Afbeelding
Lupines
Pieter Cox

Shifting baselines: hoe ons natuurbeeld van generatie op generatie verandert

28 apr 2022
Categorieën
Natuurbericht

Als natuurbeschermers aan natuurherstel doen, dan hebben ze doorgaans een specifiek streefbeeld voor ogen. Een streefbeeld dat verwijst naar een landschap en een daarbij horende biodiversiteit die de voorbije decennia deels verloren is gegaan. Maar dat referentiekader verschilt van generatie tot generatie. Dat mensen van jongere generaties niet meer weten hoe divers en rijk de natuur was tijdens de generaties die voor hen kwamen, wordt het ‘shifting baseline syndroom’ genoemd. En dat speelt de natuurbehoudssector steeds vaker parten.

Een opmerkelijk nieuwsfeit: kunstenaar Arne Quinze wil de natuur helpen door bloemenweides aan te planten, en dan specifiek lupine. ‘Het is een beetje mijn gevecht om de bloem opnieuw te introduceren in de natuur’, stelt Quinze. Ongetwijfeld goedbedoeld, ware het niet dat lupine een van oorsprong Noord-Amerikaanse plant is die op de Belgische lijst van invasieve exoten is opgenomen. Quinze verwijst naar zijn reizen in Siberië, waar hij graslanden vol lupine zag. ‘Jammer dat dat hier niet het geval is.’

Lupine is een sterk competitieve plant die zich invasief gedraagt. De plant produceert wel nectar en stuifmeel, maar wordt enkel door honingbijen en een handvol algemene hommelsoorten bezocht. Het merendeel van de wilde bijensoorten in onze streken hebben er niks aan. De zaden zijn licht giftig voor dieren. De plant is bovendien in staat om stikstof te binden, waardoor de bodem voedselrijker wordt. Daardoor worden voedselarme bodems met een hoge diversiteit aan wilde planten ongeschikt als groeiplaats voor planten die teveel stikstof niet verdragen, zoals margrieten. Eigenlijk zijn we lupines in onze natuur dus liever kwijt dan rijk.

Dat Quinze net meer lupines wenst, geeft aan dat hij een totaal ander natuurbeeld voor ogen heeft dan je vanuit natuurbeschermingsoogpunt zou verwachten. Hoe de natuur in Vlaanderen ooit was zonder al die exotische planten, weten helaas steeds minder mensen. Zo zien we bijvoorbeeld dat veel toeristen het landschap van de Kleine Netevallei appreciëren omwille van de massa roze bloemen die ’s zomers op de Nete-oevers bloeien. Maar dat gaat om reuzenbalsemien, een invasieve exoot uit de Himalaya, die hier eigenlijk helemaal niet thuishoort en de vegetatie domineert. Dat die Nete-oevers ooit een veel diverser kleurenpalet met grote kattenstaart, moerasspirea en koninginnenkruid kenden, weten veel mensen niet. Voor veel insecten is die roze eenheidsworst van reuzenbalsemien een enorme verslechtering, maar voor mensen blijkt het een aangenaam decor om langs te wandelen en te fietsen.

Dat verschuivend referentiekader, ook ‘shifting baseline’  genoemd, zien we overigens op allerlei vlakken. Het syndroom werd voor het eerst beschreven in 1995 door de Canadese bioloog Daniel Pauly. Vlinderprofessor Hans Van Dyck belichtte het in een column in 2017: “Wanneer heel weinig vlinders in een landschap de norm wordt, spreken we bij een moment met enkele vlinders samen op een vlinderstruik al over “veel” vlinders. Ook onze ijklijn voor perceptie daalt geleidelijk met het verschralen van de biodiversiteit." Zo worden we tegenwoordig al blij wanneer we in ons buitengebied nog één zingende veldleeuwerik horen, of één kievit op het nest zien.

 

Afbeelding
Kievit

Kievit: vroeger een banale broedvogel, nu een pak zeldzamer. (foto: Michel Viskens)

Onderzoekers hebben voorbeelden van shifting baselines van over de hele wereld in kaart gebracht. Het is geen specifiek Europees fenomeen. Ook in Azië en Amerika stelt men vast dat veel jonge vissers geen besef hebben van de massa vissen die hun oudere collega’s ooit opvisten. In het Verenigd Koninkrijk zijn mensen van jongere generaties minder goed in staat in te schatten hoe slecht bedreigde vogelsoorten eraan toe zijn dan mensen van voorgaande generaties. Terwijl de Living Planet Index (LPI) van het WWF tot voorzichtig optimisme noopt omdat de achteruitgang van een aantal iconische dieren gestopt is, wijzen wetenschappers erop dat de achteruitgang van die dieren nog veel groter was voor 1970, het startjaar van de de LPI en we dus moeten opletten met al teveel hoerageroep. 

Masashi Soga en Kevin Gaston herkennen verschillende oorzaken voor het shifting baseline syndroom. Zo speelt een tekort aan gegevens een belangrijke rol. Dat er nu lagere dichtheden insecten in West-Europa te vinden zijn, wordt wel algemeen erkend, maar het ontbreekt ons aan exacte data over de hoeveelheden van insecten die hier bijvoorbeeld een eeuw geleden leefden. Veel monitoringsprojecten die de toestand van populaties opvolgen, werden pas opgestart nadat er zich al een serieuze achteruitgang had voorgedaan. Daarnaast stellen Soga en Gaston dat we als maatschappij steeds meer vervreemd zijn van de natuur. Mensen staan verder van de natuur af en komen in het dagelijkse leven ook minder met soortenrijkdom in aanraking.

Dit syndroom speelt ook het natuurbehoud in Vlaanderen parten. Zo bleek bijvoorbeeld bij het heideherstel in Averbode Bos & Heide dat veel omwonenden gehecht waren aan de bestaande dennenbossen, monotone plantages van Corsicaanse dennen die eigenlijk eerder recent waren aangelegd. Bij een aantal mensen van oudere generaties was er minder weerstand tegen het natuurherstel, omdat ze zich nog herinnerden hoe het landschap in hun jeugd er meer open en diverser was. Ook bij natuurbeschermers zien we dat we de lat soms lager leggen dan zou passen bij een referentiekader van meer volledige landschappen met rijke levensgemeenschappen. In natuurgebieden zijn terreinbeheerders soms tevreden wanneer het natuurbeheer leidt tot het ontstaan van grasland vol echte koekoeksbloemen en pinksterbloemen. Dat is bijzonder mooi, maar ooit groeiden in datzelfde grasland eeuwenlang meer complete levensgemeenschappen met zeldzame orchideeën en bijzondere zeggesoorten. Misschien moeten we in het natuurbehoud toch iets ambitieuzer durven zijn. We moeten goed voor ogen houden wat ons referentiekader van een rijke natuur is, en opletten dat met elke nieuwe generatie die opgroeit in een achteruitgaande biodiversiteit, het basisidee van wat een ‘rijke natuur’ is niet zomaar uitholt.

Tekst: Wim Veraghtert & Annelies Jacobs (Natuurpunt Studie)