De lange, warme en droge zomer van 2018 ging gepaard met een opmerkelijke afname van het aantal waarnemingen van de adder. Onderzoekers uit zowel Vlaanderen als Nederland vreesden dat de uitzonderlijke weersomstandigheden een nadelig effect hadden op de conditie en overleving van de dieren. Ze keken dan ook met belangstelling uit naar het voorjaar van 2019, wanneer de adders ontwaken uit hun winterslaap. Om de vinger strak aan de pols te houden, geven we een eerste overzicht van de nieuwe waarnemingen.
De zomer van 2018 was de droogste en zonnigste sinds het begin van de meteorologische metingen in 1833. Optimale omstandigheden voor adders en andere ectotherme dieren, zou je denken. Ze gebruiken immers zonnewarmte om hun lichaamstemperatuur op 32 - 35 °C te krijgen. Bij langdurige en aanhoudende zonneschijn kunnen zonnende adders zich op korte tijd opwarmen, om daarna te verdwijnen tussen en onder de vegetatie, of zelfs onder de grond (waar ze veel moeilijker zijn waar te nemen). Het is op zich dus niet zo verwonderlijk dat er tijdens de zomer van 2018 veel minder adders werden gezien. Wat de adderonderzoekers evenwel verontrustte, was het geringe aantal waarnemingen tijdens het najaar van 2018, toen de weersomstandigheden heel wat gunstiger waren. Kon de aanhoudende droogte en warmte oorzaak zijn van een verhoogde sterfte? Ja, want adders zijn erg gevoelig voor extreme warmte. Wanneer hun lichaamstemperatuur boven ca. 40 °C stijgt, verliezen ze hun lichaamscoördinatie en moeten ze een koele plek opzoeken, anders sterven ze door oververhitting. Indien deze omstandigheden aanhouden, kan dat leiden tot een verminderde voedselopname, een verzwakte conditie en een verhoogde sterfte. Pas in 2019 zou duidelijk worden of dit scenario ook werkelijkheid was geworden.
Intussen zijn de adders in 2019 al een tweetal maanden actief en kunnen de eerste resultaten worden voorgelegd. Alle gegevens werden verzameld in het militaire domein ‘het Groot Schietveld’ (Wuustwezel, Brecht). Hier leeft één van de grootste West-Europese adderpopulaties, die al sinds 2000 intensief wordt onderzocht. Op 17 februari 2019, bij een opstoot van zonnig en warm lenteweer, ontwaakte de eerste adderman uit de winterslaap. Dat was een erg vroege datum, de vroegste die ooit in deze populatie werd vastgesteld. De eerste addervrouw werd op 23 februari gevonden. Pas vanaf 24 maart volgden andere vrouwtjes. Tussen 17 februari en 20 april konden 330 gegevens worden verzameld, verspreid over 205 verschillende adulte mannetjes, 30 adulte vrouwtjes en 14 onvolwassen adders (omdat de vrouwen en de jongere dieren later actief worden, zijn hun aantallen tijdens het voorjaar steeds lager). Een vergelijking met vorige jaren, waarbij rekening wordt gehouden met de zoektijd (= aantal persoonsuren veldwerk), toont dat er bij geen van de drie groepen adders in 2019 minder dieren werden waargenomen dan in voorgaande jaren (Figuur 1). Dat is al een eerste bemoedigende vaststelling, maar dit sluit nog niet uit dat er een verhoogde sterfte was in 2018.
Voor de adulte mannen kunnen we een voorlopige schatting maken van de overlevingskansen in de periode 2018 - 2019, en vergelijken met voorgaande jaren. Daarvoor wordt gekeken naar de dieren gevangen in een bepaald jaar en wordt berekend welk percentage daarvan hervangen werd tijdens het daaropvolgende voorjaar (tot 20 april). Omdat niet alle overlevende dieren gevangen worden in het voorjaar, onderschat deze procedure de werkelijke overleving, maar levert deze oefening wel waarden op die direct vergelijkbaar zijn tussen de verschillende jaren. Zo’n 39% van de in 2018 aanwezige adulte addermannen overleefde tot het voorjaar van 2019. Dat percentage ligt zeker niet lager dan tijdens andere jaren (Figuur 2) en toont dat er geen aanwijzingen zijn voor een verhoogde sterfte bij de addermannen tijdens de warme zomer van 2018 (en de daarop volgende winter).
Ook de conditie (= de verhouding tussen gewicht en lichaamslengte, iets als de BMI bij mensen) van de adders na het beëindigen van de winterslaap werd berekend. De conditie weerspiegelt vooral de hoeveelheid voedsel die verorberd werd tijdens de voorgaande zomermaanden. Bij zowel de adulte mannen als vrouwen was de gemiddelde conditie in 2019 zeker niet lager dan in andere jaren. Klap op de vuurpijl was wel dat meerdere van de pas ontwaakte vrouwtjes reeds eieren in de eileiders had. Dat werd nog nooit zo vroeg op het jaar vastgesteld. Aangezien de eisprong pas plaatsvindt wanneer het vrouwtje over voldoende vetreserves beschikt, die ze tijdens de voorgaande zomer heeft opgebouwd, wijst dat op een meer dan voldoende voedselopname tijdens de zomer van 2018.
Op basis van de voorlopige gegevens die werden verzameld tijdens het voorjaar van 2019, kan er geen enkele aanwijzing worden gevonden voor directe negatieve effecten van de langdurige droogte en warmte in 2018 op de aantallen dieren, overlevingskansen en lichaamsconditie van de adders. Dat is positief nieuws, vooral omdat in de nabije toekomst nog meer van dergelijke zomers mogen worden verwacht. De adders zijn dus in staat het hoofd te bieden aan uitzonderlijk warm weer, althans wanneer ze kunnen beschikken over voldoende koele schuilplaatsen met een voldoende groot voedselaanbod.
Tekst: Dirk Bauwens & Katja Claus, Adderwerkgroep
Foto: Wim Dirckx
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief