Een winnende soort met verborgen zorgen
Hoe kan het dat de huismus, ondanks haar afname, nog steeds op nummer één staat in Het Grote Vogelweekend? De laatste vier jaar stond ze telkens op nummer één en de jaren ervoor stond ze ook altijd in de top drie van meest getelde tuinvogels. Toch gaat het niet goed met de soort. Veel vogelsoorten, waaronder de huismus, zijn de afgelopen decennia flink achteruitgegaan. Dat geldt ook voor soorten als de spreeuw, de groenling en de ringmus.
De zichtbaarheid van de huismus speelt een belangrijke rol in haar hoge scores. Ze is relatief algemeen, hoorbaar en opvallend, waardoor ze vaker wordt opgemerkt dan minder zichtbare soorten. Maar die cijfers verhullen de realiteit: in vergelijking met de jaren ’70 en ’80 is de populatie gehalveerd.
De shifting baseline: wat we niet meer zien
Een groot probleem is de “shifting baseline”. Mensen beschouwen de natuur die ze kennen uit hun jeugd als normaal, zonder te beseffen hoeveel soorten in de loop der tijd zijn verdwenen. Dit maakt het moeilijk om de ernst van de biodiversiteitscrisis te bevatten, zelfs met projecten als Het Grote Vogelweekend, waaraan deelnemers van verschillende leeftijden en regio’s meedoen.
Waarom heeft de huismus het zo moeilijk?
De huismus leeft graag dicht bij mensen, maar heeft een specifieke leefomgeving nodig: ruigere tuinen, broedplaatsen in spleten en kieren, struikgewas, en voldoende voedsel zoals zaden en insecten. Onze moderne woonwijken met strakke gazons, afgewerkte gebouwen en minder insecten bieden te weinig leefruimte.
Daarnaast zorgt de afname van traditionele landbouwpraktijken, zoals graanteelt en stoppelvelden, voor minder voedsel op het platteland. En terwijl huismussen van nature in kolonies leven, broeden ze tegenwoordig vaak solitair omdat soortgenoten in de buurt al voor een groot deel zijn verdwenen.
Lichtpuntjes in de cijfers
Toch is er hoop. In Vlaanderen blijft de huismus algemeen, al verschilt haar aanwezigheid sterk per regio. Zo werd ze in 2024 in 47% van de tuinen geteld, met uitschieters in Limburg (65%) en Vlaams-Brabant (51%). In stedelijke gebieden, zoals Brussel, is de situatie slechter: slechts 33% van de tuinen meldde één of meerdere huismussen.
De afgelopen twee jaren tonen een lichte stijging in de cijfers. Dat biedt voorzichtig optimisme, vergelijkbaar met de situatie in Nederland, waar de populatie na decennia van afname licht is gestabiliseerd, weliswaar in een diep dal. Het herstel blijft pril en het zal nog lang duren om de aantallen terug echt in de lift te krijgen. Maar de natuur kan soms verrassend veerkrachtig zijn, dus er is misschien toch hoop.

Wat kunnen we doen?
Als we allemaal een steentje bijdragen, kunnen we de huismus een helpende hand bieden. Meer natuurlijke tuinen, het plaatsen van mussenkasten en het vermijden van pesticiden kunnen het verschil maken en ervoor zorgen dat deze geliefde vogel niet uit ons straatbeeld verdwijnt. Andere soorten profiteren hier bovendien ook van.
Laten we hopen dat de huismus haar plek op nummer één ooit verdient zonder een ‘maar’. Blijven tellen en beschermen is essentieel want alleen dankzij een groot aantal tellingen kunnen we de vinger aan de pols houden.
Wat kan je zelf doen?
• Plant een natuurlijke dichte (zelfs korte) haag of struik waarin ze zich kunnen verschuilen of slapen
• Voorzie een muur met klimop of andere klimplanten.
• Bied voeder aan op vaste tijdstippen tijdens de winter
• Hang mussennestkasten om in te broeden. Zo help je de huismussen die er nog zijn met wat extra nestgelegenheid.
Tel jij ook mee?
Op 25 en 26 januari 2025 tellen duizenden Vlamingen opnieuw de vogels in hun tuin. Je komt ervan tot rust, je draagt bij aan de wetenschap, en het duurt maar een kwartiertje. Geef zeker je resultaten door via www.vogelweekend.be
Tekst: Gerald Driessens (Natuurpunt Studie)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief