Er is recent heel wat te doen geweest rond een studie uit het Verenigd Koninkrijk die aangeeft dat voederen van vogels wel eens ongewenste neveneffecten zou kunnen hebben. Dit zorgde voor enige onrust bij de mensen die onze tuinvogels een warm hart toedragen. Zijn we met zijn allen fout bezig en kunnen we dan best maar per direct stoppen met het voederen van vogels? Of zal het zo’n vaart niet lopen?
Alarmerende studie: doet voeren van vogels meer kwaad dan goed?
Vogels voederen is in het Verenigd Koninkrijk uitermate populair. Ruwweg één gezin op twee voedert vogels in de tuin. Wat is precies het probleem volgens deze studie? De teneur is dat men in door het voederen van vogels een extra boost geven aan de aantallen kool- en pimpelmezen. Dit zijn dominante soorten die de wat schuwere en meer ondergeschikte mezensoorten als matkop en glanskop dan verdringen. Ook kleine bonte specht en bonte vliegenvanger zouden hier kunnen onder lijden. Bij conflicten rond voedsel en nestplaats moet matkop het onderspit delven tegen pimpelmees. Matkoppen hakken zelf hun nesthol uit in zacht hout. Dat vraagt veel tijd en energie. In 40 % van de gevallen palmden pimpelmezen deze nestplaatsen in. Door ons constante aanbod van pinda’s en zaden zouden we een toename van kool- en pimpelmezen in de hand werken en de hypothese is dat dit ten nadele zou kunnen gaan van bijvoorbeeld de matkop. Dit kunnen we uiteraard niet zomaar negeren. Zijn we wel echt goed bezig als we vogels voederen?
Kanttekeningen bij deze hypothese
Het is toch nodig om hier enkele kanttekeningen bij te plaatsen. Zo blijken in Nederland de aantalsfluctuaties van koolmezen samen te hangen met de hoeveelheid beukennootjes de winter ervoor. Als we door mezen te voederen hun aantallen effectief structureel de hoogte in zouden halen, zou die link met die productie van beukennootjes toch steeds minder duidelijk moeten zijn. Dat is niet zo.
Matkop (foto: Joachim Pintens)
Een in dat opzicht zeer interessant artikel is gepubliceerd in Natuur.oriolus. Dit documenteert de snelle afname van matkop in het Groot Schietveld in Brecht (Antwerpen). De aantallen namen daar af van 40-43 territoria in 2000 tot 11-15 in 2010-2011. Uit de gegevens blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat toegenomen nestplaatsconcurrentie met pimpelmezen de oorzaak is van deze achteruitgang. Van alle andere mogelijke verklaringen bleek klimaatverandering de meest plausibele. In dit artikel staat zelfs een leuke oude anekdote (1960) over een matkop die een nestholte uithakte in een vermolmd berkje, vervolgens kreeg een pimpelmees er een nest met 6 eieren, waarna de matkop op haar beurt het nest overbouwde en op 10 mei 1960 een 10-legsel vervolledigde. Bij een vergelijkbare studie in Engeland kon enkel de dalende grondwaterstand als oorzaak van afname weerhouden worden. Maar niets sluit uit dat we de mogelijkheid van een combinatie van oorzaken moeten open houden.
Dominante mezen?
Waar dit onderzoek weinig aandacht aan besteedt, is dat in andere studies is aangetoond dat het net vooral de zwakke individuen zijn die baat hebben bij wintervoedering. De individuen die onderaan de ladder staan komen het vaakst op bezoek. Het aantal volwassen mannetjes ligt opvallend laag, dat van jonge vrouwtjes dan weer hoog. Pas als de omstandigheden moeilijker worden (bv. winterinval) komen ook de meer dominante exemplaren op bezoek.
Impact van de mens op de omgeving
Uiteraard kan het kloppen dat aanbieden van vogelvoer de ene soort bevoordeelt ten opzichte van de andere en dat we hiermee dus een impact hebben op de samenstelling van de vogelbevolking. Maar dat valt in het niet bij de grote impact die de mens heeft op andere terreinen. Naast de betonnering en verstedelijking is er vooral de intensivering van de landbouw met o.a. de omschakeling van zomer- naar wintergraan, de opmars en neergang van maïs, het verdwijnen van overhoekjes en houtkanten. Kleinere soorten als ringmus, vinken en gorzen hebben het hierdoor steeds moeilijker en grote soorten zoals duiven en kraaiachtigen profiteren hiervan. Maar ook veel van de andere keuzes die we maken hebben een invloed, zonder dat we ons daar heel druk over maken: hoe leggen we onze tuin aan? Hoe onderhouden we hem? Welke bomen en struiken planten we? Voorzien we nestgelegenheid? enz.
Voederen ja, maar het kan beter
We pleiten er dus voor om zeker te blijven voederen, vooral als je het zelf fijn vindt om al die vogels in je buurt te hebben. Vaak is het net hierdoor dat de liefde voor de natuur ontwaakt, een voedingsbodem voor de inzet voor een betere bescherming van de natuur. Gaandeweg proberen tuineigenaars hun tuin ook natuurvriendelijker en klimaatrobuuster te maken. En enkele soorten zoals bv huismus zijn echt heel afhankelijk van ons voedselaanbod. Gegarandeerd zouden er bij het massaal stoppen met voederen allerlei studies verschijnen die de negatieve gevolgen hiervan belichten. Maar dat wil niet zeggen dat we niet kritisch moeten zijn.
Hierbij enkele verbetertips.
-
Om verspreiding van ziektes tegen te gaan moet de voederplaats af en toe gereinigd worden. Ook onder bijvoorbeeld een koker met zonnebloempitten gaan veel vogels van het gemorste voer eten. Hang deze koker daarom af en toe op een andere plaats of ruim de restanten onder de koker geregeld op. Groenlingen zijn hier immers tuk op, maar ze zijn ook erg gevoelig voor een besmettelijke ziekte Trichomoniasis (‘het geel’). Als je een zieke vogel ziet, stop dan een tijdje met voederen. Als je meerdere zieke of dode vogels vindt, stop dan een paar weken met voederen en reinig alles grondig.
-
Probeer voor een zo breed mogelijk spectrum van de vogels iets aan te bieden
-
Combineer dat met een vogelvriendelijkere inrichting van de tuin waar ook veel natuurlijk voedsel te vinden is gecombineerd met goede schuilplaatsen: inheemse planten, bomen en struiken, vruchten, bessen, zaden, een poel, klimplanten enz…
Meer info over je tuin vogelvriendelijk inrichten vind je hier.
Tekst: Koen Leysen (Natuurpunt Natuuracademie)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief