Dossier Droogte
Onze natuur heeft het zwaar. Dit is al het vijfde droge voorjaar in zes jaar tijd. Samen met wetenschappers en experten bekijkt Natuurpunt het effect van die droogte op onze natuur. Welke soorten lijden hier het meest onder en zijn er ook oplossingen? Volg het Dossier Droogte
Zelfs onder water speelt droogte de natuur parten
De laatste zes jaar werden in Vlaanderen alle droogte- en hitterecords verbroken. Dat heeft gevolgen voor het leven in onze vijvers en waterlopen. Watertekort is het meest voor de hand liggende aspect van droogte, maar er zijn nog tal van effecten die optreden en die maken dat onze aquatische soorten in de hoek staan waar de droogteklappen vallen. Al kunnen betere beheermaatregelen én een beleid dat meer aandacht heeft voor de droogteproblematiek soelaas bieden.
In vijvers, poelen en waterlopen zijn natuurlijke scheikundige processen afhankelijk van de temperatuur. Hoe warmer het water, hoe minder zuurstof er in opgelost is. Bij stijgende watertemperaturen kunnen daardoor zuurstoftekorten ontstaan. Een fenomeen dat nog versterkt kan worden doordat bij felle zon meer groenalgen en blauwalgen voorkomen. Die geven overdag zuurstof af aan het water waarbij er soms teveel zuurstof kan zijn (oververzadiging) maar ’s nachts nemen ze zuurstof op en dan kunnen er tekorten ontstaan. Zo’n zuurstoftekort kan tot rechtstreekse vissterfte leiden, maar ook als dat niet gebeurt zijn er gevolgen voor aquatische soorten. Vissen die met zuurstoftekorten kampen, gaan in overlevingsmodus. Daardoor verlaagt hun weerstand tegen ziekten en parasieten, die op zo’n moment maar al te graag hun kans grijpen. In heel wat vijvers zien we dan vissen tjokvol karperluis of met schimmelinfecties. De larven van amfibieën ondervinden trouwens gelijkaardige problemen.
Blauwalgen en laag water
Blauwalgen vormen een probleem op zich. Het zijn eigenlijk bacteriën, maar ze worden vaak met algen verward omdat ze ook aan fotosynthese doen. In warme condities, met hoge fosfaatconcentraties en bij afwezigheid van stroming (in kanalen en rivieren ook een gevolg van droogte) kunnen blauwalgen tot bloei komen. Dan vormen ze een dikke, stinkende drijflaag op het water. Naast hun impact op het zuurstofgehalte, zijn ze ook nog eens potentieel toxisch. Sommige soorten produceren namelijk gifstoffen die ze bij verstoring en bij afsterven massaal vrijgeven in het water. Om een idee te geven: minstens de helft van alle botulismeslachtoffers (vogels) in Vlaanderen zijn eigenlijk gestorven door blauwalgtoxines. Ook voor mensen zijn er gevolgen. Rechtstreeks contact met drijflagen is daarom sterk af te raden. Watercaptatie uit waterlopen ten behoeve van landbouw is bij een blauwalgbloei daarom ook niet langer mogelijk.
In beken en rivieren moeten vissen vrijuit kunnen bewegen. Bij lagere waterstanden vormen ondiepe beektrajecten plots hindernissen waar vissen niet overheen geraken. Zo raken ze niet meer aan hun paaigronden of worden populaties van elkaar geïsoleerd. Vissen die vast komen te zitten in een kuil zijn plots zeer vatbaar voor predatie. Hetzelfde geldt voor vissen en amfibieënlarven in een droogvallende vijver. In extreme gevallen kan droogte zelfs leiden tot meer verwondingen door scheepsschroeven. De Grensmaas, Dender, Boven-Schelde en andere rivieren hebben voorbije jaren een aantal keren historisch laag gestaan.
Verdroging leidt daarnaast ook tot verzilting. De zoutgrens in de Schelde schuift langzaam landinwaarts, en iets vergelijkbaars zien we ook aan de kust. Soms zit er in de ondergrond ook van nature zout water. Dat komt normaal nooit aan de oppervlakte, maar door het verdwijnen van het zoetwater dat erboven zit plotseling wel. Zouter water kan de voortplanting van vissen en amfibieën in het gedrang brengen. Eitjes en larfjes zijn daar namelijk gevoelig aan.
Wat kunnen we doen?
Om onze amfibieën en vissen te helpen deze nieuwe omstandigheden het hoofd te bieden, is het belangrijk om in beken en rivieren voor veel variatie te zorgen in de structuur. Bochten herstellen (hermeandering) en dood hout in het water helpen om voldoende diepe kuilen te bekomen waarin vissen tijdelijk kunnen ‘overzomeren’. Vijvers hebben baat bij een beperkte mate van beschaduwing.
Vanuit beleidsmiddens is er de laatste jaren gelukkig meer aandacht voor het leven in onze waterlopen. Zo kondigen de waterbeheerders voor het eerst permanente onttrekkingsverboden af voor enkele erg kwetsbare waterlopen en kan er bovendien bijkomend op beslissing van de gouverneur een zogenaamd tijdelijk onttrekkingsverbod worden ingesteld voor andere waterlopen. Het water mag dan voor een bepaalde tijd niet meer opgepompt worden voor bijvoorbeeld irrigatie van gewassen. Veel van zulke beschermingsmiddelen beperken zich voorlopig echter tot waterlopen met aanwezigheid van Europese beschermde soorten zoals beekprik en kleine modderkruiper. Een goede zaak, al moeten we opletten om biodiversiteit niet te verengen tot Natura 2000-soorten alleen. Veel andere dieren en planten hebben immers eveneens nood aan extra bescherming bij droogvallende waterlopen. Naast het al of niet voorkomen van beschermde soorten zou ook het drainerend effect van watercaptatie in beken op het omliggende landschap moeten worden afgewogen in de beslissing om een verbod in te stellen. Als er geen beschermde soorten in de beek zelf voorkomen wil dat immers nog niet zeggen dat er geen impact is op kwetsbare soorten buiten de beek.
Tekst: Alain Dillen (Visserijbioloog Agentschap Natuur & Bos)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief