Bomen zijn onmisbare basisinfrastructuur van de stad en met Natuurpunt Regio Gent willen we dit thema hoog op de agenda voor de aankomende gemeenteraadsverkiezingen zetten. Samen met Gents MilieuFront (GMF) en Breekijzer vzw onderzochten we voor de Gentse wijken het zicht op bomen, het boomkruinoppervlak en de wandelafstand tot aan een park. De resultaten zijn duidelijk: er zijn te weinig bomen in Gent en er zijn grote verschillen per wijk. Als we willen dat Gent ook morgen voor iedereen een aangename stad is, hoort de vergroening vooral in het straatbeeld een versnelling hoger te schakelen.
Tekst: Pieter Vangansbeke, bestuurder
3 + 30 + 300
In het kader van de gemeenteraadsverkiezingen eisen we met Natuurpunt Regio Gent meer aandacht voor bomen in de stad (zie ook ons memorandum). Zicht op bomen draagt bij aan het mentale welzijn van inwoners, voldoende boomkruinen in de stad zorgen voor zuivere lucht en verkoeling tijdens hittegolven, en toegankelijk groen zorgt ervoor dat mensen meer bewegen. Bovendien draagt toegankelijk groen bij aan sociale verbinding. Daarnaast zorgen bomen in de stad, als woonplaats en voedselbron voor insecten en vogels, natuurlijk ook bij aan hogere biodiversiteit. Kortom, bomen zijn essentiële basisinfrastructuur voor een duurzame, aangename stad, zeker in tijden van klimaatverandering.
Als leidraad om voor iederéén in de stad voldoende groen te voorzien, ontwikkelde de Nederlandse professor Cecil Konijnendijk de 3+30+300-regel: 3 bomen zichtbaar vanuit elk raam, 30 procent boomkruinoppervlak in elke wijk en voor iedereen op 300 meter wandelafstand een toegankelijke groene plek. Deze 3+30+300-regel is wetenschappelijk goed onderbouwd en erg duidelijk, waardoor ze internationaal snel aan populariteit wint. Ook de Vlaamse overheid (meer bepaald het Agentschap Natuur en Bos (ANB) en het Departement Zorg) omarmde intussen deze basisprincipes.
Op 8 mei organiseerden we samen met GMF en Breekijzer een lezing van professor Konijnendijk in een goed gevuld auditorium van de UGent. In de namiddag namen we de professor ook mee op een wandeling in de wijk Ekkergem, waarbij we samen met buurtbewoners en beleidsmakers uit verschillende domeinen (groenbeheer, stadsontwikkeling, gezondheidszorg, …) geslaagde praktijkvoorbeelden en praktische uitdagingen rond vergroening bekeken. Zowel de wandeling als de lezing kon rekenen op een erg brede interesse, wat opnieuw het belang en de urgentie van dit thema aantoont. In het kader van de lezing brachten we met de drie organiserende verenigingen ook een onderzoeksrapport uit waarin we op basis van bestaand kaartmateriaal onderzochten in welke mate Gent voldoet aan de drie onderdelen van de regel.
Zicht op drie bomen
33% van alle gebouwen in Gent heeft al zicht op drie grote bomen in een straal van 25 meter. De verschillen tussen de wijken onderling zijn zeer groot: in Ledeberg, Sluizeken-Tolhuis-Ham en Muide-Meulestede kijkt respectievelijk slechts 10, 11 en 14 procent van de inwoners of werknemers uit op drie bomen. Mariakerke, Drongen en Sint-Denijs-Westrem/Afsnee scoren het hoogst, met respectievelijk 53, 54 en 72 procent. Voor de volledige kaarten en uitgebreidere resultaten verwijzen we graag naar het onderzoeksrapport dat je kunt vinden op de website van GMF.
Boomkruinoppervlak per wijk
Gemiddeld is er in een straal van 500 meter rond elk huis in Gent een boomkruinbedekking van 15 procent. In totaal is er maar vijf procent van de wijken die een boomkruinbedekking van meer dan 30 procent haalt, wat nodig geacht wordt om Gent leefbaar te houden. Bovendien zijn de boomkruinen in Gent ongelijk verdeeld. In de centrumwijken zien we een boomkruinbedekking van rond de 10 procent, de meer residentiële buitenwijken halen vaak meer dan 20 procent bedekking.
Wandelafstand tot een park
Vier op de tien panden in Gent heeft een park of groenpool van minstens een halve hectare op minder dan 300 meter wandelafstand. Terwijl de centrumwijken zwak scoren op vlak van boomzicht en boomkruinbedekking per wijk, is het beeld voor de wandelafstand naar een park bijna omgekeerd: hier scoren de centrumwijken beter. In de wijken Oud Gentbrugge, Muide-Meulestede en Macharius-Heirnis voldoen 60 tot 80 procent van alle gebouwen hieraan. De Kanaaldorpen en -zone, Drongen en Sint-Denijs-Westrem-Afsnee zijn hier de hekkensluiters (tussen 5 en 16 procent). Dat komt doordat er in de buitengebieden weliswaar meer open ruimte is (landbouwgebied), maar minder publiek toegankelijke groene plekken.
Leidraad voor een ambitieus stadsbeleid
Professor Konijnendijk gaf aan dat deze cijfers vergelijkbaar zijn met veel andere centrumsteden in West-Europa en dat deze cijfers moeten gezien worden als een opportuniteitskaart voor een ambitieuzer groenbeleid in de stad. Als bomen hoger op de prioriteitenlijst staan, zijn er ook in historische steden nog erg veel mogelijkheden om bijkomende bomen aan te planten.
Het Gentse stadsbestuur heeft al langer een beleidslijn rond stedelijk groen, op basis van een eigen groennorm met gelijkaardige principes als de 3+30+300-regel. Vooral op vlak van toegankelijk groen op wijkniveau (‘300’) is er de voorbije jaren vooruitgang geboekt. Maar op het vlak van bomen in het straatbeeld (‘3’ en ‘30’) is er nog heel wat werk aan de winkel en is er dringend nood aan een trendbreuk. Om ervoor te zorgen dat Gent ook morgen voor iedereen een aangename stad is, moet het aandeel grote bomen dringend omhoog, vooral in de dichtbevolkte centrumwijken.
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief