Ouderwetse winterprik zorgt voor groter aantal watervogels op de Rupel

Inmiddels al 13 jaar lang worden maandelijks van oktober tot maart de overwinterende watervogels langs de Rupel geteld tussen de brug in Boom en de samenvloeiing van de Dijle en de Nete in Rumst.

Deze maandelijkse tellingen worden telkens uitgevoerd met laag water, en er wordt geteld langs beide oevers van de rivier. Met een verrekijker en een telescoop worden de oevers afgespeurd, de soorten en aantallen per soort worden netjes genoteerd en daarna ingegeven in de Databank Watervogels van het INBO (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) van de Vlaamse Overheid. 

Deze tellingen dragen bij tot een beter ecologisch inzicht en het functioneren van het Schelde-estuarium, waarvan de Rupel deel uitmaakt. Zo merken er we dat de aantallen watervogels omstreeks 2010 het hoogst waren en dat er sindsdien een daling is, en dat we een sommige soorten zelfs niet langer zien.

Het hoogste aantal watervogels ooit langs de Rupel tussen Boom en Rumst, werd geteld in januari 2009, met meer dan 4.000 vogels. Sindsdien werd een stelselmatige daling van het aantal overwinterende watervogels vastgesteld, met vorige winter nog een maximum aantal van 866 vogels.

De stevige winterprik waarmee we vorige week geconfronteerd werden viel samen met de maandelijkse telling en dat leverde een totaal op van 1.490 watervogels.

Met daarbij enkele soorten, zoals bonte strandloper en tafeleend, soorten die reeds lang niet meer gespot werden langs de oevers van de Rupel.

De soort waar het meest naar uitgekeken werd, is de pijlstaart,  waarvan er 140 exemplaren geteld werden en dat is een behoorlijk aantal,  de laatste winters werden in gans Vlaanderen ongeveer 700 overwinterende pijlstaarten geteld.

Met hun lange nek en lange staartpennen zijn pijlstaarten de meest elegante en sierlijkste eenden in de Lage Landen. Het zijn overwinteraars, die begin maart opnieuw naar de broedgebieden in Siberië vertrekken.

Erik De Keersmaecker - Natuurpunt Rupelstreek