Het gaat goed met de tropische Sprinkhaanvlieg. Voor het tweede jaar op een rij scheert de treksprinkhanenparasiet hoge toppen in ons land. Bizar genoeg zijn treksprinkhanen al lang verdwenen uit West-Europa. Tijd voor een kennismaking met een fascinerende bromvlieg.
Met meer dan 4500 soorten vormen de vliegen en muggen in ons land één van de meest soortenrijke insectenorden. Een groot deel van de vliegensoorten laat zich maar moeilijk herkennen. Je hebt al snel een stereomicroscoop en gespecialiseerde literatuur nodig om aan bijvoorbeeld brom- of sluipvliegen de juiste naam te geven. Niet zo voor de Sprinkhaanvlieg, die zich eenvoudig laat herkennen. Deze bromvliegensoort is net geen centimeter groot en heeft opvallende horizontale banden op de ogen. Dat doet denken aan een daas (maar dazen zijn groter en hebben vaak deels verdonkerde vleugels). Mannetjes van de sprinkhaanvlieg hebben bovendien een gele tekening op het achterlijf, waardoor ze ook iets weg hebben van een zweefvlieg. De soort heeft een opvallend vooruitstekend snuitje.
Sprinkhaanvliegen zijn al lang bekend uit België. De soort wordt vermeld in de catalogus van Grootaert (1991), maar wanneer de eerste Belgische exemplaren precies gezien zijn, is niet geheel duidelijk. In Nederland is hun verschijnen veel recenter (de eerste Nederlandse vondst was er in 1988). Het is een beestje met een invasief karakter: het ene jaar zijn er weinig, het andere veel. Tot voor kort werd de soort steevast in lage aantallen gezien. Maar vorig jaar was een absoluut topjaar voor de Sprinkhaanvlieg, zo berichtte ook Natuurbericht.nl. Al lijken de statistieken in waarnemingen.be vooral te vertellen dat maar weinig natuurliefhebbers vertrouwd zijn met deze soort.
De Sprinkhaanvlieg dankt haar Nederlandse naam aan haar leefwijze: ze leeft parasitair op sprinkhanen. En niet op gelijk welke sprinkhanen: in feite is de Sprinkhaanvlieg eerder een Afrotropische soort die afhankelijk is van enkele soorten treksprinkhanen. Dat zijn precies de soorten die in Afrika enorme plagen kunnen vormen. De Europese treksprinkhaan kwam tot in de eerste helft van de twintigste eeuw ook bij ons voor. Verslagen van historische zwermen zijn al uit de middeleeuwen bekend. Het zijn precies die zwermen die de Sprinkhaanvlieg opzoekt. De treksprinkhanen zetten eitjes af in de grond en de sprinkhaanvlieg deponeert haar eitjes bij de eipakketten van de sprinkhaan. Daarom staat de sprinkhaanvlieg bekend als een economisch interessante soort: het is een natuurlijke bestrijder van een plaaginsect.
Wat die Sprinkhaanvliegen de voorbije jaren zo massaal in West-Europa komen doen, is niet helemaal duidelijk. Het zijn goede vliegers, dat staat vast. Zelfs in het zuiden van Scandinavië zijn al sprinkhaanvliegen opgemerkt. Maar hun gastheren, de treksprinkhanen, zijn al decennia afwezig in West-Europa. Is deze soort in staat zich aan te passen en ook op andere, inheemse sprinkhanen te parasiteren? Is de opmars van de soort klimaatgerelateerd? Dat zijn vragen die nog moeten uitgeklaard worden.
Wie een Sprinkhaanvlieg wil zien, moet vooral veel bloemen afspeuren. De vliegen foerageren op ondermeer Boerenwormkruid, kruiskruidsoorten, distels en koninginnekruid. De vliegen kan je vooral in volle zomer zien, maar het is nog niet te laat. Ook deze week nog zijn exemplaren gemeld.
Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto: Leo Janssen
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief