Om rallen wat visueler voor te stellen: qua bouw en gedrag zijn het zowat miniatuurversies van ons wél bekende Waterhoen. Inderdaad, het ‘waterkieken’ zoals we wel eens zeggen. De meest gekende, algemene en grootste ral uit de reeks is de Waterral. Wie vaak rond moerasgebieden met rietkragen wandelt, heeft hun dramatische ‘gekeelde varkensroep’ wel eens gehoord. Die laten ze vooral buiten de zomermaanden vaak horen, ook overdag.
De andere rallen zijn een pak zeldzamer, waarbij het porseleinhoen op de Rode Lijst van broedvogels prijkt. Het is - samen met o.a. de roerdomp - één van de paraplusoorten die centraal staat wanneer er bv. nieuwe rietlanden worden ontwikkeld. Dat is vaak het geval in de veelbespraakte sigmagebieden, die worden aangelegd om ons te vrijwaren van overstromingen door het stijgende waterpeil. Die ‘paraplusoorten’ stellen bijzonder hoge eisen aan hun broedbiotoop: slaag je erin om die aan te trekken, dan is het gebied meteen ook goed voor een hele rits aan andere rietvogels die veel lagere eisen stellen, en dus meezeilen op de ontwikkeling van nieuwe, kwalitatieve waternatuur.
Wie moeras zegt, zegt water, en hebben we ooit meer hemelwater gezien dan het afgelopen jaar? Inderdaad: net daarvan profiteert het porseleinhoen nu dubbel en dik. Hoewel de recent moerasgebieden er ook de voorbije jaren al voor zorgde dat het porseleinhoen in de lift zit, zien we dit jaar een nog sterkere toename. Daarin best bedeeld is de Kleine Netevallei tussen Lier en Viersel, waar 11 tot 13 exemplaren hun typische zweepslagje laten horen. Indien het waterpeil voldoende hoog blijft, zijn succesvolle broedgevallen er dan ook zeer waarschijnlijk.
Bij Kwartelkoning zien we voorlopig eerder normale (en dus lage) aantallen. Deze droog raspende ral zoekt het meer in natte weilanden of zelfs in graanvelden (cfr de Engelse naam corncrake). Of dat allemaal uitmondt in jongen die groot gaan worden, zal nog afhangen van het weerbeeld de komende weken en of uitmaaien van nesten (en vogels) kan worden verhinderd. Maar voorlopig ziet dat er allemaal veelbelovend uit.
Twee ralletjes zijn nòg zeldzamer en komen zelfs niet jaarlijks in ons land voor. Dat zijn de twee kleinste telgen uit de familie: het klein waterhoen en het kleinst waterhoen. Van die laatste vestigde zich eind mei een paartje in het Viersels Gebroekt in de Kleine Netevallei (waar ook het gros van de porseleinhoenen zit) en verraadde er zich aan zijn zeer zachte, ratelende ‘zang’. Vele tientallen vogelaars en fotografen waren verheugd om er de soort te kunnen bekijken, overdag zelfs. Voor Vlaanderen was zo’n uitgelezen kans al geleden van 1999.
Als klap op de vuurpijl weerklinkt sinds dinsdagavond (tot tenminste donderdag) de versnellende en aflopende zang van een mannetje klein waterhoen in de Gentbrugse Meersen. Deze soort houdt zich liefst op in hoog waterriet en de kans om die te zien te krijgen, is daardoor wel een pak kleiner.
Het is uiteraard nooit voor alle soorten goed. Terwijl er de afgelopen maanden redelijk wat broedvogels gebukt gingen onder het kletsnatte voorjaar (legsels en jongen koelen dan gemakkelijk af), lijkt het ergste leed geleden, maar zijn er ook soorten die daar de vruchten van plukken. Zo heeft ieder nadeel zijn - zij het bescheiden - voordeel.
Tekst: Gerald Driessens
Foto’s: Marc Van Meeuwen en Wouter Van Gasse
Geluiden: Bram Vogels, Lieven Van de Weghe, Elias Tibax en Hans Matheve
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief