Moerassprinkhanen in Meirdam

De moerassprinkhanen van Meirdam
Floris Vanderhaeghe en Wouter Dekoninck
Met insectenwerkgroep Voelspriet ontdekten we op 15 augustus 2021 een kleine populatie moerassprinkhanen (Stethophyma grossum) in natuurgebied Meirdam te Dendermonde. Luc Verhelst (Denderbelle) merkte het eerste dier op. We observeerden uiteindelijk een vijftal individuen in hoger opgaande boorden vochtig grasland (met zegges, vermoedelijk vooral scherpe zegge), langs sloten met onder meer kleine watereppe, kattenstaart, grote waterweegbree en grote egelskop. Nergens in onze regio hadden we deze soort al eerder gevonden!
Het gaat om de grootste Belgische veldsprinkhaan, die meer dan 3 cm lang wordt. Kleukers et al. (1997) schrijven: “De moerassprinkhaan is wellicht de fraaist gekleurde Nederlandse sprinkhaan. Het voorkomen is vrijwel beperkt tot vochtige biotopen zoals blauwgraslanden en vochtige heiden.” Voor België geven Decleer et al. (2000) aan dat natte hooilanden, open zeggenmoeras en licht begraasde, natte graslanden het favoriete biotoop vormen. “In de zomer kunnen sommige van deze graslanden er eerder droog uitzien, maar in het winterhalfjaar zijn ze kletsnat.”
Beide bronnen vermelden dat het grootste aantal volwassen individuen in augustus gevonden kan worden. In een vorstvrij najaar vind je ze soms nog tot in november. De soort kan het makkelijkst worden ontdekt op basis van het typische hard tikkende geluid van de mannetjes, dat doet denken aan het geluid van een schrikdraad. Ze doen dat in het bijzonder bij zonnig en warm weer, door met de achterpoot herhaaldelijk te schoppen tegen de vleugelpunt. We konden dat in Meirdam bij verschillende mannetjes horen en zien!
Mannetje moerassprinkhaan in natuurgebied Meirdam. Foto: Luc Verhelst (Denderbelle).
De recente IUCN Rode Lijst van sprinkhanen en krekels in Vlaanderen (Maes et al., 2017) geeft aan dat de soort typisch is voor verschillende Europees beschermde habitattypes, in het bijzonder moerassen en zeer vochtige graslanden, en beschouwt dit biotoop als bedreigd in Vlaanderen. Volgens Kleukers et al. (1997) gaat het veelal om een biotoop met opgaande vegetatie. Decleer (1990) spreekt over vegetatie die meestal niet hoger is dan 40 à 60 cm. Hij vond bij onderzoek in natuurreservaat de Leiemeersen dat kleinschalige mozaïekvegetatie - open grazige stukjes afgewisseld met eilandjes moerasspirea of zegges - veel meer dieren bevatte dan dichte vegetatie van moerasspirea of scherpe zegge.
Er werd volgens de Vlaamse Rode Lijst geen negatieve trend vastgesteld tussen 1995-2005 en 2006-2016, wat mede de status “Momenteel niet in gevaar” verklaart. De auteurs maken wel een belangrijke kanttekening: “Daartegenover staat dat we met zekerheid kunnen stellen dat verschillende habitats de voorbije eeuw drastisch zijn achteruitgegaan en veel sterker versnipperd zijn [...]. Een Rode Lijst over een langere tijdsperiode zou dus wellicht een minder rooskleurig beeld geven.”. Bij de opmaak van een voorlopige Belgische verspreidingsatlas (Devriese, 1988) werd zelfs even gevreesd dat de moerassprinkhaan niet meer in België voorkwam, gezien het ontbreken van bevestigde gegevens sinds 1950. Door intensiever te zoeken werden alsnog zes relictpopulaties ontdekt in Vlaanderen, waarvan één reeds als verloren kon worden beschouwd (Decleer, 1990). Zowel de bedijking van rivieren als de intensivering van de landbouw worden aangeduid als oorzaak van deze achteruitgang. Aangezien relictpopulaties bijzonder kwetsbaar zijn, kan ook het dichtgroeien door stopzetting van beheer de doodsteek van een populatie betekenen. Kleukers et al. (1997) bevestigen voor Nederland dat de soort in de loop van de 20e eeuw waarschijnlijk sterk achteruit is gegaan. Het biotoop van de moerassprinkhaan is immers sterk afgenomen en komt nu maar versnipperd meer voor. De beperkte mobiliteit van de soort (Decleer, 1990) maakt het zeer moeilijk om andere gebieden te koloniseren vanuit een geïsoleerde populatie.
Gezien de zeldzaamheid van de soort in de regio Dendermonde - Lebbeke - Hamme mogen we de waarneming gerust bijzonder noemen. Met de huidige kennis lijkt het erop dat het een geïsoleerde populatie betreft, maar mogelijks komen in de aangrenzende zones toch nog niet-ontdekte moerassprinkhanen voor. Iets dat we zeker verder moeten bekijken!
Mannetje moerassprinkhaan in natuurgebied Meirdam. Foto: Luc Verhelst (Denderbelle).
We stelden ons natuurlijk de vraag: bestaan er oudere gegevens voor dit gebied? In waarnemingen.be vinden we in regio Dendermonde geen oudere waarnemingen van de soort terug. Maar, op GBIF is er wel een meer dan honderd jaar oud gegeven bekend uit een collectie van het KBIN (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen): https://www.gbif.org/occurrence/857945302.
Een beetje uitleg over het minder bekende ‘gbif.org’ is op zijn plaats. Naast ons Vlaamse ‘waarnemingen.be’ is er namelijk ook het wereldwijde open biodiversiteitsplatform ‘GBIF’, wat staat voor Global Biodiversity Infomation Facility (https://gbif.org). Het Belgisch Biodiversiteitsplatform is het GBIF-contactpunt voor België (https://www.gbif.org/country/BE/summary) en ijvert voor een doorstroming van alle Belgische wetenschappelijke biodiversiteitsgegevens naar GBIF, zodat biodiversiteitsdata degelijk opgeslagen en optimaal beschikbaar zijn voor de wetenschap. Voor Vlaanderen is hier zeker nog winst te boeken.
Terug naar het GBIF-record van de moerassprinkhaan in Dendermonde… Als je naar bovenstaand adres surft, dan kun je het met eigen ogen zien: Maurice Goetghebuer, huisarts en verwoed entomoloog die leefde van 1876 tot 1962 (Wikipedia, 2021), verzamelde op 13 september 1908 een mannetje en een wijfje moerassprinkhaan - in tijden waarin het verzamelen van enkele exemplaren de gangbare methode was om een waarneming te documenteren. De dieren maken deel uit van de collectie die Maurice in 1951 overdroeg aan het KBIN. Het voordeel van zo’n collectie is dat ten allen tijde meer gedetailleerde controles mogelijk blijven.
Na divers speurwerk kon Wouter Dekoninck van het KBIN deze exemplaren terugvinden; zie bijgaande foto! De locatie op het etiket zegt ‘Termonde’. Het kan dus nog op allerlei plaatsen in Dendermonde geweest zijn… We zullen nooit weten of dat in Meirdam was, maar het behoort tot de mogelijkheden. Overigens was het gebied in 1908 nog één geheel met de Sint-Onolfspolder, want de Nieuwe Denderloop werd pas veel later aangelegd. Op een luchtfoto van 1971 is nota bene te zien dat toen de graafwerken aan de gang waren (Informatie Vlaanderen, 2021). De graslanden van de Sint-Onolfspolder bestonden zeker al in de 18e eeuw (en allicht al veel langer), zoals te zien op de Ferrariskaart van ca. 1777. We kunnen vermoeden dat de moerassprinkhaan in onze streek veel algemener was vóór de intensivering van de landbouw na WO II. Het is mogelijk dat de soort ook meer stroomopwaarts voorkwam in de Dendervallei, maar daarvan zijn geen oude gegevens. Uit onze regio zijn in het algemeen maar weinig sprinkhaangegevens beschikbaar vóór 1960.
De waarneming van 2021 is gedocumenteerd op onder meer https://www.gbif.org/occurrence/3337531703 en https://waarnemingen.be/observation/223060345/. Het is goed mogelijk dat deze populatie nog een relict is van eeuwenlang extensief graslandbeheer, uit tijden waarin de soort veel algemener was. De vondst toont in elk geval aan dat het zeker de moeite loont om te blijven beschermen wat er aan natuur nog rest!
Decleer (1990) en Kleukers et al. (1997) beklemtonen dat het grondwater het jaar rond op peil moet blijven, in het bijzonder voor de ontwikkeling van de eitjes, die heel droogtegevoelig zijn. Wel mogen er ‘s winters geen langdurige overstromingen zijn. “Grote populaties komen voor bij een hoger en stabieler waterpeil, waarbij de gemiddelde zomermaxima niet dieper dan ca 50 cm onder het maaiveld zakken, vaak in aanwezigheid van kwel” (Decleer, 1990). Daarnaast is een afwisselende vegetatiestructuur van belang. “De vegetatie moet vrij open blijven, maar voldoende beschutting bieden voor de larvale stadia. De natuurbeheerder kan hierop inspelen door het terrein extensief te laten begrazen of bepaalde delen van een terrein niet jaarlijks te maaien. Wanneer botanische belangen toch een jaarlijkse maaibeurt wenselijk maken, dan is begin tot half augustus waarschijnlijk het meest aangewezen maaitijdstip voor de moerassprinkhaan.” In de Leiemeersen wordt voor de moerassprinkhanen een gefaseerd maaibeheer gevoerd, waarbij sommige delen (met grotere aantallen dieren) niet jaarlijks worden gemaaid, om te vermijden dat maaibeheer de populatie vernietigt. Vooral onvolwassen dieren zijn heel weinig mobiel en zeer kwetsbaar. Ze hebben nood aan voldoende ongemaaide zones om genoeg adulten en dus voldoende eiafzet op te brengen. In minder warme jaren (zoals 2021) bereiken typisch minder individuen het volwassen stadium. In combinatie met te enthousiast maaien kan het de vernietiging van een kleine populatie betekenen (K. Decleer, schrift. med.).
Literatuur
Decleer K. (1990). Voorkomen, ekologie en beheer van de moerassprinkhaan (Mecostethus grossus) in België. De Levende Natuur 91 (3): 75–81. https://natuurtijdschriften.nl/pub/494712.
Decleer K., Devriese H., Hofmans K., Lock K., Barenburg B. & Maes D. (2000). Voorlopige atlas en ‘rode lijst’ van de sprinkhanen en krekels van België (Insecta, Orthoptera). Instituut voor Natuurbehoud, Brussel. https://pureportal.inbo.be/en/publications/voorlopige-atlas-en-rode-lijst-van-de-sprinkhanen-en-krekels-van-.
Devriese H. (1988). Voorlopige verspreidingsatlas van de sprinkhanen en krekels van België. Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel, 70 p.
Informatie Vlaanderen (2021). Geopunt - Reis door de tijd. https://www.geopunt.be/catalogus/applicationfolder/agiv-reisdoordetijd (geraadpleegd 16 oktober 2021).
Kleukers R.M.J.C., Nieukerken E.J. van, Odé B., Willemse L.P.M. & Wingerden W.K.R.E. van (1997). De sprinkhanen en krekels van Nederland (Orthoptera). Nationaal Natuurhistorisch Museum, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden, 416 p.
Maes D., Adriaens T., Decleer K., Foquet B., Foquet R., Lambrechts J., Lock K. & Piesschaert F. (2017). IUCN Rode Lijst van de sprinkhanen en krekels in Vlaanderen. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. https://doi.org/10.21436/inbor.12800242.
Wikipedia (2021). Maurice Goetghebuer. In: Wikipedia. https://nl.wikipedia.org/wiki/Maurice_Goetghebuer (geraadpleegd 12 oktober 2021).
Lees meer nieuws over
Krijg de natuur in je mailbox
Natuurberichten, heet van de naald. 3x per week