De eerste waarneming van de roestige zandbij (Andrena rufula) in België betrof een mannetje dat gevangen werd in Harchies (provincie Henegouwen) in het voorjaar van 2021. Twee jaar later werden nog twee mannetjes waargenomen in de provincie Namen, meer bepaald in de omgeving van de gemeentes Viroinval en Rochefort.
Bij inventarisaties op verschillende plaatsen hebben vrijwilligers van Aculea (de Wilde bijen en wespen-werkgroep van Natuurpunt) en medewerkers van Natuurpunt Studie deze zandbijensoort nu ook gevonden in Vlaanderen. Het gaat onder meer om waarnemingen van mannetjes in Kalmthout (provincie Antwerpen), Averbode en Eppegem (beiden in de provincie Vlaams-Brabant), Zottegem (provincie Oost-Vlaanderen) en Moen (provincie West-Vlaanderen). Midden april werd in een natuurgebied in Marchin (provincie Luik) bovendien voor het eerst een vrouwtje aangetroffen in België.
Verspreiding in Europa
In 2018 werd de roestige zandbij geheel onverwacht gevonden in de regio van Den Haag in Nederland. Onverwacht, want destijds waren er geen vondsten bekend tussen deze Nederlandse vindplaats en de dichtstbijzijnde vindplaatsen in Midden-Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk en Slowakije. Daar kwam een jaar later evenwel snel verandering in toen de soort in zowel Noord-Frankrijk als Duitsland voor het eerst werd ontdekt.
Er kan worden aangenomen dat de soort aan een sterke noordwaartse opmars bezig is, zoals bijvoorbeeld ook het geval is voor de tweecellige zandbij (Andrena lagopus). In de literatuur wordt de roestige zandbij doorgaans als warmteminnend omschreven. Ze komt echter ook voor in het Juragebergte van Noord-Zwitserland op een hoogte van 1.000 meter, met een relatief ruw klimaat.
Herkenning & ecologie
De Nederlandstalige naam verwijst naar de kleur van de beharing van de vrouwtjes. De boodschap is om uit te kijken naar mannetjes die sterk lijken op de tweekleurige zandbij (Andrena bicolor), maar geelbruine haren hebben op de kop in combinatie met de overwegend zwarte haren. Vrouwtjes hebben dan weer iets weg van geriemde (Andrena angustior) of beemdzandbijen (Andrena fulvata), maar het kenmerkende deukje in het kopschild ontbreekt. De soort is sowieso erg moeilijk te onderscheiden door een gebrek aan opvallende kenmerken.
De roestige zandbij is een voorjaarssoort en vliegt in de periode maart tot mei. Zoals de meeste andere soorten in haar genus, betreft het een grondnestelende soort. In het buitenland zijn er nesten gevonden op hellingen aan de randen van loofbossen. Er zijn geen broedparasieten bekend.
De vrouwtjes zijn wat hun voedselkeuze betreft weinig kieskeurig (polylectisch heet dat dan) en foerageren hoog in de toppen van diverse bomen en struiken zoals onder meer sleedoorn, esdoorn, wilg en meidoorn. Er zijn evenwel geen gegevens uit pollenanalyse bekend. Een aantal mannetjes werden werden in België nectardrinkend op paardenbloem gevonden. In het buitenland werd er zelfs een mannetje foeragerend aangetroffen op maretak.
Bij de eerste waarneming in Nederland vloog het mannetje in kwestie patrouillerend langs lage, zonbeschenen takken van een bloeiende sleedoorn. De eerste waarneming van de soort in Vlaanderen werd gedaan in een ontoegankelijk deel van de Kalmthoutse Heide met veel wilgen. De soort is echter zeker niet alleen in natuurgebieden te ontdekken. Dat bewijzen onder meer de waarnemingen in Zottegem en Eppegem. In Zottegem werden verschillende mannetjes gevangen op een kerkhof, tegen een dichte haag aan. In Moen werden mannetjes gevonden langs een oude spoorroute met veel struiken. In Eppegem werd de roestige zandbij dan weer gevonden in een park deels bestaande uit exoten. Dit komt overeen met wat er eerder in de literatuur werd beschreven, namelijk dat ze in diverse (half)open landschappen voorkomt, zoals schraalgraslanden, bosranden, stadsparken en botanische tuinen.
Dat een “nieuwe” soort bij op één maand tijd zó verspreid over Vlaanderen wordt waargenomen, duidt erop dat ze hier wellicht al langer aanwezig was. Het is denkbaar dat de roestige zandbij gewoon nooit werd opgemerkt, onder meer door de hierboven aangehaalde mogelijke verwarring met gelijkende soorten en doordat de vrouwtjes zoals vermeld op enkele meters hoogte foerageren. Aangezien ze weinig kieskeurig lijkt qua bloembezoek en leefgebied, kan er in ieder geval worden aangenomen dat deze soort nog op veel meer plaatsen zal opduiken.
Tekst: Stephanie Martens (Aculea), Maarten Wielandts en Jens D’Haeseleer (beide Natuurpunt Studie)
Foto’s: Jens D’Haeseleer (Natuurpunt Studie) en Jean-Sébastien Rousseau-Piot (Natagora)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief