Warm lenteweer wekt zeldzame Hazelmuizen al uit winterslaap

Het warme weer haalt de Hazelmuizen uit hun winterslaap. In Voeren is al meer dan de helft van de populatie ’s nachts actief. Dat is opvallend vroeg, zelfs vroeger dan in het uitzonderlijk warme voorjaar van 2014. Nu breekt een heikele periode aan: ze moeten op zoek naar voedsel en een nest dat hen beschermt tegen roofdieren. Hopelijk slagen ze daar in, want de Hazelmuis is ernstig bedreigd.
Al vier jaar volgt de Zoogdierenwerkgroep van Natuurpunt de hazelmuispopulatie in Voeren intensief op. Voeren is een van de weinige plekken in Vlaanderen waar de Hazelmuis nog voorkomt. Ze is dus ernstig bedreigd.
In een van de onderzoeksgebieden waren afgelopen weekend al 41 Hazelmuizen wakker: 29 mannetjes en 12 wijfjes. Een pak meer dan in 2015, toen het vrij koud bleef tot eind mei, en meer ook dan in het natte voorjaar van 2016. Mannetjes komen gemiddeld een paar weken vroeger uit hun winterslaap dan de wijfjes. Ze gebruiken die voorsprong om zich voor te bereiden op de voortplanting.
Al op 26 februari filmde een cameraval een wakkere Hazelmuis. Het diertje in kwestie liep rond bij een winternest waarin een hazelmuiswijfje lag te winterslapen. De kans is groot dat dit een mannetje was. Toch moest hij nog even geduld hebben: pas op 31 maart verliet ook het wijfje haar winternest.
Voor de Hazelmuizen breekt nu een moeilijke periode aan. Op energierijk voedsel is het nog even wachten tot er kersen zijn. In afwachting daarvan doen ze zich tegoed aan allerlei bloesems (zoals van Sleedoorn, esdoorn, Es en Wilde kers), bloem- en bladknoppen, jonge blaadjes en katjes (zoals van wilg, Hazelaar en berk). Ze gaan nu ook nog heel vaak in ‘torpor’, waarbij ze enkele uren tot enkele dagen in een soort lightversie van de echte winterslaap doorbrengen om energie te besparen.
Naast voldoende voedsel zijn ook veilige nestplaatsen heel belangrijk, zeker als ze in de zeer kwetsbare torpor-toestand zijn. Onderzoek van de Zoogdierenwerkgroep wijst uit dat Hazelmuizen tijdens het actieve seizoen – in tegenstelling tot in de winter wanneer ze open plekken op de grond verkiezen – liefst nesten bouwen in het dichte struikgewas, waar ze moeilijk bereikbaar zijn voor belagers.
hazelmuis_goedele_verbeylen.jpg

(Foto: Hazelmuis verwikkeld in een diepe winterslaap)
Bramen, Bosrank en Wilde kamperfoelie zijn erg belangrijke locaties voor een hazelmuisnest, net zoals Hulst, Sleedoorn en meidoorn (vooral als die door snoei dichter gegroeid zijn). Maar in deze periode van het jaar is dit soort struikgewas nog veel te open. Pas als er meer bladeren zijn, vanaf mei-juni, wordt het geschikt als veilige bouwplek voor een nest. Daar zullen ook de eerste jongen worden geboren. Tot het zover is, moeten de Hazelmuizen het doen met alternatieve – en minder veilige – nestplaatsen: in boom- en struikholtes, achter loshangende schors, in bomen en struiken begroeid met dichte Klimop, in oude vogel- en eekhoornnesten en in artificiële nestkasten en nestbuizen.
Om te kunnen overleven is de aanwezigheid van beide types nestplaatsen belangrijk. De alternatieve nestplaatsen helpen de Hazelmuizen na de winterslaap te overleven tot het struikgewas voldoende dicht geworden is, en het dichte struikgewas zorgt tijdens de rest van het jaar voor een betere overleving en een meer succesvolle voortplanting. Helemaal op het einde van het jaar, als veel bladeren gevallen zijn, worden de alternatieve nestplaatsen weer belangrijk voor Hazelmuizen die pas laat in winterslaap gaan, zoals laat geboren jongen.
Er zijn ook andere factoren die de nestplaatskeuze van Hazelmuizen beïnvloeden. Als het veel en hevig regent, raken de nesten in het struikgewas doorweekt en hebben de Hazelmuizen vaker alternatieve nestplaatsen nodig. Als er veel Bosmuizen en Grote bosmuizen zijn die concurreren voor boomholtes, geniet het dichte struikgewas nog meer de voorkeur. In het voorjaar helpen zeer kleine holtes (zoals holle vliertakken) of holtes met een zeer kleine ingang competitie met onder andere Koolmezen te vermijden, omdat dergelijke holtes voor vogels te klein zijn om in te broeden.
Maar waarom dan niet het voorjaar vol ontberingen vermijden en winterslapen tot in juni? Dat zou betekenen dat ze pas later aan de voortplanting kunnen beginnen, en voor meer nakomelingen wil een Hazelmuis toch wel de nodige risico’s nemen.
Tekst: Goedele Verbeylen, Zoogdierenwerkgroep Natuurpunt
Foto’s: Goedele Verbeylen & Ivo Vanseuningen
Lees meer nieuws over
Krijg de natuur in je mailbox
Natuurberichten, heet van de naald. 3x per week