloed van verbetering van de waterkwaliteit stagneert en dat de aantallen in de bestaande populaties afnemen. De bosbeekjuffer prefereert heldere beken in een bosrijk landschap waarbij de watertemperatuur niet te hoog wordt zodat het zuurstofgehalte hoog blijft. Om deze soort op te volgen hoef je geen libellenkenner te zijn, iedereen kan hieraan meewerken. Laat zeker iets weten als je wilt meewerken aan het opvolgen van deze of andere libellensoorten, zeker voor Limburg zijn we op zoek naar heel wat vrijwilligers.
Europese Rode Lijst
In 2024 werd ook de nieuwe Europese Rode Lijst van de libellen gepubliceerd. Hiervoor werd gebruikgemaakt van de meest recente data en werd ook de trend berekend over de laatste 10 jaar. Hieruit blijkt dat 21% van de soorten bedreigd is, of de helft meer soorten in vergelijking met de Rode Lijst uit 2010. Bijkomend is 12% van de soorten beoordeeld als “bijna in gevaar”. Van de libellen die enkel en alleen in Europa voorkomen, de endemen, is zelfs 42% bedreigd en 21% bijna in gevaar.
Van de 29 bedreigde soorten komen er niet minder dan 14 voor in Vlaanderen. Het gaat onder meer om de zwarte heidelibel, de venglazenmaker, de venwitsnuitlibel en de speerwaterjuffer. Soorten die ook in Vlaanderen de laatste jaren sterk achteruit gaan. Bijna alle bedreigde soorten die in Vlaanderen voorkomen zijn typisch voor onze heide- en veengebieden.
Het hele rapport kan je hier lezen.
Toch nog een nazomerpiekje
Niet alleen de voorjaarssoorten vlogen in 2024 in lage aantallen, ook de aantallen van veel zomersoorten lagen bedroevend laag. Uit een analyse in het kader van de Insectenzomercampagne blijkt dat voor minder algemene soorten als metaalglanslibel en de bandheidelibel een daling met meer dan de helft in vergelijking met vorig jaar werd vastgesteld (op basis van het aantal kilometerhokken waaruit ze gemeld zijn). Het mooie nazomerweer vanaf half augustus zorgde ervoor dat sommige soorten die vooral in de nazomer vliegen, toch nog een redelijk goed jaar kenden. Soorten als de zuidelijke heidelibel, de zwervende heidelibel, de tengere grasjuffer en de blauwe glazenmaker werden in 2024 van beduidend meer locaties gemeld dan in de zomer van 2023. Ook voor de zwarte heidelibel, die de voorbije jaren steil bergaf lijkt te gaan, was 2024 een iets beter jaar. Afwachten wat 2025 brengt!
Heb je interesse in libellen? Kom naar de Libellenstudiedag in Mechelen op 22 februari 2025.
Tekst: Hannes Ledegen en Wim Veraghtert (Natuurpunt Studie), Geert De Knijf (INBO)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief