Natuurpunt is een vrijwilligersvereniging waarbinnen ook tientallen werkgroepen zich inzetten voor de studie en de bescherming van planten, vogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën enzovoort … Eén van de hoofddoelen van de betrokken werkgroepen is om soorten die het moeilijk hebben extra kansen bieden. Vogelwerkgroep Luscinia deelt graag enkele succesverhalen.
Vogelwerkgroep Luscinia is actief op de grondgebieden van Natuurpuntafdelingen de Wielewaal (Lier tot Zandhoven) en Oude Spoorweg (Duffel, Lint & Kontich). Verwezenlijkingen zoals die van VWG Luscinia zijn niet uniek en worden evengoed in de meeste van de ca. 40 Vlaamse vogelwerkgroepen uitgevoerd. Zoals dat ook gebeurt in andere thematische werkgroepen (zoogdieren, vlinders, bijen etc…), ieder binnen het eigen werkingsveld. Want er zijn wel wat vogel- en diersoorten waarvoor dat extra zetje van de mens welkom of zelfs nodig is.
Welke soort krijgt het privilege?
Soorten die je wil helpen, worden bij voorkeur geselecteerd op basis van de nood die ze aan die hulp hebben, maar ook op de slaagkans. Projecten kosten immers geld en energie, het is dan ook best dat die zo nuttig mogelijk besteed wordt.
Een perfect voorbeeld van een soort die een zetje apprecieert is de huiszwaluw, die in Vlaanderen behoorlijk afhankelijk is geworden van de mens. Mensen worden wel vrolijk van zwaluwen, maar helaas willen de meesten ze liever niet onder hun eigen dakgoot.
Dat deed bij de werkgroep het plan rijpen om de kolonie van een 40-tal vogels onder een brug over het Netekanaal uit te bouwen naar vier bruggen in de buurt. Tussen 2007 en 2012 werden, na toestemming van de Vlaamse Waterweg, door alpinisten meer dan 100 kunstnesten gemonteerd onder de vier bruggen. De nesten werden bewust veilig weg van de vaargeul en het jaagpad gemonteerd, zodat ze nooit een gevaar vormen en dat ook de vallende uitwerpselen niemand storen.
Het resultaat? Er zitten klassiek wel wat schommelingen op de jaarlijkse bezettingsgraad bij huiszwaluwen, maar op 10 jaar tijd evolueerden we van 40 naar een recordaantal van 172 bezette nesten in 2020.
Meer dan een verviervoudiging. Dat zijn aardig wat mugjes en vliegjes minder …
Een soort die voor het broeden vrijwel volledig van de mens afhangt in Europa, is de gierzwaluw. Een mysterieuze onbekende die door de burger alleen gekend is van het krijsend door de straten scheuren in de zomer. Ze blijven slechts 100 dagen in ons land, binnen dat tijdsbestek moet er gebroed worden en moeten de jongen vliegklaar geraken. Eind juli al, zetten ze terug hun reis richting Zuid-Afrika in. Onze bouwstijl is echter sterk verbeterd, terwijl gierzwaluwen vroeger zowat overal wel een ontbrekende steen of een spleet tussen de dakpannen vonden, is er in nieuwbouw momenteel nauwelijks nog ruimte voor gierzwaluwen.
Nestkastacties zijn daarom zeer belangrijk maar gierzwaluwen hebben een bijzondere nieuwvrees: het duurt minstens enkele jaren vooraleer ze intrekken in een nieuwe locatie. Bij de afbraak van de vroegere Sionskazerne verdween de laatste grote Lierse kolonie van een 40-tal vogels. Het bestuur van de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten was onmiddellijk bereid om als alternatief en nog voor de afbraak van de kazerne, 20 gierzwaluwkasten tegen de gevel van het SASK te voorzien. In samenspraak met het stadsbestuur volgden later telkens ca 10 nestkasten tegen de stadskantoren en aan de twee campussen van het Sint-Gummaruscollege. Voor de recent ingerichte locaties is het nog enkele jaartjes wachten maar op het SASK zijn ondertussen 6 van de 18 kasten bezet.
Met een warmtekijker kan worden gecontroleerd of een gierzwaluwnestkast bezet is.
Nu en dan moet er worden ingespeeld op opportuniteiten. In de zomer van 2011 startte een paartje visdieven onaangekondigd met broeden op de vrij drukke wandeldijk van Anderstad in Lier. Enkele dagen later was het nest reeds gepredeerd. Onmiddellijk werd het plan gesmeed om twee bestaande eilandjes met elk een oude treurwilg vrij te maken en in te richten als broedeiland. Alles moest per vlot: wilgen zagen, verslepen, bodem vrijmaken, een paar ton fijne kiezel aandragen (dankzij sponsoring door de werkgever van één van onze werkgroepleden). En dan wachten. Maar niet lang!
In 2012 was het meteen prijs: 8 paartjes visdieven brachten hun jongen groot op de sterneneilandjes. De jaren daarop wisselde het broedsucces door de opschietende vegetatie of de droogte in sommige jaren. In 2020 startte een tiental paartjes kokmeeuwen hier met nestbouw en enkele tientallen kokmeeuwen vlogen uit. Begin 2021 beloofde zeer druk te worden: een 40-tal paartjes kokmeeuwen startte met nestbouw. Een snelle controle op het eiland in mei, bracht echter een onthutsend resultaat: 172 kokmeeuwparen zaten hier op eieren. Een maand later begonnen midden in deze bende 12 paartjes visdieven te broeden. Dat deze relatief kleine vijver met nu ca. 200 broedvogels bruist van leven, hoeft geen verdere uitleg.
Belangrijk?
De bezorgdheid van sommige mensen als zou het ‘kunstmatig’ in stand houden of uitbouwen van populaties geen goede zaak zou zijn voor soorten, is gelukkig onterecht. Vogels of dieren worden niet lui of leren nu eenmaal geen instinctmatige vaardigheden af. Door lokaal populaties extra kansen te bieden, kunnen we voor bepaalde soorten nieuwe strongholds uitbouwen, die later zelfs als nieuwe opstartpopulaties kunnen fungeren mocht het toch eens slechter gaan.
Het verschil van deze acties zijn enkele tientallen tot honderden exemplaren van elke soort meer. Maakt dat een verschil? Op nationale schaal zijn het druppels op een hete plaat, maar die schaal verandert, eens je de resultaten van alle werkgroepen bij elkaar optelt. Voor sommige soorten zullen die initiatieven zeker een wezenlijk verschil maken. In de Lierse voorbeelden waren de acties een absolute noodzaak: de vier brugconstructies lieten geen natuurlijke nestbouw toe voor huiszwaluwen, gierzwaluwen waren hun oorspronkelijke vervallen loods kwijt, en visdieven hebben nu eenmaal nood aan een onbegroeid grind- of schelpeneilandje. Zonder extra hulp hadden deze populaties zich gewoon niet gesetteld of waren we ze volledig kwijt geraakt.
Bredere impact even belangrijk
De natuur is in het algemeen erg geholpen met dergelijke acties. In de eerste plaats wordt immers het draagvlak voor natuur mede dankzij dergelijke initiatieven sterk verbreed, alleen al door het creëren van een visuele stimulans: ‘je kan het zelf veranderen’. Wekelijks zien we wandelaars halt houden bij de kwetterende zwaluwen of aan het infobord van de sternenkolonie. Een wandeling in de natuur gaat steeds onbewust gepaard met de hoop om dieren te zien, en liefst veel. Dat doel is alvast bereikt.
Overheden onderschatten nog te vaak de economische waarde van natuur. Hoe zichtbaarder die natuurlijke waarden zijn, hoe groter de kans dat het belang van natuur wordt ervaren en erkend door wandelaars, fietsers, sporters, burgers in het algemeen … en dus ook door politici. Er zijn dan ook financiële opstekers. Zo lossen slechtvalken nu een deel op van de ‘economische schade’ door verwilderde stadsduiven, die anders door de gemeente en de burger zouden moeten worden bekostigd. Zo’n nestkast vraagt nauwelijks onderhoud en de roofvogelshow krijg je er gratis bovenop.
Het hoofddoel van de betrokken werkgroepen blijft meestal om soorten die het moeilijk hebben extra kansen bieden. Hoe meer we erin slagen om natuur tot op een bepaald niveau te herstellen, hoe makkelijker het voor werkgroepen is om in te spelen op individuele soorten, en om hun kansen te verbeteren. Hoewel een project vaak start als een eenmansinitiatief, komt de versnelling er al gauw eens anderen met leuke ideeën worden besmet. Breed communiceren over de behaalde resultaten kan ervoor zorgen dat je project elders opvolging krijgt.
Tekst en foto’s: Gerald Driessens (Vogelwerkgroep Luscinia)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief