Doelhabitats LIFE Vochtig Haspengouw
Overblijvende of relictbossen op alluviale grond (91E0+), met overgangen naar eiken-haagbeukenbos (9160)
Het projectgebied kent een grote oppervlakte bos (en verbossing). Alle deelgebieden van het projectgebied zijn opgebouwd rond beekvalleien waar de alluviale bossen van 91E0+ wijd verspreid voorkomen. Enkel in de Wijngaardbossen komen zij niet of nauwelijks voor; het grote boscomplex hier is een eiken-haagbeukenbos (9160). In alle andere deelgebieden komt het habitat voor, soms goed ontwikkeld maar ook vaak gedegradeerd onder populierenaanplant.
De broekbossen en vogelkers-essenbossen zijn binnen het gebied het vegetatietype dat relatief de grootste oppervlakte inneemt (behalve in Dorpsbeemden). Historische broekbossen zijn zeldzaam en komen voor op locaties die te nat waren om te maaien. Naast de historische broekbossen komen er in het gebied ook broekbossen voor met variërende leeftijd, die ontstaan zijn door verbossing van voormalige graslanden. Ondanks hun recentere leeftijd hebben ze reeds een hoge natuurwaarde die toeneemt naarmate hun leeftijd stijgt. Vanuit deze kernen is het mogelijk om het habitat uit te breiden.
In het Wijngaardbos en de Demerbronnen behoren de bossen stroomopwaarts van de Baversstraat allen tot de habitat 91E0+, maar de ontwikkelingsgraad is variabel. Door rechttrekking en uitdieping van de Demer zijn de vegetaties er soms ruiger in dit deel van het van nature erg natte valleideel. Verder stroomafwaarts (Papenbos) zijn de bossen ook erg nat van karakter, hoewel de massale aanwezigheid van grote brandnetel onder de boomlaag van zwarte els verdroging verraadt. Dotterbloemen vallen hier plaatselijk op door hun hoge aantallen. Bossen met de typische uitbundige voorjaarsflora met veel bosanemoon en slanke sleutelbloem vinden we eerder in de Molenbeemden. In Keiberg is er dan weer een goed ontwikkeld alluviaal bos aanwezig langs de beek, waar door de kalkrijke kwel bronbosvegetaties voorkomen met o.a. reuzenpaardenstaart, bittere veldkers en pluimzegge. De vele populieren leggen echter een hypotheek op de kwalitatieve uitbreiding van het habitat. In Zammelen zijn er momenteel slechts beperkte oppervlaktes van alluviaal bos aanwezig.
Eén van de hoofddoelen van het project is de kwaliteit van de bossen te behouden en het netwerk aan goed ontwikkeld alluviaal bos uit te breiden. Ontwikkeling van nieuw bos zal vooral vanuit populierenaanplanten mogelijk zijn. Selectieve omvorming op plaatsen die aansluiten aan de bestaande kernen of op plaatsen waar nu reeds bosflora aanwezig is, leidt tot een goede kans op snel resultaat. Ook het lokaal wegwerken van drainage en andere ingrepen in herstel van de waterhuishouding leveren een belangrijke bijdrage voor herstel van alluviaal bos.
De maatregelen voor het herstel van dit habitat zijn belangrijk omdat het projectgebied zich onderscheidt door het voorkomen van zowat alle subtypes van goed ontwikkeld alluviaal bos, gaande van permanent natte zure bossen tot bossen met zeer rijke voorjaarsflora op door kalkrijke kwel gevoede leembodem.
Eiken-haagbeukenbos komt vooral voor op de lemige bodems in het zuidelijke deel onder andere in de deelgebieden Nietelbroeken, Wijngaardbossen, Keiberg, Zammelen, in de Demerbronnen Noord en in beperkte oppervlakte in Munsterbos.
Voorkomende kensoorten zijn zomereik, haagbeuk, zoete kers, daslook, bosanemoon, boszegge, gele dovenetel en slanke sleutelbloem. Er komt ook muskuskruid, reuzenzwenkgras, boswederik en paarbladig goudveil voor.
Laaggelegen, schraal hooiland (6510)
Tot halverwege de 20e eeuw bestond een zeer groot deel van de valleigronden uit hooiland. Door het eeuwenlang toepassen van deze gebruiksvorm komen goed ontwikkelde hooilandvegetaties voor. De hooilanden bevatten o.a. vegetaties van de types van de vochtige venige graslanden, van de heischrale graslanden en van het ganshaververbond, wat de graslanden zijn die het habitat 6510 vertegenwoordigen. Glanshavergraslanden komen op verschillende bodemtypes voor, maar de graslanden waarop de typische kensoorten voorkomen (groot streepzaad, goudhaver, margriet, …) zijn sterk gebonden aan de zandleem- en leemstreek. Het projectgebied is daarom erg belangrijk voor dit habitattype.
Uitermate goed ontwikkelde vormen van het glanshaververbond komen voor in Nietelbroeken, Mombeekvallei, Zammelen en Keiberg. Door het erg schrale karakter en doordat meerdere van de percelen op hellingen liggen, zijn er vaak overgangen naar andere habitattypen. Ook in de Dorpsbemden, de Wijngaardbossen en de Molenbeemden komen nog goed ontwikkelde glanshavergraslanden voor. Opmerkelijk is de goede vertegenwoordiging van de vrij sterk achteruitgaande soorten knolsteenbreek en grote ratelaar. Daarnaast vinden we o.a. knoopkruid, groot streepzaad, gewone margriet, goudhaver, beemdkroon en gewone agrimonie als aspectbepalende soorten.
Verspreid in het projectgebied liggen uitstekende kansen om voormalig hooiland te herstellen door omvorming vanuit verruigde of beplante percelen of door het maaibeheer op verwaarloosde terreinen opnieuw op te starten. Concreet gebeurt in het deelgebied Munsterbos herstel van schraal grasland door het voormalige beheer van maaien en afvoeren terug op te starten. De kansen voor dit habitat hangen sterk af van beheerinspanningen van terreinbeherende verenigingen door het verdwijnen van het maai-afvoerbeheer zonder bemesting als landbouwbeheervorm.
Voedselrijke ruigten (6430)
De vochtige ruigten in het projectgebied (Filipendulion (6430)) ontstonden veelal als gevolg van het verlaten van en het stopzetten van het beheer van natte graslanden. Natte ruigtes komen voor in de overgang van de hooilandpercelen naar struweel en bos, in de percelen zelf maar ook als lijnvormig element bij waterlopen. ‘s Zomers uit zich dat in het typische uitbundige bloeiaspect van moerasspirea, moesdistel, wilgenroosje en echte valeriaan. Ook minder algemene soorten zoals moerasstreepzaad, kruisbladwalstro, poelruit en groot hoefblad komen voor in de ruigtes van deze valleien.
Voor zowel de natte ruigten als de boszomen is het gebied van groot regionaal belang doordat er zeldzame kensoorten voorkomen. Oppervlakte-uitbreiding en aangepast zoombeheer bieden goede kansen om waardevolle ruigten te behouden, te versterken en uit te breiden.
In het gebied komen veel voedselrijke ruigten voor in onder andere Dorpsbemden, de zuidelijke helft van het Munsterbos en Molenbeemden.
Grasland met Molinia op kalkhoudende bodem en kleibodem (6410)
Het gebied is van uitzonderlijk belang voor blauwgraslanden. Het deelgebied Dorpsbeemden bevat één van de zeer schaarse vertegenwoordigers van goed ontwikkeld blauwgrasland waarin meerdere kensoorten voorkomen. Het is de enige plaats in België waar kleine schorseneer en kranskarwij samen voorkomen. Van deze laatste soort zijn de bedekkingen spectaculair. Momenteel beheren landbouwers deze kritieke graslanddelen in samenspraak met Natuurpunt. De vegetatie bestaat er uit onder andere gevlekte orchis, blauwe zegge, bleke zegge, geelgroene zegge en blauwe knoop.
Er zijn aanwijzingen dat de oppervlakte aan blauwgrasland hier vroeger groter was. Natuurpunt wil de oppervlakte terug uitbreiden door het het beheer op de aangrenzende percelen om te vormen en aan te passen.
Blauwgrasland is momenteel ook aanwezig in zeer waardevolle relicten in meerdere deelgebieden en met unieke kansen voor het natuurbehoud op Vlaamse schaal en ruimer. Het projectgebied behoort tot de absolute topgebieden in Vlaanderen voor blauwgrasland. Natuurpunt bewees in het verleden al dat ook elders dat deze parels via een precair beheer bewaard kunnen blijven en plaatselijk hersteld met doelgerichte maatregelen.
Natte heide (4010) en droge heide (4030)
Heide is binnen het projectgebied beperkt aanwezig. Een grotere oppervlakte vinden we alleen in het Munsterbos. Zoals overal in de Kempen namen naaldhoutaanplanten de plaats in van de eens zo uitgestrekte heidevelden. Droge heide komt, al dan niet in verboste of vergraste vorm, verspreid voor.
Ten noordoosten van het vijvercomplex in het Munsterbos ontwikkelde er zich 3 hectare heide. Uitbreiding is mogelijk over een oppervlakte van ruim 1 hectare.
Natuurpunt voerde hier een belangrijk herstel uit door verboste voormalig heide te ontbossen en plaggen. Deze vegetatie bevat een hoge bedekking aan pijpestrootje maar is erg goed ontwikkeld met o.a. snavelzegge, struikhei, dophei, trekrus en vensikkelmos (natte heide). Vroeger kwamen er ook veenpluis, ronde zonnedauw en moeraswolfklauw voor.
Ook voor droge heide is er uitbreiding mogelijk zoals bleek uit geslaagde experimenten in het recente verleden.
De heide in het Munsterbos ligt aan de rand van het Vlaamse heideareaal en is daarom van rechtstreeks belang voor de areaalgrootte in Vlaanderen.
Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum (9130)
Het habitat is slechts fragmentair vertegenwoordigd. Beukenbossen vormen geen centrale doelstelling binnen het project. De fragmenten komen samen voor met 9160 bossen (zie hoger), waardoor ze mee profiteren van acties voor dit type.
Eikenberkenbos met zomereik op zandvlakten (9190)
Dit habitattype is momenteel in een zeer goede kwaliteit over een grote oppervlakte aanwezig in het Munsterbos. Het beheer van het gebied richt zich op het uitbreiden van de oppervlakte en de kwaliteit van de bestaande bossen. De oppervlakte kan toenemen door verdere omvorming vanuit naaldbos. Telkens wordt de afweging gemaakt of omvorming vanuit naaldhout leidt tot eiken-berkenbos of tot droge heide (4030 – zie hoger), gezien dit habitattype op dezelfde standplaatsen voorkwam.
Kalktufbronnen met tufsteenformatie (Cratoneurion) (7220+)
Kalktufbronnen zijn erg zeldzaam in het gehele projectgebied. Kalktufvorming komt voor in de bronnen van Zammelen en Wijngaardbossen. Acties voor boshabitat houden steeds in sterke mate rekening met dit prioritair habitat maar er zijn geen specifieke doelen binnen het project.