De lente is er. Vanaf midden maart kriebelt het bij de vogelaars en wordt er volop naar de lucht gestaard. Dat levert ieder jaar wel wat onverwachte soorten op die voor een adrenalinestoot zorgen. Soms komen die bijzondere soorten in meervoud, en heel uitzonderlijk vindt er eens een ware influx plaats van zo’n ‘dwaalgast’, dat zijn soorten die hier normaal gezien niet voorkomen.
De Alpengierzwaluw (Tachymarptis melba) is zo’n soort. Zoals de naam al aangeeft, is het familie van de gewone gierzwaluw, die bij ons in de straat broedt, maar die een aardig formaatje groter en bruiner is, met een opvallende witte buik- en keelvlek.
Wat nestplaatskeuze betreft, lijkt de Alpengierzwaluw het voorbeeld te volgen dat onze eigen gierzwaluw al lang geleden gaf: veel van de natuurlijke broedplaatsen in Alpiene rotspartijen worden namelijk verlaten en er wordt steeds vaker in menselijke bouwwerken gebroed, in (vaak grote) historische gebouwen, oude bruggen etc.
Van nature komen Alpengierzwaluwen voor in rotsige en bergachtige streken tussen de 400 en 1700 m of hoger maar we spreken dus nu over een verschuiving naar (soms lager gelegen) stedelijk gebied.
Overwinteren doen ze in Afrika, het zijn dus lange-afstandstrekkers.
Explosie van waarnemingen
Om de paar jaar wordt er hier of daar wel eens eentje gezien, meestal kort. Je moet dus geluk hebben dat hij net over jouw hoofd vliegt terwijl je naar boven kijkt. Tenminste, dat is de normale gang van zaken. Nu was het scenario lichtjes anders: vanuit de buurlanden, en in het bijzonder uit Groot-Brittannië, kwam in de tweede week van maart het nieuws dat er uitzonderlijk veel Alpengierzwaluwen opdoken. Tussen 7 en 13 maart werd er een groepje van zeven en een aparte vogel gezien, en tussen 14 en 20 maart kwamen daar nog zo maar eventjes 85 vogels bij.
Ieder vogelaar die begeesterd is door trekvogels, liep dan ook met de kop in de lucht tot de nek er stram van werd. Toch duurde het tot 19 maart vooraleer de eerste Alpengierzwaluw op Belgische bodem verscheen ... of werd opgemerkt, boven het West-Vlaamse Hoeke. Op 20 maart volgde er meteen een tweede waarneming in Knokke en een dag later één in Ruien. Dan bleef het stil tot 31 maart toen er gedurende langere tijd één boven Torhout werd waargenomen. Dan leek het echt voorbij, maar op 10 april volgden er plots drie waarnemingen: in Oostduinkerke, Heist en Gentbrugge, waarmee het voorlopige totaal voor dit jaar op 7 staat.
Een groot deel van de Alpengierzwaluwen die ‘te ver’ vlogen, staken klaarblijkelijk het Kanaal over: in Groot-Brittannië werden er tussen 7 maart en nu al meer dan 200 Alpengierzwaluwen gemeld. Daar zullen vast enkele dubbel getelde individuen tussen zitten, maar uiteraard worden niet alle vogels ook daadwerkelijk opgemerkt. Het zullen er dus wellicht veel meer zijn geweest. In Nederland telde men voorlopig 7 Alpengierzwaluwen, evenveel als in België.
Kortbij en toch behoorlijk zeldzaam
Voor een lange-afstandstrekker en een supervlieger als de Alpengierzwaluw, is het verrassend dat België niet vaker bezoek krijgt van deze soort, temeer omdat de Europese populatie, die stabiel is of lichtjes toeneemt, recent toch ietwat noordwaarts lijkt op te schuiven. Het is zelfs zo dat de dichtste broedplaats in Frankrijk zich op minder dan 200 km van de Belgische grens bevindt (Strassbourg), een afstand die zo’n vogel zonder verpinken overbrugt. Nog meer frequente waarnemingen in België lijken dus maar een logische voorspelling.
Echter, tot en met 2021 stond de teller van geaccepteerde gevallen (door het Belgian Rare Birds Committee of BRBC) nog maar op 45. De oudste waarneming dateert van september 1886, toen 2 exemplaren over Noville-sur-Mehaigne in Waals-Brabant vlogen. Pas vanaf 1980, toen het vogels kijken sterk aan populariteit won, volgden er bijna jaarlijks waarnemingen. Meestal gaat het om 1 waarneming per jaar maar er zijn enkele uitschieters: in 2009 werden er 3 vogels opgemerkt en in 1993 zelfs 9. Voor België betekent 2023 bijgevolg (voorlopig) geen recordjaar, maar zeer waarschijnlijk zullen er nog enkele waarnemingen worden bijgeschreven, want veel van de historische Belgische waarnemingen gebeurden pas na half april. Overigens begint de voorjaarstrek nu pas op volle toeren te draaien en de alertheid van vogelaars gaat daar volledig in mee.
Dat intensief speuren levert zonder twijfel nog grotere verrassingen op dan de al indrukwekkende Alpengierzwaluw waarnaar men ondertussen overal uitkijkt.
Tekst: Gerald Driessens (Natuurpunt Studie)
Foto’s: Filip De Ruwe
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief