Met de eerste waarnemingen in 2013 is het Zilveroogje een relatief nieuwe aanwinst voor ons land. De aantallen waren destijds bescheiden en met één waarneming in heel 2014 bleef de bevestiging grotendeels uit. Met een voorlopig totaal van 11 vlinders, beleeft de soort dit jaar echter haar ‘grote’ doorbraak.
Het Zilveroogje is een heel klein vlindertje dat behoort tot de Glittermotten. De glinsterende oogvlekjes op de voorvleugel onderscheiden deze soort van de andere leden van de familie, waartoe ook de zeer algemene Brandnetelmot behoort. Bij twijfel kan de rusthouding uitsluitsel geven: het Zilveroogje houdt de vleugels op een merkwaardige, zadelvormige wijze boven het achterlijf gevouwen.
Met waarnemingen uit zowat alle continenten heeft het Zilveroogje een wereldwijde verspreiding. In het Verenigd Koninkrijk is het gekend vanaf de jaren 80. Daar wordt vastgesteld dat de soort in sommige jaren volledig afwezig blijft, terwijl ze daarvoor op dezelfde locaties regelmatig werd gespot. Vermoed wordt dan ook dat het gaat om een trekvlinder, die onder gunstige omstandigheden tijdelijke populaties kan stichten. Strenge winters zijn voor de jonge rupsen blijkbaar moeilijk te overleven.
Mogelijk heeft het Zilveroogje in onze contreien dezelfde immigrantenstatus. 2015 is op dit ogenblik voor heel wat trekvlinders gunstig gebleken, met hoge aantallen voor onder meer Distelvlinder, Atalanta, Gamma-uil, Vlekdaguil en Florida-uil op waarnemingen.be. Een mogelijke hypothese is dat tijdens het zachte voorjaar enkele Zilveroogjes ons land hebben bereikt en zich er hebben voortgeplant. In dat geval zien we nu de vlinders van de vervolggeneratie her en der opduiken. Maar ook een nieuwe immigratiegolf kan niet worden uitgesloten. Eventuele waarnemingen van rupsen kunnen in de toekomst meer licht op de zaak werpen.
Dat ‘opduiken’ blijft doet zich voornamelijk voor in West- en Oost-Vlaanderen en in Vlaams-Brabant. Naast enkele vondsten in nachtvlindervallen, soms met meerdere exemplaren tegelijk, werd de soort meermaals drinkend op de bloemen van de waardplant gezien. Bij ons lijkt dat vooral Heelblaadjes te zijn, waarop de eitjes afzonderlijk worden gedeponeerd. Elders in de wereld worden ook distels en andere composieten als voedselplant geaccepteerd. In het begin van de vorige eeuw werd nog aangenomen dat de rupsen blaasmijnen veroorzaakten in de bladeren. Recente studies komen echter tot de conclusie dat ze van bij de geboorte in een spinsel onder het blad leven.
De diertjes blijven vaak heel rustig zitten en laten zich gewillig fotograferen. (Foto: Ruben Meert)
Als het om een trekvlinder gaat, waarom hebben de eerste exemplaren dan tot in 2013 op zich laten wachten? Wie al eens een Zilveroogje in levende lijve heeft gezien, weet meteen dat het ukkepukje moeilijk honderden kilometer aan één stuk kan vliegen. Een gunstige wind zal alvast een handje moeten helpen. Willen de vlinders hier geraken, dan mogen de permanente populaties ten zuiden van ons zich best niet te veraf bevinden. Met de stijging van de gemiddelde temperatuur liggen deze populaties ondertussen misschien net iets noordelijker dan voorheen. Waardoor België plots binnen hun actieradius komt te liggen.
Wie zelf op zoek wil naar dit prachtige kleinood kan een nachtvlinderval opstellen in een gunstig gebied met de waardplant in de buurt. Zonder val speur je overdag bij voorkeur door de zon beschenen bloemen van Heelblaadjes af, maar ook op Boerenwormkruid en Koninginnenkruid maak je kans. De diertjes blijven vaak heel rustig zitten en laten zich gewillig fotograferen. Vergeet je vondst daarna niet in te geven op waarnemingen.be.
Tekst & foto's: Ruben Meert, Insectenwerkgroep Voelspriet Natuurpunt
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief