Het contrast tussen juni 2024 en juni 2025 kan niet groter zijn. Terwijl in juni 2024 nachtvlinderinventarisaties werden afgelast wegens koud en nat weer, was juni 2025 een maand met meerdere bijna tropische nachten. Terwijl de grootschalige inventarisaties die in juni 2024 dan toch nog doorgingen, met moeite 100 soorten op één nacht noteerden, waren er in juni 2025 een resem inventarisaties waarbij 200 tot zelfs 250 soorten op één nacht gezien werden. Voor de nachtvlinderaars was juni 2025 een verademing.
Grote aantallen
Opmerkelijk is ook dat een aantal soorten in erg hoge aantallen gemeld werden. Dat valt des te meer op als het om spectaculaire soorten gaat zoals het groot avondrood. Deze algemene pijlstaartvlinder komt in heel Vlaanderen voor, maar meestal zie je op een warme avond één of enkele exemplaren van deze soort. Nu kunnen het er tientallen zijn. In Buggenhout werden in één nachtvlinderval wel 40 exemplaren aangetroffen, in Houtvenne 25 (foto links ©Karine Arnouts). Naar Vlaamse normen zijn dat uitzonderlijke aantallen. Misschien is het topjaar voor deze soort niet erg verrassend. Uit het nachtvlindermeetnet, waarbij een netwerk van waarnemers nachtvlinders in lichtvallen tellen om de trends van soorten op te volgen, blijkt dat het groot avondrood de afgelopen jaren weer wat in de lift zat. Verwacht wordt dat 2025 een enorme piek in deze trendlijn zal zijn, maar op die analyse is het nog wachten tot in de winter. Niet alleen bij ons doet het groot avondrood het erg goed: ook vanuit Engeland bereiken ons berichten over ongeziene aantallen.
Ook opvallend talrijk dit jaar: de donkere marmeruil. Dat is een veel minder spectaculaire soort, waarvan het wit-bruine patroon een beetje op een vogelpoepje lijkt. Wie nu een boswandeling doet, maakt veel kans om zo’n donkere marmeruil op een boomstam te zien zitten. Bij nachtvlinderinventarisaties worden er dit jaar honderden gemeld. En dat topjaar hadden we niet echt zien aankomen. Na de extreme droogte en hitte van 2018 waren de aantallen donkere marmeruil gekelderd en ook de afgelopen jaren was er geen duidelijk signaal van herstel.
Gaat het dan weer helemaal de goede kant uit met de nachtvlinders?
Dat is dan weer te kort door de bocht. Het is zelfs moeilijk hard te maken dat er dit jaar echt veel meer nachtvlinders zijn dan vorig jaar. Want er speelt ongetwijfeld een sterk waarnemerseffect: in juni 2024 waren er veel frisse nachten met slecht weer, waardoor nachtvlinderaars niet de moeite deden om op pad te gaan of hun lamp op te stellen. Een lagere zoekinspanning leidt sowieso tot lagere aantallen waargenomen vlinders. Daarnaast kan je je de vraag stellen: waren er in die maand met slecht weer echt minder vlinders of zijn ze gewoonweg niet gezien? Want op frisse nachten gaan vlinders niet geneigd zijn om veel rond te fladderen. Ze blijven gewoon stilzitten. Misschien waren ze er dus wel, maar vlogen ze minder rond (en kwamen ze dus ook minder bij een lamp terecht).
Kanttekening 2: er worden dit jaar wel veel soorten waargenomen, en sommige soorten doen het goed, maar daarnaast blijven er heel wat soorten waarvan de aantallen laag zijn. Zelfs op heel warme nachten liggen de aantallen uiltjes (normaliter een talrijke groep) vaak laag. Voor een aantal huis-, tuin- en keukensoorten lijkt het herstel uit te blijven. Zo was de lijnsnuituil vroeger een algemene verschijning in tuinen, maar die tijden liggen intussen al jaren achter ons. De data van het nachtvlindermeetnet tonen hoe moeilijk deze soort het heeft en ook dit jaar lijkt er niet veel beterschap.
Uit de analyse van het nachtvlindermeetnet blijkt dat in de periode 2009-2024 ongeveer evenveel soorten sterk achteruitgaan als sterk vooruit. Opnieuw moet die vaststelling omzichtig bekeken worden. Het meetnet startte in 2009 en dat betekent dat we grote veranderingen vóór dat jaar niet duidelijk in kaart gebracht hebben. We kunnen aannemen dat er in de tweede helft van de twintigste eeuw een sterke achteruitgang bij heel wat soorten plaatsvond. Harde cijfers (in de vorm van tellingen) daarover ontbreken helaas. Daarnaast zien we dat in de groep van de vooruitgaande soorten een aantal warmteminnende soorten zitten die profiteren van de klimaatverandering (zoals de viervlakvlinder - hoofdfoto bovenaan). Eén van de meest spectaculaire voorbeelden is de opmars van de zwartvlekspikkelspanner, die de afgelopen jaren vanuit het bolwerk in Zuid-West-Vlaanderen zich wist te verspreiden naar de rest van Vlaanderen.
Voor nachtvlinderliefhebbers is het interessant zo’n uitbreiding in kaart te brengen. En niemand zal er rouwig om zijn dat zo’n mooie verschijning nu ook tot onze tuinvlinders gaat behoren. Maar de achteruitgang van voorheen alledaagse soorten laat echter een wrange nasmaak na. De grauwe grasuil was nog niet zo heel lang geleden een vrij algemene soort waarvan de rupsen op allerlei grassen leven. De soort komt hier en daar nog in natuurgebieden voor, maar ging zo sterk achteruit dat hij op de Rode Lijst belandde (categorie Kwetsbaar). Het is moeilijk om bij zo’n achteruitgang de vinger op de wonde te leggen: is het de mix van klimaatverandering, pesticiden, lichtvervuiling en stikstofdepositie die deze soort de das omdoet? Die problematieken beter in kaart brengen is essentieel om de achteruitgang van deze bestuivende insecten efficiënt aan te pakken.
Hoe kunnen ook jouw waarnemingen gebruikt worden om trends van nachtvlinders op te volgen?
Om de trendlijnen die we in dit bericht tonen te berekenen, vertrekken we vanuit de databank waarnemingen.be. We maken een selectie van waarnemers die op regelmatige basis nachtvlinders vangen met een lichtval. Criteria zijn: je werkt met een skinnerval in combinatie met een gasontladingslamp (HPL 125W of ML160W). Je zet de lamp ‘s avonds aan en telt ‘s ochtends welke soorten en exemplaren erin zitten. Die data geef je door via waarnemingen.be of Obsmapp/iObs/Observation-app. Duid bij de waarnemingen aan: bij gedrag 'op licht' en/of bij methode 'lichtval'.
Voor elke soort hebben we de datumgrenzen van de (hoofd)vliegtijd vastgelegd. Elke locatie waarop minstens vijf nachten geteld zijn tijdens die vliegtijd, wordt meegenomen in de analyse van die soort. Stel: soort X vliegt doorgaans van 1 mei tot 1 juli. Voor die soort nemen we de locaties mee waarin minstens vijf nachten gevangen zijn in die periode. Als je bijv. enkel in juli-augustus tijd hebt om nachtvlinders te tellen in je tuin, dan tellen jouw data mee voor de zomersoorten, maar niet voor de lente- of herfstsoorten.
Tekst: Wim Veraghtert (Natuurpunt Studie)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief