Op een heideterrein in Midden-Limburg werden vorige maand onverwacht Europese bidsprinkhanen gevonden. Het is de eerste keer dat een populatie van deze warmteminnende soort opduikt in Vlaanderen, midden in natuurgebied. Er bestaan een aantal verklaringen over hoe de dieren hier terecht gekomen zijn. Ook over hun gruwelijk paringsritueel (het vrouwtje eet het mannetje op tijdens de daad) zijn er enkele theorieën.
Dankzij hun opvallend uiterlijk spreken bidsprinkhanen tot de verbeelding. Ze hebben een langgerekt lichaam met een voorste potenpaar dat is omgebouwd tot stevige vangpoten. In rust vouwen ze die voor zich samen en lijken zo op iemand die bidt. Maar vroom zijn ze zeker niet. Bidsprinkhanen rekenen op hun goede camouflage. Wanneer een prooi zich in hun buurt waagt, wordt die razendsnel gegrepen. Volwassen mannetjes van de Europese bidsprinkhaan worden zo’n 5 centimeter lang en hebben in vergelijking met de vrouwtjes een fijnere lichaamsbouw en langere antennes. De volwassen vrouwtjes kunnen een lengte van meer dan 7 centimeter bereiken en hebben een zwaar, dik achterlijf.
Europese bidsprinkhanen komen algemeen voor in het Middellandse Zeegebied en op verschillende plaatsen in Centraal-Europa. Ze bereiken hun noordelijke grens in Wallonië, Duitsland en Polen. De natuurlijke verspreiding in ons land beperkt zich tot het uiterste zuiden in de streek van de Gaume (provincie Luxemburg). Daar verkiezen ze allerlei warme terreinen met voldoende dekking door de vegetatie, en waar voldoende prooien aanwezig zijn: droge graslanden, kalkhellingen, wegbermen, spoorwegterreinen, … Het voorbije decennium werden ook in de streek van de Viroinvallei (provincie Namen) bidsprinkhanen aangetroffen op kalkhellingen.
Hoe verspreiden ze zich?
De mannetjes van bidsprinkhanen kunnen vliegen. In literatuur wordt beschreven dat ook jongvolwassen vrouwtjes in beperkte mate kunnen vliegen (een met vleugels begeleide sprong), maar volgroeide vrouwtjes niet. Wanneer een populatie bidsprinkhanen tientallen kilometers buiten het klassieke verspreidingsgebied wordt gevonden, kan daarom worden vermoed dat de dieren bijvoorbeeld zijn meegelift met transport en vervolgens een geschikt biotoop in de buurt hebben gevonden. De mogelijkheid bestaat ook dat dieren uit gevangenschap opzettelijk worden vrijgelaten in de natuur.
In Vlaanderen worden af en toe bidsprinkhanen gevonden, die bijna steeds meegelift zijn met voertuigen, bijvoorbeeld uit Zuid-Europa. Zo duiken soms exemplaren op midden in de stad, in de tuinen van mensen die net terugkeerden van een reis, of op bedrijventerreinen met vrachtwagens die van elders komen. Vaak blijft het bij een enkeling die geen geschikt leefgebied of partner vindt om zich voort te planten. Indien toch een geschikt leefgebied gevonden wordt, volstaat één bevrucht vrouwtje om een nieuwe populatie te starten. Eén vrouwtje kan immers meer dan honderd eieren afzetten in speciale eicapsules. Het is ook mogelijk dat een eicapsule meelift met plantenmateriaal van elders.
Hoe komt een populatie in Vlaanderen terecht?
In september werd een kleine populatie Europese bidsprinkhanen gevonden midden in natuurgebied, op een heideterrein in Midden-Limburg. Het is merkwaardig hoe ze daar precies terecht zijn gekomen. De dichtstbijzijnde, gekende populatie bevindt zich op 180 kilometer. Daarom is het aannemelijk dat één of meerdere dieren hier gekomen zijn door bijvoorbeeld het passief meeliften met transport en nadien verdere verspreiding in de buurt. Er werden een 8-tal volwassen exemplaren geteld binnen een geconcentreerde zone. Waarschijnlijk waren er dus in 2018 al bidsprinkhanen aanwezig, zoals een bevrucht vrouwtje of een eipakket. Mogelijk hebben de twee uitzonderlijk warme zomers van 2018 en 2019 een gunstig effect gehad op het voorkomen van de soort in het gebied.
Foto: Vrouwtje bidsprinkhaan (rechts) bijt kop van het mannetje (links) af
Voortplanting
Die dag in september waren de waarnemers ook nog eens getuige van het uitzonderlijk paringsritueel van de bidspinkhaan: het vrouwtje beet nog vóór aanvang van de paring de kop van het mannetje af. Een vleugel die ook afgebeten werd, werd meteen door bosmieren weggesleept naar hun nest. Vervolgens ging de paring gewoon door, terwijl het vrouwtje het mannetje verder opat. Dit fenomeen, dat ook bekend is bij bepaalde soorten spinnen, schorpioenen en andere ongewervelden, wordt ‘seksueel kannibalisme’ genoemd. Er bestaan verschillende verklaringen voor. Zo zou het vrouwtje extra voedingsstoffen opnemen en meer levenskrachtige eieren en nakomelingen kunnen produceren. De paring zou langer duren wanneer het mannetje gelijktijdig wordt opgegeten, waardoor hij meer zaadcellen kan overbrengen. Toch blijkt uit onderzoek dat mannetjes zo voorzichtig mogelijk vrouwtjes benaderen en actief proberen te vermijden om aan hen ten prooi te vallen.
Als gevolg van klimaatverandering komen in noordelijke gebieden steeds meer geschikte omgevingscondities voor waaronder bidsprinkhanen kunnen gedijen. Dit vormt wellicht de reden waarom ze zowel spontaan verbreiden naar nieuwe geschikte gebieden, maar ook dat ze kunnen overleven en voortplanten in meer noordelijke gebieden waar ze per toeval terechtkomen. In verschillende Europese landen breiden bidsprinkhanen langzaam maar zeker uit. Ook bij ons is een verdere uitbreiding, zowel actief als passief, aannemelijk.
Tekst: Annelies Jacobs (Natuurpunt Studie), Jules Robijns, Jan Wellekens (ANB)
Foto’s: Jules Robijns
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief