De activiteit van nachtvlinders wisselt sterk van nacht tot nacht. Dat heeft te maken met temperatuur, vochtigheid, maanfase en bewolking. Maar dit jaar bleef het aantal nachtvlinders in de lichtvallen tot nu toe steeds opvallend ondermaats. De laatste dagen worden er omwille van de zwoele nachten eindelijk wat meer gevangen, zo blijkt uit het nachtvlindermeetnet van Natuurpunt.
De aantallen van nachtvlinders opvolgen is niet zo eenvoudig. Die beestjes zijn namelijk niet elke nacht (even) actief. Als het weer ongunstig is voor nachtvlinders (te koel, te droog, helder, volle maan, …) dan vliegen ze amper, en dan blijven de lichtvallen leeg, ook al waren er de dag ervoor of erna wél veel vlinders in de val. Eén nacht zegt dus niet veel. Enkel met informatie van tientallen nachten tekent het patroon zich af. Zo blijkt het dit jaar structureel een heel pover jaar te zijn voor nachtvlinders. Enkel de laatste weken met zijn hele warme nachten worden eindelijk meer vlinders aangetroffen, maar echt grote aantallen zijn er dit jaar echter nog steeds niet (zie figuur 1). Zelfs niet tijdens de warme nachten van de afgelopen maand, momenteel normaal pal in de piekperiode voor nachtvlinders: ook 26 op 27 juni bij zwoel weer bleven de aantallen beneden gemiddeld; hetzelfde verhaal in de nachten van 1-3 juli, toen de temperaturen boven 20°C bleven. Micronachtvlinders (vaak kleine motjes van een paar millimeter) waren er de afgelopen weken wel veel.
Aantallen nachtvlinders verklaren is niet evident. Mogelijk is het koppige weer de spelbreker: eerst lang te koud, dan lang veel te droog (met ook lage luchtvochtigheid). Bovendien waren er vaak heldere, en dus snel afkoelende nachten. Maar zelfs bij warmere nachten zijn de aantallen van Gewone worteluil laag. Die soort haalt zijn niveau van 2013, toen het zowat de hele maand juni uitzonderlijk fris was. Hetzelfde geldt voor andere, algemene huis-, tuin- en keukensoorten zoals Lijnsnuituil, Kweekgrasuil en Bruine breedvleugeluil. Is dat reden tot paniek? Nog niet meteen, al hadden we liever gezien dat er meer nachtvlinders rondvlogen. Voorbeelden uit het verleden hebben aangetoond welke geweldige populatieschommelingen insectensoorten kunnen doormaken. Zo zagen we in de jaren voor 2010 een sterke crash van de Gewone breedvleugeluil, maar die soort is intussen weer helemaal terug. Ook de Spurrie-uil kent geen goed jaar. Sinds de start van het meetnet in 2008 kende deze soort al enkele opmerkelijke ups & downs. Dat illustreert hoe moeilijk het is om een duidelijk zicht te krijgen op de populatietrend van een soort. Daarvoor zijn lange tijdsreeksen nodig (liefst 15 jaar of langer).
Is het dan allemaal slecht nieuws? Nee, om (opnieuw) niet al te duidelijke redenen hebben sommige soorten een goed jaar. Voor het Zwart beertje is 2015 een absoluut topjaar. Die soort zat de laatste tien jaar al duidelijk in de lift, maar wordt dit jaar in ongeziene aantallen gemeld. Voor andere, nauwverwante beertjes, die net als zwart beertje ook van korstmossen leven, is 2015 een normaal jaar.
Figuur 1. Resultaten van nachtvlindervangsten met lichtvallen in een tuin te Zichem 2008-2015. In 2015 bleven de aantallen doorgaans systematisch een heel stuk onder het meerjarige gemiddelde (zowat de helft minder dan normaal). Zelfs op de beste nachten werden amper gemiddelde aantallen aangetroffen. Er was nog geen enkele topnacht in 2015 met aantallen duidelijk boven het gemiddelde.
Tekst: Wim Veraghtert & Marc Herremans, Natuurpunt Studie
Foto: Marc Herremans
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief