Afbeelding
Boomkruinen
Universiteit Gent

Soortenrijke bossen functioneren beter, vooral wanneer ze klein zijn

14 mei 2019
Categorieën
Natuurbericht

Bossen kunnen bestaan uit 1 of meer verschillende boomsoorten. Bomen zijn echte ecosysteem-ingenieurs die tal van natuurlijke processen in het bos beïnvloeden. Onderzoekers van de Universiteit Gent toonden recent in een grootschalige studie aan dat bossen met een hogere diversiteit aan boomsoorten beter functioneren – ze slaan bijvoorbeeld meer koolstof op, herbergen een grotere diversiteit aan insecten en zorgen voor een betere gezondheid bij vogels. Bovendien bleek dat het positieve effect van diversiteit op het functioneren van bosecosystemen het sterkst is in kleine en gefragmenteerde bosjes. Vooral deze kleine vlekjes bos zijn dus erg gebaat bij een behoud aan boomsoortendiversiteit.

Bossen in zeer intensief gebruikte landschappen zoals Vlaanderen zijn typisch soortenarm en bestaan vaak zelfs maar uit één dominante boomsoort. Bovendien liggen ze als kleine eilandjes geïsoleerd in een zee van landbouw en stedelijke milieus. Een goed functionerend bosecosysteem levert heel wat natuurvoordelen op voor de maatschappij zoals koolstofopslag in de bodem, houtproductie en leefgebieden voor bestuivers. Verschillende studies in grote bossen over heel de wereld toonden al aan dat bossen met meer boomsoorten het beter doen voor al deze functies. Maar het was nog onduidelijk of dezelfde patronen ook optreden in de Vlaamse context met kleine bosfragmentjes. In zo’n landschap spelen sterke randinvloeden van het omgevende landschap bijvoorbeeld een belangrijke rol.

Een team van biologen, bio-ingenieurs en diergeneeskundigen van de Universiteit Gent sloegen de handen in elkaar in het ‘TREEWEB’ project. Ze bestudeerden de impact van boomsoortendiversiteit in bossen met uiteenlopende mate van fragmentatie, van grote aaneengesloten bossen tot kleine en sterk geïsoleerde fragmenten. De onderzochte bossen lagen allemaal in de regio rond Gent, van Deinze tot Lede en van Wetteren tot Zottegem, en bestonden uit drie boomsoorten, namelijk beuk, zomereik en Amerikaanse eik. Deze boomsoorten kwamen ofwel alleen voor (monoculturen) of groeiden samen met twee of met drie soorten. In elk van de onderzoeksgebieden werden 24 natuurvoordelen in kaart gebracht, gaande van houtproductie en  koolstof-opslag, over de diversiteit aan insecten, tot de gezondheid van vogels.

Afbeelding
Bossenonderzoek UGent

Om de impact van de omgeving op het functioneren van bossen in te schatten, worden heel uiteenlopende facetten van het ecosysteem in detail opgemeten. Foto links: de lichamelijke gezondsheidstoestand van een koolmees wordt nauwkeurig bepaald. Foto rechts: een houtstaal van individuele bomen laat toe om de groeisnelheid over de laatste jaren te meten aan de hand van groeiringen (foto's: Universiteit Gent).

Verschillende van deze natuurvoordelen bleken beïnvloed door het aantal boomsoorten (soortenrijkdom) en de mate van fragmentatie van de bossen. De koolstofopslag en diversiteit aan insecten en andere geleedpotigen steeg bijvoorbeeld met het aantal boomsoorten, terwijl de hoeveelheid licht dat doorheen het kroondak de bodem kon bereiken, afnam. Alle 24 functies werden samengevat in één nieuwe index die de ‘multifunctionaliteit’ van de bossen uitdrukt. Een hogere multifunctionaliteit van een bos betekent dan dat meerdere functies het er beter doen dan gemiddeld. Deze index was hoger in soortenrijkere bossen, en, onverwacht, dit effect was het meest uitgesproken in de kleinste en meest gefragmenteerde bossen. Maar ook los van het aantal boomsoorten, bleek het functioneren van de kleine bossen niet onder te moeten doen voor de grote. Integendeel, de kleine bossen deden het gemiddeld beter dan grote (voor eenzelfde oppervlakte). Dit eerder onverwachte resultaat kan o.a. verklaard worden door randeffecten zoals een hogere lichtbeschikbaarheid en een hoger voedselaanbod nabij bosranden.

Eerst en vooral blijkt uit dit onderzoek dat het functioneren van kleine bosfragmenten niet onderschat mag worden. Kleine bosfragmenten zijn bijvoorbeeld erg belangrijk voor wilde bestuivers, zo bleek ook uit een recent doctoraat uitgevoerd binnen dezelfde onderzoeksgroepen. Het is natuurlijk niet zo dat de fragmentatie van natuurgebieden daarom iets positiefs is. De onderzoekers concluderen net dat de kleine bosfragmenten erg gevoelig zijn voor verlies aan biodiversiteit, omdat hun functioneren er sterker van afhangt in vergelijking met grote bossen. Ook in kleine bosfragmenten moet bosbeheer zich dus toeleggen op het behoud of de versterking van een soortenrijke en gevarieerde boom- en struiklaag om zo de meeste voordelen voor de natuur én de mens op te leveren.

De onderzoekers rapporteerden hun bevindingen in het vak-tijdschrift Ecology: https://esajournals.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/ecy.2653

Tekst: Lionel Hertzog, Daan Dekeukeleire en Lander Baeten. Deze studie is het resultaat van een samenwerking met vele andere onderzoekers in het TREEWEB-consortium: Dries Bonte, Roschong Boonyarittichaikij, Eduardo de la Peña, Stefanie de Groote, Irene van Schrojenstein Lantman, Luc Lens, Bram Sercu, Hannah Keely Smith, Martijn Vandegehuchte, An Martel, Kris Verheyen. Het onderzoek werd gefinancierd door het Speciaal Onderzoeksfonds van de Universiteit Gent (BOF).

Contact [email protected]