Historisch lage aantallen 'vriezeganzen' in Oostkustpolders

27 jan 2012
Categorieën
Natuurbericht

De gemiddelde maximumtemperatuur in december 2011 bedroeg 8,7 °C, een record. De natuur weet zich even geen raad: in januari werden rondvliegende Atalanta's gemeld, een aantal vleermuizen zit nog steeds niet in winterslaap en salamanders trekken nu al naar de voortplantingspoelen. De 'vriezeganzen', die vanaf oktober normaal massaal afzakken uit het Hoge Noorden om te overwinteren in de Vlaamse Polders, zijn dan weer opvallend afwezig.

Kleine rietgans: ambassadeur van de Vlaamse Oostkustpolders (foto: Roland François)


Tijdens de jaarlijkse midwintertelling (die dit jaar doorging op 14 en 15 januari) werden historisch lage aantallen gemeld van Kolgans (Anser albifrons) en Kleine rietgans (Anser brachyrhynchus). Sinds 1967 worden wereldwijd op hetzelfde ogenblik zoveel mogelijk watervogels geteld. Deze internationale watervogelcensus - die in Vlaanderen wordt gecoördineerd door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) - levert een pak data op die o.a. worden aangewend om waterrijke gebieden optimaal te kunnen beschermen. Ook Vlaanderen telt enkele locaties waar jaarlijks hoge aantallen watervogels overwinteren (de Blankaart en IJzervallei, het Zwin, de Beneden-Schelde, ...). Voor overwinterende ganzen zijn vooral de Oostkustpolders van belang met tienduizenden Kolganzen en Kleine rietganzen die elke winter neerstrijken, vooral in Uitkerke, Damme, Meetkerke, Zuienkerke en Klemskerke-Vlissegem. 

Zeker na de strenge winter van vorig jaar (met een ongeziene ganzeninvasie op 20 december 2010), is de winter 2011-2012 een tegenvaller voor wie grote concentraties ganzen wil waarnemen. De aantallen bleven laag en het ziet er niet meteen naar uit dat daar nu nog veel verandering in zal komen. Wat meer is: de eerste eieren bij broedende Grauwe ganzen (Anser anser) zijn al gesignaleerd ...

De echte ambassadeur van de Oostkustpolders is zondermeer de Kleine rietgans. Deze soort broedt op Spitsbergen (ca. 70.000 ex.) en zakt elke winter af naar de Vlaamse Oostkust. Ze is heel plaatstrouw en verschijnt zelden buiten de driehoek Oostende-Brugge-Knokke. Deze winter werden er maximaal 27.200 ex. geteld. In de (strenge) winter van 2010-2011 waren dat er 48.500, maar toen kreunde het grootste deel van noordelijk Europa onder een ijzige kou en werden heel veel ganzen naar het zuiden gestuwd, o.a. door een voortschrijdende sneeuw- en vorstgrens. En niet alleen de lage maxima vallen erg uit de toon, de Kleine rieten trokken deze winter ook abnormaal vroeg weg richting noord. Half december werden er aan de Oostkust nog 27.200 geteld, eind december zakte dit aantal naar bijna 19.750 en half januari was er een totale leegloop met nog nauwelijks 1.350 ex. (vorig jaar zaten er op dat moment nog 30.890 Kleine rietganzen). Zo'n vroege wegtrek en lage aantallen midden januari werden nog nooit eerder vastgesteld. 

Na een snelle toename in de jaren negentig vertoont de Kleine rietgans in Vlaanderen over de laatste 15 jaar een duidelijk stabiliserende trend (ca. 35.000 ex.), met recent zelfs een significante afname. Wellicht zijn deze dalende aantallen een gevolg van klimaatopwarming: steeds meer Kleine rietganzen overwinteren in Denemarken en trekken niet meer door tot in Vlaanderen, het normale eindpunt van hun trekroute. Hoe het ook zij: de Oostkustpolders blijven van cruciaal belang voor de overleving van deze soort. Een aantal gebieden werden door Europa dan ook terecht afgebakend als Vogelrichtlijngebieden en opgenomen in het Natura 2000-netwerk. Deze bijzondere erkenning moet een efficiënte bescherming van deze poldercomplexen garanderen. 

Veel mobieler en minder honkvast is de Kolgans, die in Vlaanderen een vijftal klassieke pleisterplaatsen bezoekt: de Oostkustpolders, de IJzervallei, het Oost-Vlaamse Krekengebied, de Polders van Linkeroever en de vallei van de Grensmaas. Ook in de Kempen duikt de soort frequent weer op. De Baltische-Noordzeepopulatie van de Kolgans (die broedt in Noord-Rusland en West-Siberië) wordt geschat op ca. 1 miljoen, waarvan de voorbije tien jaar gemiddeld 5% in Vlaanderen overwintert, met pieken tijdens strenge winters (90.050 ex. in 2010-2011). En net als bij de Kleine rietgans werden tijdens het telweekend van 14-15 januari 2012 aan de Oostkust extreem lage aantallen geteld:  12.750 ex. (t.o.v. 41.700 ex. vorige winter). Op de andere Vlaamse pleisterplaatsen blijken de aantallen deze winter eerder laag tot 'normaal'. Van wegtrek is er bij de Kolgans voorlopig nog weinig te zien maar ook voor deze soort zal het wintermaximum van 38.500 significant lager liggen dan het tienjarig gemiddelde.

Zowel voor de Kolgans als de Kleine rietgans werden extreem lage aantallen geteld in 2012

 

Tekst:
Eckhart Kuijken, Universiteit Gent (Departement Biologie), met dank aan Koen Devos (INBO), Christine Verscheure (ganzendatabank Oostkustpolders) en de vele ganzentellers voor gebruik van hun gegevens. Foto's: Roland François