Een herwaardering van het Kalsterbos
Een herwaardering van het Kalsterbos
Het nochtans mooie Kalsterbos had tot voor kort een vuile vlek van zo’n twee hectare groot: een voormalige camping en illegale stortplaats. Terwijl er in Vlaanderen rustig verder verkaveld wordt en we pas in 2040 aan een betonstop kunnen beginnen denken, heeft Natuurpunt deze zomer op de verloren geachte grond terug ruimte voor natuur geschapen.
Het natuurgebied Meren-Kalsterbos ligt verscholen tussen de Aarschotse gehuchten Gijmel, Langdorp en Wolfsdonk en was van oudsher een venig, moerassig gebied. Het gebied ligt dichtbij de Demer maar kan er niet naar afwateren omwille van de tussenliggende duinenrug (Molenheide). Dus moet het water de lange vlakke weg richting Grote Nete afleggen, dat is één van de oorzaken wat het gebied zo drassig maakte. In het toponiemenboek van Langdorp (Kempeneers) staat het centrale deel van het gebied -de huidig terug herstelde plaats van stort en verwijderde camping- aangegeven als ‘Vinnebroek’, in 1657 eigendom van de kerk van Testelt. Vinne slaat op veen, meestal veen dat men door ontwatering droog kan afgraven, mogelijk hoogveen. Broek is moerassig grasland. Ook andere toponiemen in de buurt duiden op dat karakter van het land. Ten zuiden van het Vinnebroek liggen de Kwade Eussels: percelen ‘zeer moerassig, weinig productief grasland met harde grassen en kruiden begroeid’. Er is ook melding van de ‘klotkuilen’ in het Kalsterbos, putten waar ‘harde turf’ kon gestoken worden. Klot is een vorm van zuivere turf die al meer in de richting van bruinkool is geëvolueerd. Kempeneers verwijst naar ‘een brief’ uit 1895 dat er dan nog turf gestoken wordt in de Meren. Het beekje dat ten noorden van het Vinnebroek vloeit noemt van oudsher ‘Kalsterloop’. De waterloop is vermoedelijk geheel door de mens gegraven. Net zoals in het aangrenzende natuurgebied Langdonken heeft men altijd grote moeite gehad het gebied te ontwateren en dat maakte dat de boerderijen arm waren en zich tevreden moesten stellen met kleine hooilandjes verspreid tussen veenkuilen en broekbossen.
Figuur 1: omgeving van het Kalsterbos op de kaart van Fricx (1712)
Maar de geografische redenen die maken waarom de boeren zo arm moesten leven, zijn waarschijnlijk ook de omstandigheden waarom het planten- en dierenleven zich zo rijk ontwikkelde. In de ‘Bulletins de la Société Royale de Botanique de Belgique’ zijn voor de ‘kalsterloopvallei te langdorp’ planteninventarisaties van 1850 tot 1910 gepubliceerd door Z.E.H. Louis Ghysebrechts. Voor de graslanden vermeld hij als bijzondere soorten oa. Spaanse ruiter, Welriekende nachtorchis, Klokjesgentiaan, Spits havikskruid en Harlekijn. Klinkende namen die menig natuurliefhebber doen wegdromen. Luc Vervoort vond in de jaren 1990 nog (door Ghysebrechts niet vermeldenswaardig geachte) soorten op het Vinnebroek: hondsviooltje, blauwe knoop, Tormentil en Tandjesgras, tevens kensoorten van heischraal grasland, daarna verdwenen onder het stort en de camping. Voor matig voedselarme moerassen met wisselende waterstand (vergelijkbaar met het grootste deel van de Langdonken) zijn vermeld: Kleinste egelskop, Klein blaasjeskruid, Witbloemige waterranonkel, Ondergedoken moerasscherm, Kruipende waterweegbree, Draadzegge, Koprus en Oeverkruid. Voor de bossen vermeld hij Koningsvaren en Stippelvaren, waarvan Koningsvaren nu nog massaal aanwezig is. Waar de plantenlijst van de Kalsterloopvallei afwijkt op die van de Langdonken is de groep soorten van de ‘actief veenvormende moerassen’.: Rossig fonteinkruid, Waterlepeltje, Moeraswederik, Kleine lisdodde, Gewoon blaasjeskruid en Moerasvaren. Soorten die wijzen op kwelgebonden veenmoeras, drijftillen en trilvenen. De grote variatie in de vegetatie komt overeen met het beeld dat de oude plaatsnamen al gaven van het gebied
Dat bijzondere landschap heeft echter ook de moderniteit van de 20ste eeuw over zich heen gekregen. De verdroging van het gebied, toen men eindelijk de grachten met een kraan kon ruimen, gaf nieuwe mogelijkheden: weekendvijverterreinen, campings en verspreide bebouwing. Er werd een gewestplan gemaakt dat het grootste deel van de oppervlakte groen kleurde, maar de handhaving ervan was dikwijls moeilijk te herkennen in het landschap. In 2004 werd er een RUP opgemaakt dat de zonevreemde camping met de illustratieve naam ‘sparrenhof’ voor het grootste deel regulariseerde. De noordwestelijke hoek bleef echter natuurgebied. Dat stuk mocht dan verwilderen in de staat dat het zich bevond, met campingstoelen, zekeringskasten en opritten als ware het ruïnes van een vroegere beschaving. Ondertussen werd het perceel verkocht aan Natuurpunt en in 2016 hadden we met Vlaamse en Europese LIFE subsidies de middelen bij elkaar om de site te saneren.
Figuur 2: zicht op de weekendvijvers met caravans zoals ze werden aangekocht (2014)
Figuur 3: Tijdens de werken werd de verontreinigde laag afgegraven en gezeefd door een zeefinstallatie
Figuur 4: Het terrein werkt met werkdagen grotendeels opgekuist
De Natuurpunt afdeling had al de meeste caravans en weekendhuisjes ontmanteld. In de zomer en najaar van 2016 werd dan met aannemerswerk de verdere sanering aangevat. Alle nutsleidingen werden verwijderd, beerputten werden uit de grond getrokken. De gestoorde grond werd op de gehele oppervlakte tot op de oorspronkelijke bodem afgegraven en met een kraan door een grote zeefinstallatie gehaald. Alles bij mekaar werden 160 vrachten puin, afval en vervuilde grond afgevoerd. Op de scheiding met de nog bestaande camping werd een aarden wal van 1,5 m hoog gelegd, aangeplant met struweel als buffer voor geluid en uitzicht. We moeten er nu op hameren dat gekende vervuilpunten op de grachten door het gebied worden opgelost. Met beheer kunnen we enkele zwarte vlekken wegwerken, maar een consequent beleid en ruimtelijke ordening zou nog veel meer ellende kunnen voorkomen.
Natuur reageert op alle veranderingen, ook ten goede, dus het is spannend afwachten wat deze investeringen op de lange termijn zullen doen verschijnen. Meren-Kalsterbos is omwille van zijn actuele waarde beschermd als Europees Natura 2000-gebied. We kijken hoopvol uit naar de toekomst omdat de bodem, het grondwater, de afwateringstelsels, de dijken en de dammen nog dezelfde zijn als uit de tijd waar het landgebruik nog kon samengaan met een ongelooflijke natuurrijkdom.
referenties
- Langdorp, plaatsnamen en hun geschiedenis van Dr. Paul Kempeneers, 2011
- ‘Florules de environs de Diest ‘ in de Bulletin de la Société Royale de Botanique de Belgique door Z.E.H. Louis Ghysebrechts, gepubliceerd tss. 1850 en 1910.
Bram Cannaets, Luc Vervoort
Krijg de natuur in je mailbox
Natuurberichten, heet van de naald. 3x per week