Afbeelding
Dunning Ganzeveld
natuurpunt aalter

Dunning en omvorming van naaldbos met exoten naar een inheems loofbos met een bosrand

18 aug 2019
Categorieën
Natuurbericht
Organisatie

Deze zomer wordt in het Ganzeveld, op een perceel van van ongeveer 4 ha, een dunning of een selecteve kapping uitgevoerd. Amerikaanse vogelkersen en Amerikaanse eiken maar ook grove dennen worden uit het bos gehaald, zodanig dat de inheemse bomen en struiken meer ruimte krijgen om uit te groeien tot grote gezonde exemplaren. Tamme kastanjes worden niet gekapt omdat deze soort het in de toekomst, als de temperatuur blijf stjgen, zeer goed zal doen. Exoten en grove dennen met een diameter van meer dan 50 cm op borsthoogte en met een mooie gezonde kroon worden niet weggehaald.
Amerikaanse eiken met een diameter van 50 cm die naast een zomereik of een andere inheemse boom staan, worden geringd. Hierdoor wordt de sapstroom van de bladeren naar de wortels geblokkeerd. De boom stopt langzaam met groeien en zal afsterven. De geringde boom mag voor de veiligheid niet naast een wandelpad staan. In het te dunnen perceel is dit geen probleem omdat het een rustgebied is en dus niet toegankelijk voor wandelaars. Ringen verhoogt het percentage dood hout in een bos en dit heeft een positeve invloed op de biodiversiteit.

Waarom opteren we om te dunnen in het Ganzeveld?
Door de dunning krijgen inheemse soorten zoals lijsterbes, berk, sporkenhout, hulst, beuk en eik meer kans om zich te ontwikkelen. Omdat er op het perceel meer dan 30% inlandse bomen staan hoeft er niet aangeplant te worden en kan het inheemse loofbos zich op een natuurlijke wijze ontwikkelen.
Door hier en daar te kappen ontstaan er open plekken waardoor het zonlicht tot op de bodem kan vallen. Hierdoor kunnen er zich meer planten en struiken op de bodem van het bos ontwikkelen, wat weer gunstg is voor kleine zoogdieren en vooral voor insecten zoals vlinders, zweefvliegen en kevers.
Amerikaanse eiken worden verwijderd omdat de soort veel sneller groeit dan onze inlandse eiken en hierdoor onze inlandse bomen verdringt. Amerikaanse eiken hebben een brede dichte kroon waardoor ze weinig ondergroei toelaten. Bovendien produceren de wortels en bladeren van de Amerikaanse eik schadelijke chemische stoffen die de groei van grassen en varens onderdrukken. Het blad breekt zeer moeilijk af waardoor de bodem verzuurt. Ook leven er veel minder insectensoorten op de Amerikaanse eik in vergelijking met de inlandse eik. Door al deze factoren heeft de Amerikaanse eik een negatieve invloed op de diversiteit. De soort zorgt met andere woorden voor biologische verarming van onze inheemse bossen.
Amerikaanse vogelkers, ook wel bospest genoemd, is een invasieve exoot en een echte probleemsoort. De groei van de soort wordt in zijn natuurlijk habitat beperkt door een bodemschimmel (Pythium of wortelrot). Deze bodemschimmel komt in Europa niet voor en daardoor kan de soort zich in onze contreien sterk ontwikkelen. De jonge vogelkers produceert zeer veel zaden (tot 100 per vierkante meter) die door vruchtenetende dieren zoals de houtduif, merel, spreeuw, vos, wild zwijn en knaagdieren massaal worden verspreid. Sterke groei van Amerikaanse vogelkers verandert de humussamenstelling van de bodem en vermindert de beschikbaarheid van water. De soort remt de groei van inheemse struiken en vermindert zo de soortenrijkdom. Hierdoor wordt een biotoop minder gevarieerd en gaat de natuurwaarde ervan achteruit. De plant bevat cyaanzuur en is giftig voor vee. Hierdoor wordt de soort amper gegeten door hertachtgen en kan de soort zich in bossen met veel herten beter ontwikkelen dan inheemse struiken zoals sporkenhout en lijsterbes.
Daarom bestaat er een algemene consensus om de soort zoveel mogelijk uit onze biotopen te verwijderen.
Voor de grove den is de situate niet zo duidelijk. De soort is inheems en er bestaat inheems plantgoed. Waarom opteert Natuurpunt er dan toch voor om in een bestand met veel grove den, de soort te dunnen? Grove Dennen werden vorige eeuw massaal aangeplant als mijnhout. In het Ganzeveld staan er in het perceel dat we dunnen verhoudingsgewijs veel grove dennen en zijn de bomen allemaal ongeveer van dezelfde leeftijd. Hierdoor vertoont het perceel weinig structuur en is het vrij eentonig. Omdat we op langere termijn een gevarieerd loofbos willen bekomen halen we de grove dennen met een diameter van kleiner dan 50 cm uit het perceel. Gezonde grote dennen laten we staan omdat in de kruin van hoge dennen roofvogels kunnen nesten. Door de grove dennen te kappen, kunnen loofomen zoals berk, eik, lijsterbes en vuilboom zich beter ontwikkelen en krijgen we een gevarieerder bos waarin meer soorten dieren en planten kunnen leven. Vooral voor insecten is een gevarieerd biotoop belangrijk, omdat zij afhankelijk zijn van de aanwezigheid van typische planten. Door de grove dennen te kappen kan er zich langs de perceelgrens spontaan een bosrand met inheemse struiken ontwikkelen. Dit is vooral belangrijk voor bijen en vlinders. In de struiken vinden de insecten eten en kunnen zij zich opwarmen in de zon en uit de wind.
Conclusie : door te dunnen en exoten uit het perceel te halen, proberen we de natuurlijke balans te herstellen en een natuurlijk inheems loofbos te creëren met een hogere biodiversiteit.