Afbeelding
Boomblauwtje
Leo Janssen

Nooit minder vlinders dan dit voorjaar, maar daar komt misschien verandering in

9 jul 2024
Categorieën
Natuurbericht

2023 was al een zwak vlinderjaar, maar 2024 verloopt momenteel nog slechter. Het sombere voorjaar zorgde ervoor dat er tot dusver heel weinig vlinders rondvlogen. Nu de Insectenzomercampagne volop loopt, vragen veel mensen zich af hoe het komt dat ze zelfs op zonnige dagen zo weinig vlinders zien. Dit heeft zowel te maken met de vele neerslag en lage temperaturen, maar ook met de droge zomers van de afgelopen jaren.

De winter 2023-2024 was enorm zacht. Het zag ernaar uit dat de lente vroeg uit de startblokken ging. Dat merkten we niet enkel aan de enorm vroege piek in de paddentrek maar ook aan het vroege verschijnen van een aantal typische lente-nachtvlinders. De nunvlinder, die gewoonlijk vliegt vanaf maart, werd al vanaf eind januari gemeld. 

Voor de dagvlinders leek het voorjaar nog redelijk normaal te starten. De aantallen van soorten die als volwassen vlinder overwinteren zoals citroenvlinder en gehakkelde aurelia waren (in vergelijking met de periode 2009-2023) gemiddeld tot net onder het gemiddelde. Het oranjetipje, een echte voorjaarssoort die als pop overwintert, begon vrij vroeg aan het vliegseizoen, met eveneens een normale start. In april startte dan een lange periode van fris en somber weer, en leek het vlinderseizoen helemaal stil te vallen. Ook later in het voorjaar kwamen de vlinderaantallen niet van de grond. Het gebrek aan zon zorgde ervoor dat vlinders minder konden vliegen en dat de ontwikkeling van rupsen en poppen trager ging verlopen, zodat van die vroege start van het vlinderjaar niet veel meer te merken viel. Minder algemene soorten zoals veldparelmoervlinder en bruine eikenpage kenden een uitgesproken late start (ca. 10-14 dagen later dan in een ‘gemiddeld’ jaar). 

In juni vindt gewoonlijk een ‘junidip’ plaats: een periode waarin de vliegtijd van de lentesoorten voorbij is, maar het nog wachten is op de zomervlinders. Een gat tussen de verschillende ‘vlindergolven’, zeg maar. Dit jaar wasdie heel uitgesproken en duurt hij ook erg lang. Ook nu juli gestart is en er geregeld wat zon schijnt, zijn de vlinderaantallen erg laag. Het icarusblauwtje lijkt een erbarmelijk jaar te kennen en ook de afwezigheid van de witjes is opvallend. 

Afbeelding
Aantallen icarusblauwtje en klein koolwitje
Natuurpunt Studie
De aantallen van het icarusblauwtje (boven) en het klein koolwitje (onder) zijn dit jaar wel érg laag.

Die lage vlinderaantallen zijn niet énkel te wijten aan het slechte weer van dit jaar. Effecten van vorige jaren kunnen lang doorwerken, en wellicht zijn extreme droogtes voor vlinders nefaster dan een regenachtige lente. Het landkaartje was ook dit jaar zwak vertegenwoordigd, die soort is de populatiecrash in de extreme jaren 2018-2020 nog niet te boven gekomen. En we mogen blij zijn dat het koevinkje, ook een soort die erg leed onder de droogtes van de afgelopen vijf jaar, het dit jaar slechts ‘redelijk slecht’ doet (en niet erbarmelijk slecht). Eigenlijk is er geen enkele dagvlindersoort die het dit voorjaar écht goed deed….

Betekent dit dat het een rampjaar wordt voor alle vlinders? Niet noodzakelijk. Veel planten groeiden erg goed door de vele regen, waardoor er veel voedsel is voor rupsen. Voor vlinders belangrijke waardplanten zoals brandnetels en grassen stonden nooit frisser aan het begin van de zomer dan nu. De rupsen die er zijn, kunnen zich dus goed voeden. Mogelijk kan de zomer dit vlinderjaar dus nog goedmaken voor een aantal soorten. Vooral soorten met 2 of meer generaties, zoals de dagpauwoog of het bont zandoogje, kunnen zich mogelijk nog goed herstellen.
Soorten met slechts 1 generatie zoals het bont dikkopje of de veldparelmoervlinder, of soorten waarvan de waardplanten erg graag gelust worden door slakken, kunnen wel een erg slecht jaar te verwerken hebben.

Niet alleen weinig vlinders

Ook bij andere insectengroepen is er sprake van lage aantallen. Wilde bijen lijken over het algemeen een zwak jaar te hebben. Voor sommige soorten is dat erg uitgesproken, dat blijkt uit de voorlopige resultaten van de Insectenzomer. Terwijl de steenhommel vorig jaar rond deze tijd op plaats 13 stond in de rangschikking van meest gemelde insecten, staat ze nu op plaats 160. Ook een aantal libellen die vooral in de periode mei-juni vliegen, werden in abnormaal lage aantallen gemeld. Laten we hopen dat het dieptepunt nu wel bereikt is. 

Dergelijke zorgwekkende signalen maken duidelijk dat het belangrijk is dat ook desastreus lage aantallen van vlinders en andere insecten geregistreerd worden, hoewel dat voor waarnemers niet altijd motiverend is. Doe daarom mee aan de Insectenzomer. Zo krijgen we een goed beeld van de vooruit- of achteruitgang van bepaalde soorten. Meedoen is simpel: download de app ObsIdentify en ga tot 31 augustus op zoek naar insecten in de tuin, het bos, of gewoon op straat. 

Tekst: Wim Veraghtert en Wouter Vanreusel (Natuurpunt Studie)