Vogelgriep: geschiedenis
Bij vogels komen zowel laag als hoog-pathogene types van vogelgriep voor. Het hoog-pathogene H5N1-type zou in 1996 in China ontstaan zijn op een ganzenboerderij. Vanaf dan heerste het in verschillende Oost-Aziatische kippenkwekerijen. Door een slechte beheersing verspreidde het zich (door menselijk toedoen) eerst over verschillende lokale kwekerijen, maar later vond het een uitweg naar wilde vogels. Via trekvogels verspreidde het zich naar Siberië en kwam het met trekvogels, aanvankelijk vooral ganzen en eenden (vooral) ’s winters in Europa terecht. Het virus overleeft immers het best en het langst in een koel en vochtig klimaat. Een korte maar duidelijke introductie over de vogelgriep bij wilde vogels door de Nederlandse Hoogleraar Thijs Kuiken, die dit voorjaar op de Sovondag in Nederland werd gebracht, kan je bekijken in deze livestream.
Sinds 2016 zijn de uitbraken zich sneller op elkaar beginnen opvolgen en werden ze ook telkens omvangrijker. Via het netwerk van trekroutes over de continenten heen, heeft H5N1 ondertussen zowat de hele wereld ingepalmd. Vooral watervogels lijken de pineut: zij troepen vaak samen en hun vochtige leefomgeving geeft nu eenmaal meer kansen aan het virus om langer te overleven, en dus ook meer vogels te besmetten. We spreken ondertussen dus over een echte pandemie: overal ter wereld vallen slachtoffers bij (soms grote) groepen vogels. In 2022 was er voor het eerst een uitbraak die samenviel met het broedseizoen, wat leidde tot massale sterfte bij diverse soorten waaronder o.a. in de broedkolonies van grote stern en visdief (bv. in Zeebrugge en Nederland). Van de grote stern is in 2022 naar schatting 60 tot 70% van de Nederlandse broedpopulatie in enkele weken gestorven aan de gevolgen van vogelgriep. In sommige kolonies waar de dode vogels niet regelmatig verwijderd werden, was de sterfte onder de volwassen vogels quasi 100%.
Sterfte kokmeeuwen
Ook vandaag raast de griepmiserie gewoon verder. De koele, vochtige lente van 2023 heeft daar zeker een belangrijke rol in gespeeld. Momenteel zien we in Vlaanderen vooral kokmeeuwen die eraan sneuvelen, ook al is de besmetting niet selectief en er veel dragers van het virus zijn. Kokmeeuwen zijn niet zeldzaam maar ze broeden samen in een klein aantal kolonies en de populatie is al sinds de jaren 90 gedaald. We zitten nu volop in het broedseizoen, waardoor de kokmeeuwen het virus gemakkelijk kunnen doorgeven van de ene naar de andere buur, met het risico op massale sterfte. De Vlaamse populatie broedende kokmeeuwen werd tussen 2013 en 2018 nog geschat tussen de 10.500 en de 13.000 paartjes.
Frequent ruimen is de enige manier om besmettingen in te dijken. Lokeren (Foto: Joris Everaert)
Het is dan ook huilen met de pet op in die anders zo gezellige en lawaaierige kokmeeuwenkolonie. De getuigenissen uit Lokeren en Lier, en zeer recent ook in de Waaslandhaven in Beveren, spreken boekdelen en de scènes zijn schrijnend: vogels vallen door stuiptrekkingen uit de lucht, verdrinken in het water of sterven zelfs broedend op het nest met eieren. Paartjes vallen daardoor uiteen en de kuikens sterven massaal een hongersdood of zelf aan een griepbesmetting. In de Lokerse kolonie in natuurreservaat Groot Molsbroek, die jaarlijks ca 1300 kokmeeuwenparen telt (ongeveer 10% van de Vlaamse populatie), vielen ondertussen ruim 600 kokmeeuwen als slachtoffer. Dit is ongeveer 20% van de populatie in het gebied (incl. een deel niet broedende, onvolwassen vogels). De werkelijke impact is zeker groter want de moerasvlakte in het reservaat zijn moeilijk toegankelijk, waardoor een deel van de slachtoffers (en nu ook zeker de kuikens) niet gevonden worden. In de kleinere Lierse kolonie van ca 250 paar werden al 139 adulte vogels geruimd plus 30 à 40 kuikens. De afgelopen dagen bereiken ons ook berichten dat in Vlaanderens grootste kok- en zwartkopmeeuwenkolonie (resp. ca 5000 en 1000 paar) in de Waaslandhaven, ook al enkele honderden dode kokmeeuwen en tientallen zwartkopmeeuwen werden aangetroffen sinds eind april.
Links: Geoorde fuut: zeldzame broedvogel in Vlaanderen (Foto: Joris Everaert).
Midden: ook donsjongen van kokmeeuwen ontsnappen niet aan de ziekte (Foto: Kristof Van Asten). Rechts: dode kokmeeuwen geruimd.
Verspreiding tegengaan
Om een verdere besmetting in te dijken wordt intensief geruimd; om de paar dagen (of zelfs zo snel als mogelijk) worden zieke of dode slachtoffers uit de kolonies of uit de plassen gehaald. Mondmaskers, beschermpakken, handschoenen, ontsmettingsproducten, waar kennen we het van? Alleen: onder de vogels blijft het maar duren. Vrijwilligers en een aantal professionelen zijn hard in de weer en verwerken hartverscheurende scenario’s. In waadpakken of vanuit kajaks worden de gebieden doorkruist. “We trekken ons recht aan het feit dat de andere soorten grotendeels gespaard blijven. Of is dat het volgende wrede hoofdstuk waarop we ons moeten voorbereiden?”, klinkt het bij de ruimers. In het Molsbroek sneuvelden wel ook al minstens 3 geoorde futen, een vrij zeldzame broedvogel en in Lier voorlopig ook twee visdieven. Bij de laatste ruimingen zijn in beide gebieden gelukkig wel beduidend minder dode kokmeeuwen vastgesteld dan in de vorige weken. De piek lijkt daar nu voorbij, maar de bezorgdheid blijft groot, zeker ook in de andere grote kolonies van o.a. de Waaslandhaven.
Het regelmatig verwijderen van dode en zieke vogels is belangrijk om besmetting van roofvogels en sommige carnivoren onder de zoogdieren te beperken. In verschillende landen zijn in de afgelopen jaren verschillende zoogdiersoorten gesneuveld aan vogelgriep, zoals vossen maar bijvoorbeeld ook zeldzame otters. Experten houden nauwlettend de mutaties van het virus bij vogels en zoogdieren in de gaten, om het risico in te schatten dat er in de toekomst een gevaarlijke variant zou ontstaan die besmetting van mens op mens zou mogelijk maken. We horen een grote appreciatie naar de stadsbesturen van Lokeren en Lier en de medewerking van Vlaamse Waterweg in de Beneden Netevallei, die bereid zijn om beschermende kledij aan te leveren en om de kosten van de verdelging van de kadavers te dragen. De terreinploeg van vzw Durme en Beneden Netevallei verdienen bijzondere dank voor het ruimen van slachtoffers in Lokeren en Lier. En de Opvangcentra voor Wilde Dieren leverden een extra inspanning door in beide gebieden o.a. slachtoffers op te halen voor analyse via het FAVV.
Wat moet er nu gebeuren?
Beleidsmatig zou een en ander op het hogere niveau echter nog strakker en beter kunnen. Hoewel er ophokplicht en maatregelen gelden voor professionele kwekerijen, zien we een zekere discrepantie tussen het feit dat we nu een grote uitbraak kennen bij soorten die zich over land en water verspreiden, maar dat er geen ophokplicht geldt bij hobbypluimveehouders, zelfs niet wanneer die zich spreekwoordelijk ‘naast de kolonie’ bevinden (het voederen moet dan ook voor hobbypluimvee afgeschermd gebeuren).
Willen we het virus indijken, dan moeten we aan een noodscenario werken waarin zowel de pluimveehouderij als de wilde vogels in één groot perspectief worden geplaatst. Anders blijven we dweilen met de kraan open.
Ook de aanpak van de uitbraken bij pluimveebedrijven en bij wilde vogels staat niet in verhouding. Er vallen veel meer slachtoffers onder pluimvee en hun opruimen wordt gesubsidieerd, terwijl dat niet het geval is bij wilde vogels. Daar draagt de eigenaar of beheerder van het natuurgebied in de regel de kost van de ruiming en de vernietiging van kadavers. Elk van die vogels is nochtans een slachtoffer.
Tekst: Gerald Driessens (Natuurpunt Studie) en Joris Everaert (vzw Durme)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief