Doelhabitats LIFE Turnhouts Vennengebied
Laatste update: 31/03/2014
De heide en vennen in het gebied herbergen tal van zeldzame planten en dieren die zich specifiek aan dit extreme milieu hebben aangepast. Zo overleven heel wat dieren op de kurkdroge landduinen en weten diverse planten te overleven in de zeer voedselarme vennen.
Hier geven we een kort overzicht van de verschillende vegetaties met hun bewoners. Dit zijn allen habitats die opgenomen zijn in bijlage I van de Europese habitatrichtlijn en zijn dus beschermd. De cijfercode verwijst naar het Europese habitattype.
Duinheide of psammofiele heide (2310)
De zandige bodems zijn uitgesproken voedselarm. Typische soorten zijn struikhei, maar ook andere dwergstruiken zoals kruipbrem en stekelbrem. Ook heidespurrie, rode heidelucifer en gewoon peermos zijn specifieke soorten. Vlekken van dit habitattype komen nog mooi voor maar vaak zijn deze te klein (minder dan 10 are) om typische faunasoorten een duurzame toekomst te garanderen. In het projectgebied zijn de beste locaties en potenties voor dit type te vinden in het noordoosten van het gebied (Ravelse bergen). Om een instandhouding van kenmerkende flora en fauna te verzorgen, is een oppervlakte van minimaal 50 ha noodzakelijk.
Open graslanden op landduinen of duingrasland (2330)
Dit habitattype komt voor op de droge, voedselarme, zure zandbodems. Uit studies bleek dat dit habitat voor de ontginning op grote oppervlakte voorkwam.
Opvallend is dat dit habitat uitsluitend in het noordoosten van het projectgebied voorkomt. Vaak zijn het graslanden die ontwikkelen vanuit duinheide door het ontbreken van de noodzakelijke winddynamiek.
Als gevolg van een verkeerd beheer (bermbeheer), ontbreken van dynamiek of te veel randeffecten (kleine of smalle stroken habitat) gaan deze biotopen snel achteruit. Vooral de invloed van landbouw is een sterke bedreiging: herbicidengebruik en bemesting zijn funest voor deze vegetaties, gebonden aan, voedselarme zure milieus.
Slechts op één plaats komt een fraai voorbeeld voor van dit habitattype, niet toevallig in beheer van Natuurpunt. Dit relict is te vinden op een terrein van Natuurpunt vlak tegen de Ravelse Bergen. Het biedt onderdak aan enkele gespecialiseerde soorten.
Mineraalarme wateren van de Atlantische zandvlakten (3110)
Dit gevoelige habitattype stond onder grote druk van verschillende bedreigingen zoals verzuring, eutrofiëring, wegvallen van windwerking, demping, schommelingen van de watertafel. Toch hield het op enkele locaties stand. Voorbeelden binnen het Turnhouts vennengebied zijn: Zwart water, Grote Klotteraard, Haverven, Zandven, Koeven.
Oeverkruid, waterlobelia, drijvende egelskop, klein blaasjeskruid zijn enkele kensoorten van dit habitattype.
Voedselarme tot matig voedselarme stilstaande wateren (3130)
Dit habitattype is nauw verwant met type 3110, maar de vegetaties hebben doorgaans iets andere abiotische (omgevings) eisen ondermeer iets grotere nutriënten beschikbaarheid. Door het droogvallen van de oevers kan afbraak van organisch materiaal optreden een belangrijk element om een voedselrijker milieu te krijgen.
Enkele voorkomende soorten zijn oeverkruid, witte waterranonkel, kleinste egelskop, dwergrus, fraai duizendguldenkruid, dwergvlas en draadgentiaan.
In het projectgebied komen diverse habitats met deze kensoorten voor. Vooral de locaties waar zuur voedselarm water in contact komt met mineralenrijker neutraal tot basisch grondwater zoals het Haverven zijn kansrijke plekken. Zwart waterven oost, Peerdsven, Ven Ravelse bergen zijn voorbeelden binnen het Turnhouts vennengebied.
Natte heide (4010)
Natte heide komt voor op zandige tot leemhoudende zandige bodems die zwak zuur tot zuur zijn. Ook de waterhuishouding is van belang voor de natte heide: van zeer nat tot matig nat, onder invloed van (lokaal) grondwater. Natte heide (4010) is een habitat van de habitatrichtlijn. Binnen de vegetaties van de natte heide komen ook veenslenken voor (habitattype 7150).
De typische soorten die in de natte heide binnen het Turnhouts vennengebied zijn: gewone dophei, klokjesgentiaan, beenbreek, kleine zonnedauw verschillende soorten veenmos en moeraswolfsklauw.
In het Turnhouts vennengebied is goed ontwikkelde natte heide met hoogveenslenken op 1 hand te tellen: Zwart water, zone rond Zandven en Koeven, Zwarte heide en Dombergheide.
Indien enkel dophei voorkomt en slechts weinig andere soorten met een overheersing van pijpenstrootje, spreken we van een gedegradeerde heide.
Rond de vennen komen diverse natte heiderelicten voor. Deze zijn belangrijk om het herstelbeheer van en rond de vennen uit te voeren. Het zijn net deze relicten met voornamelijk dophei die de andere terreinen kunnen koloniseren en nog een goede kiemkrachtige zaadbank herbergen.
Droge heide (4030)
De droge heide komt van nature voor op extreem arme en/of zure bodems. In de Kempen treffen we de droge heide dan ook aan op de zeer droge zandgronden. Het Turnhouts vennengebied was van oorsprong een groot heidegebied waar droge heide een belangrijk onderdeel van de vegetatie was. Momenteel worden op drie plaatsen grote relicten aangetroffen: Hoogmoerheide, Zwart Water en Dombergheide waarin het volledige gamma van droge heide voorkomt.
Typische soorten voor dit habitattype zijn struikheide, stekelbrem, tandjesgras, klein warkruid en tormentil.
Naast deze grote relicten, komen nog andere relicten, kleiner en in slechtere staat voor. Deze relicten liggen bijna allemaal in de zuidwest – noordoost as rond de vennen. Niet toevallig bleef deze zone gespaard van drastische veranderingen in landgebruik. Verbossing blijft de belangrijkste factor voor de achteruitgang van dit habitat.
Ook ten noorden van de Hoogmoerheide worden relicten gevonden, net als in Ravelse bergen.
Heischrale graslanden (6230)
Dit habitat komt voor op voedselarme, matig zure tot neutrale, droge tot vochtige gronden gewoonlijk op meer of minder leemhoudende zandgronden. Bij een goed maaibeheer kan vanuit natte heide, heischrale grasland ontwikkelen (6230). De waterhuishouding en de bodem bepalen voor een groot deel de kansen voor heischrale graslanden.
Op enkele plaatsen in het gebied treffen we nog grotere heischrale graslanden aan die volop in ontwikkeling zijn na het herstelbeheer en gericht natuurbeheer. Heischrale graslanden ontstaan in Vlaanderen enkel onder menselijke of dierlijke invloed. Onbeheerd groeien ze uiteindelijk dicht met struweel- en bosvormende soorten.
Momenteel komen op deze percelen nog klokjesgentiaan, beenbreek en gevlekte orchis, liggende vleugeltjesbloem voor.
Slenken in veengronden (7150)
Dit zijn de typische pioniersvegetaties, deze komen als eerste op kale gronden, met snavelbies op plaatsen met naakt veen zoals plagplekken of regelmatig overstroomde zandige oevers van vennen, doorgaans aan de zeer zure kant. Enkele van de soorten die we hier aantreffen zijn witte snavelbies, ronde zonnedauw, kleine zonnedauw en moeraswolfsklauw.
Het voorkomen van knolrus is vaak een negatieve indicator van verzuring.
In het gebied komt naar schatting 1,2 ha habitat voor waarvan 0,6 ha in zeer goede toestand. De belangrijkste zones van dit habitattype zijn gelegen in het Zwart Water, Zandven – Koeven en enkele kleinere, eerder relicten, locaties rond de Kleine en Grote Klotteraard.