Binnen het LIFE-project staan twee habitattypes centraal.

  • Habitat 1310: éénjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia spp. en andere zoutminnende soorten

    Op de meest zilte en langdurig geïnudeerde plaatsen vinden we een relatief soortenarme vegetatie van éénjarige planten (Thero-Salicornion). Kortarige zeekraal (Salicornia europaea), schorrenkruid (Suaeda maritima), en in mindere mate zilte schijnspurrie (Spergularia marina) en gerande schijnspurie (S. media) vormen hier de typische planten. Dit habitattype wordt meestal in buitendijkse getijdengebieden gevonden, maar komt in ons projectgebied op een beperkt aantal plaatsen binnendijks voor, meestal in overgangen naar zilte pioniersgraslanden.
  • Habitat 1330: Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia)

    De Atlantische schorren bestaan uit verschillende types: 

    • Stomp kweldergras-verbond (Puccinellio-Spergularion salinae): de zilte pioniersgraslanden vinden we enerzijds op plaatsen waar bodemverstoring plaatsvond door vergravingen of betreding, anderzijds op delen die tijdens de winter langdurig overstroomd zijn. In beide gevallen starten we hier van een bodem met een vrijwel onbegroeide toestand. Typische soorten die we hier kunnen vinden zijn zilte schijnspurrie (Spergularia marina), spiesmelde (Atriplex prostrata), rode ganzenvoet (Chenopodium rubrum), zilte greppelrus (Juncus ambiguus) en stomp kweldergras (Puccinellia distans), doorgaans aangevuld met soorten uit het zilverschoonverbond. Minder talrijk zijn bleek kweldergras (P. borealis) en blauw kweldergras (P. fasciculata).
    • Verbond van Engels gras (Armerion maritimae): daar waar de verstoring beperkt blijft zodat zich een meerjarige vegetatie kan vormen, vinden we goed ontwikkelde zilte graslanden met een “gras”mat van fioringras (Agrostis stolonifera), rood zwenkgras (Festuca rubra) en zilte rus (Juncus gerardii). Door betreding ontstaat er een typisch bultenpatroon met in de trapgaten de soorten van de zilte pioniersgraslanden.
TOP