Bedreigingen LIFE Kleine Nete
Onze natuur wordt bedreigd door een aantal factoren. Het achteruitgaan en verdwijnen van soorten is een gevolg van de achteruitgang van zowel de oppervlakte geschikt habitat als de kwaliteit van het resterende habitat.
Door te streven naar grotere oppervlaktes natuur in een ruimer netwerk van gebieden trachten we een halt toe te roepen aan het verlies aan biodiversiteit.
In de eerste helft van de 20ste eeuw was er een plotse toename van akkers en graslanden waarbij grote oppervlaktes natte hooilanden omgezet werden tot landbouwgrond. Na het einde van Wereldoorlog II werden deze landbouwpercelen verlaten of steeds intensiever gebruikt. Ze werden beter gedraineerd, zwaar bemest en steeds vroeger bewerkt. Om de werkbaarheid van de landbouwpercelen te verhogen, werd ook het reliëf genivelleerd. In combinatie met de sterke drainage heeft dit geleid tot het verdwijnen van de unieke abiotiek die zorgt voor de rijkdom van de natuur. Hierdoor vormen deze landbouwpercelen vaak enclaves in het prioritair werkingsgebied die een zeer negatieve impact uitoefenen op de omringende habitats.
Landbouw zorgt ook indirect voor een bijkomende bedreiging, namelijk verzuring en vermesting door atmosferisch depositie, het inwaaien en inspoelen van meststoffen. Voor de atmosferische depositie tonen metingen over gans Vlaanderen aan dat de gemiddelde stikstofdepositie ongeveer 40 kg per hectare per jaar bedraagt. Ter vergelijking: de kritische drempelwaarde voor droge heide (4030) wordt op 11 kg stikstof per hectare per jaar geschat (bron: Natuurrapport 2005). In de meer stroomafwaarts gelegen delen treedt er ook eutrofiëring op door overstromingen. Ondanks de meerwaarde van overstromingen door de aanvoer van mineralen en de strooisel afvoer, vloeien deze waterlopen door landbouwgebieden waardoor ze vervuild zijn met nutriënten.
Naast een intensivering van het landgebruik, zijn er in de vallei van de Kleine Nete de afgelopen tientallen jaren ook veel habitats achteruit gegaan door een gebrek aan beheer. Omdat de graslanden en heiden te nat of te droog waren, zijn ze verlaten door de landbouw. Het gaat dan vooral over de zeer waardevolle habitats duingrasland (2330), vochtige heide (4010), droge heide (4030) en overgangs- en trilveen (7140). Deze habitats zijn gebonden aan een half-natuurlijk maai- en graasbeheer dat ontstaan is dankzij de potstaleconomie wat typisch was voor de Kempen. Eenmaal verlaten treedt verruiging en verbossing snel op en verdwijnt de soortenrijkdom.
Naast spontane verbossing door gebrek aan beheer zijn er in de vallei van de Kleine Nete vele habitats verloren gegaan door aanplantingen. Heidehabitats werden opgeplant met grove den Pinus sylvestris en corsicaanse den Pinus nigra ssp. laricio. In de natte valleidelen werden graslanden en ruigtes opgeplant met populieren en standplaatsvreemde wilgen.
Naast een intensivering van het landgebruik werd ook de natuurlijke hydrologie van het projectgebied sterk gewijzigd. Vele waterlopen werden rechtgetrokken, intensief geruimd en gebaggerd wat o.a. ten koste ging van de bodem structuur. Door de slib- en kruidruimingen ontstonden er ook ruimingswallen waardoor de band tussen vallei en waterloop onderbroken werd. De aanleg van metershoge dijken heeft er voor gezorgd dat de overstromingsproblematiek zich alleen maar verplaatst naar elders in de vallei. Hierdoor is de dynamiek toegenomen in gebieden waar Bijlage I-habitats voorkomen die niet aangepast zijn aan langdurige en/of frequente overstroming tijdens het groeiseizoen. Ook de aanleg van het Netekanaal heeft een sterk negatieve impact op de waterhuishouding van het gebied. Verder zijn er in het gebied tal van onnatuurlijke sier- en visvijvers gegraven. De grootschalige aanleg van waterzuiveringsinstallaties zorgde reeds voor een verbetering van de waterkwaliteit in het gebied. Toch kunnen de vissoorten niet of zeer moeilijk uitbreiden als gevolg van migratieknelpunten en de afwezigheid van geschikte paaiplaatsen als gevolg van vroegere ingrepen.
Verspreid in de vallei van Kleine Nete zijn er illegaal kunstmatige visvijvers en weekendverblijven aangelegd. Het hoeft geen uitleg dat de impact hiervan zeer groot is. Er is niet alleen een grondige verstoring van de abiotiek maar ook de aanplantingen zorgen voor een bijkomend negatief effect. Ook de impact van bewoning in een natuurgebied mag niet onderschat worden. Een voorbeeld hiervan is het afvalwater dat ongezuiverd geloosd wordt.
Verschillende habitats in de vallei van de Kleine Nete worden bedreigd door exoten. Op de matig droge tot vochtige zandige bodem vormen amerikaanse vogelkers Prunus serotina en amerikaanse eik Quercus rubra ongetwijfeld de meest bedreigende exoten voor de kwaliteitsvolle ontwikkeling van de heidehabitats. Op natte gronden daarentegen is reuzenbalsemien Impatiens glandulifera een grote bedreiging voor voedselrijke ruigtes (6430) en broekbossen (91E0+). De exoten werden geïntroduceerd door de mens en verspreiden zich vaak via natuurlijke processen.
Eén van de grootste bedreigingen in beekdallandschappen is de versnippering van de habitats, door een gecombineerd effect van de bovenstaande bedreigingen. De hoge mate van isolatie van de resterende habitats belemmert (her-)kolonisatie en uitwisseling van verschillende weinig mobiele doelsoorten. Dit leidt uiteindelijk tot het uitsterven van diverse soorten met afname van de soortenrijkdom als gevolg. Dit proces van versnippering speelt ook in het beek- en riviermilieu waar nog verschillende vismigratie knelpunten zijn.