De aardbeivlinder is een soort met hoge eisen. Hij verkiest heel arme, maar bloemrijke graslanden met af en toe wat struiken en ruigere hoekjes. Daarbovenop moeten er ook voldoende plekjes met open kale bodem zijn waar hij even kan opwarmen. Dergelijk habitat is nog moeilijk te vinden in Vlaanderen. De soort houdt hier enkel nog stand in gebieden met Europees beschermde natuur met hoge natuurwaarden. In de Gulke Putten in het Brugse Ommeland vinden we 1 van de 5 populaties terug. De laatste jaren worden nog een 10-tal exemplaren waargenomen. Natuurpunt maakt daarom al vele jaren werk van het behoud en herstel van schrale bloemrijke graslanden, de zogenaamde heischrale graslanden. In de zomer van 2023 en 2024 werd 1 ha verruigd grasland heringericht voor de aardbeivlinder. De zode werd oppervlakkig afgegraven en verwijderd. Op de kale bodem kiemden dit jaar al heel wat nieuwe plantjes van het heischraal grasland waaronder één heel belangrijke: tormentil, de plant waar de aardbeivlinder zijn eitjes op afzet. Wat goed is voor de aardbeivlinder is ook goed voor andere soorten. Ook andere soorten kunnen meeliften op de positieve effecten van deze inrichtingen zoals liggende vleugeltjesbloem, wasplaten, levendbarende hagedis, boompieper, bastaard- en groene zandloopkever en het groentje.
Aardbeivlinder, sleutelsoort voor heischrale graslanden
De aardbeivlinder is een echte kanarie in de koolmijn. Het is een gevoelige soort die verdwijnt van zodra het gras te hoog wordt en deze de bovenhand neemt op de kruidachtige planten. Eens dit gebeurt, verdwijnen de open plekken op de bodem en daarmee ook de micro-variatie tussen open en gesloten vegetatie. Laat het nu net die variatie zijn waar zoveel insecten nood aan hebben en zeker de aardbeivlinder. De soort legt namelijk zijn eitjes op tormentil. Dit is op zich een veelvoorkomende plant, maar het vlindertje moet ook voldoende nectar vinden. Daarbij gaat hij op zoek naar planten als tormentil, heidekartelblad, vleugeltjesbloem, muizenoor,… . Dit zijn allen vrij kleine plantjes die in een hoge gesloten vegetatie (boven de 20 cm) snel zouden verdwijnen. De aardbeivlinder vliegt vrij vroeg op het jaar van mei tot begin juni. Het is dan soms nog koud en nat. Hij heeft dan ook nood aan open bodems tussen de vegetatie waar hij even kan opwarmen en waar ook de rupsen beter weten te overleven, maar daar wringt meestal het schoentje. Een aangepast maaibeheer vormt een van de sleutels tot succes voor het behoud van de soort. Dit kan enkel dankzij de combinatie van inzet van vrijwilligers en professionele ploeg voor het beheer van de terreinen.
Nieuw leefgebied krijg je niet op bestelling
Een nieuw geschikt leefgebied heeft enkele jaren nodig om zich te ontwikkelen. De verschillende plantensoorten die deel uitmaken van zo’n leefgebied hebben tijd nodig om het nieuw ingerichte perceel te koloniseren. Een aantal plantensoorten maakt langlevende zaden die in de bodem aanwezig blijven (tormentil, struikheide en vleugeltjesbloem), maar andere plantensoorten hebben kortlevende zaden die moeten komen inwaaien van een andere locatie of worden aangebracht door mieren. Het herstel van de vegetatie vraagt tijd en het is die tijd die we niet altijd hebben, want de populatie aardbeivlinder staat nog steeds op het randje van verdwijnen. Na het verwijderen van de bovenste voedselrijke laag werd daarom maaisel van aanpalende graslanden aangebracht. In dit maaisel bevinden zich zaden die het jaar erop kunnen kiemen. Dit moet het herstel van het grasland versnellen. We hopen dat binnen enkele jaren de aardbeivlinder hier zijn eitjes gaat afzetten. De eerste kiemplanten van tormentil waren in elk geval reeds verspreid aanwezig. Hopelijk kan deze zone binnen afzienbare tijd ook gekoloniseerd worden en zorgen voor verbinding tussen twee vindplaatsen van deze kritische vlindersoort. De populatie wordt er opgevolgd in het kader van de Vlaamse meetnetten. Jaarlijks tellen vrijwilligers de vlinders op drie data tijdens het vliegseizoen. Daaruit blijkt dat de aardbeivlinder één van de zorgenkindjes voor het Vlaamse natuurbehoud is.
Deze werken werden mogelijk gemaakt met steun van de Vlaamse overheid, Stichting Help en de giften van vele sponsors.
Tekst: Matthias Strubbe (Natuurpunt Beheer), Christine Verscheure en Eckhart Kuijken (Conservators Gulke Putten)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief