Wellicht heb je nog nooit een beerdiertje in levende lijve gezien. Het zijn minuscule wezens, veelal minder dan 1mm groot, die leven in vochtige milieus. De voorbije jaren haalden ze af en toe het nieuws, omdat onderzoekers ontdekten dat ze extreme omstandigheden (zoals hoge temperaturen, totale uitdroging of zuurstofgebrek) kunnen overleven. Maar nieuw onderzoek werpt een nieuw licht op deze schijnbaar onkreukbare wezentjes: tegen aanhoudende hitte zijn ze niet bestand.
Beerdiertjes of mosbeertjes zijn echte buitenbeentjes. Wereldwijd zijn er zo’n 1300 soorten beschreven, die in grootte variëren van 0,08mm tot 1,2mm. Het zijn plompe dieren met vier paar poten. Hun gekromde houding en onhandige manier van voortbewegen doet wat denken aan een beer. Taxonomisch gezien vormen ze een aparte groep, naast de fluweelwormen en de geleedpotigen.
Je hebt dan misschien wel een microscoop nodig om zo’n beerdiertje te zien, zeldzaam zijn ze niet. In het mos in je dakgoot kunnen ze bijvoorbeeld in hoge dichtheden voorkomen.
Voor de gewone natuurliefhebber blijven ze gemakkelijk onder de radar, voor onderzoekers echter niet. Die hadden al snel door dat deze organismen ongewone eigenschappen hadden. Sommige soorten beerdiertjes kunnen allerlei extreme omstandigheden overleven. De ESA stuurde beerdiertjes in 2007 mee op een satelliet, om te zien of ze kunnen overleven in ruimte-omstandigheden, een experiment dat in 2011 herhaald werd. Daaruit blijkt dat ze extreme koude, hoge stralingsniveau’s (UV en andere) en de afwezigheid van lucht voor een periode van 10 dagen kunnen overleven. Hun stofwisseling ligt dan wel stil, maar komt weer op gang wanneer de omstandigheden verbeteren.
In die zin is het verrassend dat de huidige klimaatverandering een bedreiging vormt voor beerdiertjes. Temeer omdat eerder is aangetoond dat ze hoge temperaturen kunnen overleven: er zijn beerdiertjes die een half uur blootstelling aan 151°C overleven. Maar dat zijn steevast experimenten waarbij de dieren gedurende een korte tijd aan hitte worden blootgesteld. Het gaf hen alvast de reputatie om ‘onverwoestbaar’ te zijn. Maar er zijn grote verschillen van soort tot soort. Bij een proef met de soort Ramazzottius varieornatus, afkomstig uit Deense dakgoten, bleek dat de mediane overlijdenstemperatuur 37,6 graden bedroeg bij een blootstelling die 24 uur duurt. Dat komt al dichtbij de recordtemperaturen van 36,4 graden die recent in Denemarken werden gemeten. Als ze in totaal uitgedroogde toestand verkeren, dan sterft de helft van de dieren bij een temperatuur van 63,7 graden.
Deze studie illustreert dat niet alleen de toename van gemiddelde temperatuur, maar evenzeer - of in dit geval: vooral - de toename van weersextremen een uitdaging vormen voor onze biodiversiteit, zelfs voor organismen waarvan we zouden verwachten dat 'ze er wel tegen kunnen'.
Tekst: Wim Veraghtert m.m.v. Willem Proesmans (Natuurpunt Studie)
Bron:https://www.nature.com/articles/s41598-019-56965-z
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief