1. Knoflookpad
Terwijl er in 2020 nog een vrij hoog aantal legsels (18) van knoflookpad kon worden verzameld, bleek vanaf 2021 dat het opkweken van legsels uit de twee resterende Vlaamse populaties weinig zoden aan de dijk brengt. De populaties zijn zodanig klein geworden dat er niet genoeg legsels kunnen ingezameld worden om jaarlijks voldoende opgekweekte dieren te kunnen uitzetten (tabel 1). Uit genetisch onderzoek blijkt dat de knoflookpadden in de West-Atlantische regio genetisch sterk aan elkaar verwant zijn. Sinds 2023 worden daarom jaarlijks aanvullend legsels uit Nederland toegevoegd. Dit jaar kwamen daar ook legsels van een nabijgelegen Duitse populatie bij. Larven en juveniele padden werden uitgezet in de twee bestaande populaties (Vijvergebied Midden-Limburg en Bomerhei) evenals in twee voormalige (Welleke en De Maten) en twee nieuwe leefgebieden (Wortel-Kolonie en het Merkske). Sinds 2022 wordt er in zowel Wortel-Kolonie als het Merkske op vrijwillige basis gemonitord.
Systematische monitoring van het succes van de translocaties startte in 2024. In De Maten wordt in 2025 gestart. De monitoring bestaat uit: (1) een schermonderzoek, waarbij een scherm rondom de poel wordt geplaatst en alle inkomende en uitgaande dieren in ingegraven emmers worden opgevangen, om zo een idee te krijgen van de adulte populatiegrootte, (2) het aantal roepende dieren documenteren (met behulp van een hydrofoon) om een idee te krijgen van de omvang van de zich voortplantende populatie, en (3) het nagaan of larven aanwezig zijn in de voortplantingswateren (met behulp van environmental DNA, eDNA) om voortplantingssucces na te gaan. Het tellen van roepende dieren valt voor de bestaande populaties deels onder het meetnet. Schermen werden opgesteld rond telkens één waterlichaam in Vijvergebied Midden-Limburg, Welleke en Merkske. De resultaten vielen tegen. In het Welleke werden geen adulte dieren teruggevonden, in het Vijvergebied Midden-Limburg één dier en in het Merkske twaalf dieren. De hydrofoonmonitoring van alle mogelijke voortplantingswateren gaf echter weer dat in sommige populaties relatief hoge aantallen roepers aanwezig waren (Bomerhei 27, Merkske 19 en Wortel-Kolonie 38 roepers), terwijl het in andere zeer stil was (Vijvergebied Midden-Limburg 3 en Welleke 0 roepers). Slechts in één (een poel in het Merkske) van de 29 waterlichamen bleek een staal voldoende eDNA te bevatten om van zekere aanwezigheid van larven te kunnen spreken.
De monitoringsresultaten van 2024 geven zowel aan dat onze oorspronkelijke populaties in zeer slechte staat zijn, als dat de uitzet vooralsnog niet het verwachte succes heeft. Oorzaken zijn onder meer het beperkt voorhanden zijn van legsels tot 2023 en de keuze om dieren niet genetisch gemengd uit te zetten. Dit laatste zorgt niet alleen voor grote fluctuaties in de jaarlijkse omvang van de uitzet per doelpopulatie, maar kan ook gevaarlijk zijn voor de genetische gezondheid van zowel bestaande als nieuw geïntroduceerde populaties. In 2023 werd de uitzetstrategie dan ook bijgesteld. Sindsdien worden de bronpopulaties gemengd bij uitzet (behalve in Vijvergebied Midden-Limburg) en zorgen de samenwerkingen met onze partners in het buitenland voor een hoger aantal dieren. Daarbovenop worden dieren die sinds 2020 werden bijgehouden in het Onderzoekscentrum voor Aquatische Fauna te Linkebeek, stilaan geslachtsrijp en wordt het kweken met ouderdieren in gevangenschap dus mogelijk. Zo hopen we op termijn niet meer afhankelijk te zijn van de jaarlijkse bijdrage van wilde populaties. De effecten van deze aanpassingen worden pas twee tot drie jaar later zichtbaar in de monitoring, dus hopen we bij een volgende berichtgeving een positiever verhaal te kunnen brengen. Naast uitdagingen in verband met kweek en uitzet, blijven de leefgebieden een obstakel. De soort is dermate gespecialiseerd dat het vinden van nieuwe en het adequaat beheren van bestaande gebieden die voldoen aan de habitatgeschiktheidscriteria zeer moeilijk blijft.
2. Vroedmeesterpad
In tegenstelling tot de knoflookpad, worden voor de translocaties van vroedmeesterpad sinds de start in 2021 gebruik gemaakt van, naar herkomst gescheiden, kweekgroepen in gevangenschap. De ouderdieren werden in 2019 als larven ingezameld in Vlaanderen, Wallonië en Nederland. Door een kweek in gevangenschap kan zowel het aantal nakomelingen voor uitzet (tabel 1) als de genetische diversiteit van de doelpopulaties geoptimaliseerd worden. De gestage groei van het jaarlijks uitgezette aantal dieren loopt samen met de leeftijd van de ouderdieren in de kweekgroepen.
Na de eerste bemoedigende resultaten in 2023 werd ook voor de vroedmeesterpad de systematische monitoring van het uitzetsucces opgestart in 2024. Naast het genetisch versterken van de bestaande populaties en het stichten van nieuwe populaties, beogen we ook om populaties te verbinden. Tot en met 2024 werden dieren bijgeplaatst in een vijftal bestaande populaties en werden een vijftal nieuwe populaties gesticht. De monitoring steunt op twee pijlers: (1) het aantal roepende dieren in de populatie en (2) het aantal larven in de voortplantingswateren. Het tellen van roepende dieren en het scheppen naar larven valt voor de bestaande populaties deels onder het meetnet. Het aantal roepers lag in de periode 2023-2024 een pak hoger (gemiddeld 193 roepers per jaar) dan voorheen (periode 2019-2022: gemiddeld 74 roepers per jaar). In één nieuwe populatie werden zelfs 59 roepers opgetekend. Daarnaast werden in 2024 ook meer dan 5000 larven, afkomstig van natuurlijke voortplanting, waargenomen in de vijf nieuwe populaties. Dit zijn er evenveel als in de bestaande populaties, inclusief deze waaraan dieren uit de kweek zijn toegevoegd.
Het kerkhof van Sint-Genesius-Rode waar voor de Vroedmeesterpad 14 (!) voortplantingsbakken zijn geplaatst in 2024. In Sint-Genesius-Rode wordt hard gewerkt aan het uitbreiden van de, tot voor kort, op sterven na dode populatie. Doorheen een hele beekvallei wordt op percelen van Natuurpunt, de gemeente en zelfs bij particulieren geïnvesteerd in de soort. Veel van de initiatieven en het beheer komen van enkele onvermoeibare vrijwilligers, die we hard nodig hebben.
Om deze nieuwe populaties als geslaagde translocaties te beschouwen, is het te vroeg. Daarvoor moeten ze immers over een langere termijn, zonder bijkomende uitzettingen, standhouden. Toch is dit een mooie start. Voor de reeds gestichte nieuwe populaties verschuift onze focus de komende jaren dan ook naar het stichten van deelpopulaties in de buurt van deze kernen en het verbinden van de kernen met elkaar. Het is nu zaak om via de monitoring een vinger aan de pols te houden van zowel de populaties als het beheer ervan. Daarnaast is ook dringend nood aan de ontwikkeling van bijkomende nieuwe leefgebieden om de goed renderende kweek zo efficiënt mogelijk in te kunnen zetten en de Vlaamse instandhoudingsdoelstellingen te realiseren.
Tekst: Loïc van Doorn, Jeroen Speybroeck, Johan Auwerx (INBO) en Sam Van de Poel (Natuurpunt Studie)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief