Doelsoorten LIFE Turnhouts Vennengebied
Laatste update: 31/03/2014
De rijke variatie aan habitats zorgt ervoor dat een enorme diversiteit aan planten en dieren voorkomt in dit gebied. Hier worden maar enkele van de honderden soorten genoemd.
Vogels
Door de openheid en rust in het gebied voelen weidevogels zich hier thuis. In het Turnhouts Vennengebied leeft de tweede grootste populatie grutto in Vlaanderen en broedt de wulp op de heide en omliggende weilanden tussen het Zwart Water en de Hoogmoerheide. Er worden extra inspanningen geleverd om het voorkomen van de grutto, de wulp en de tureluur te bevorderen.
De wulp wijst met zijn snavel naar zijn gulp. Een ezelsbruggetje om de kenmerkende eigenschap van de grootste Europese steltloper onthouden. De wulp is een typische heide bewoner. Hij heeft een lengte van 56 tot 63 cm en heeft een bruin zwarte kleur. Met zijn lange gebogen snavel van wel 9 tot 15cm lang, boort de wulp in de bodem op zoek naar ongewervelden, kleine diertjes, om op te smullen. Soms kan je zijn karakteristieke roep ’koer lie’ horen.
Insecten
Gentiaanblauwtje, heideblauwtje, groentje, bruine winterjuffer, gevlekte witsnuitlibel, negertje, heidesabelsprinkhaan zijn maar enkele van de insecten van dit gebied.
Op zandige plekjes in de heide kan je de trechtervormige valkuiltjes van de larven van de mierenleeuw terugvinden, alleen de kaken steken nog boven het zand uit. Zoals de naam het zegt zijn het vooral de mieren die in deze val terechtkomen. De volwassen mierenleeuw is een libelachtig diertje, met een smal lichaam met smalle vleugels en met een spanwijdte van 5 tot 7 cm.
Allen voor één, een verhaaltje. De klokjesgentiaan, de mier en het gentiaanblauwtje.
In het Turnhouts vennengebied groeien en bloeien op heel wat plaatsen klokjesgentianen. Dicht tegen de grond, tussen de natte heideplekken vind je tientallen van deze kleine donkerblauwe bloemen. Het is de enige voedselplant van de rups van het gentiaanblauwtje, één van onze zeldzaamste dagvlinders. In de zomermaanden vinden we op de bloemhoofdjes en steeltjes hagelwitte eitjes terug. Op het moment dat de rups voldoende gegeten heeft, laat ze zich op de grond vallen en wacht op… een mier. De zoete stof afgescheiden door een klier van de rups, dáár is de knoopmier verlekkerd op. De mier neemt de zoetigheid, en dus de rups, mee naar het nest waar deze zich als een volleerde parasiet tegoed doet aan mierenlarven. De rups verblijft de hele winter in het mierennest om dan begin juli als vlinder naar buiten te gaan. Waarna de hele cyclus opnieuw kan starten.
Amfibieën en reptielen
In totaal komen 11 soorten amfibieën en reptielen voor in het projectgebied. Hiervan staan er 6 soorten op de rode lijst. Een belangrijke oorzaak voor de achteruitgang van deze groep is verzuring van oppervlaktewater, versnippering van leefgebieden en een algemene slechte milieukwaliteit.
In het Turnhouts vennengebied verdwenen vele geschikte voortplantingsbiotopen door dempen van poelen of aanplanten van naaldhout op de droge heidegebieden. Enkel de natte heide biotopen, ongeschikt voor bosbouw of landbouw bleven over. Opvallend is dat de huidige ‘hotspots’ zich dan ook voornamelijk in de heiderelicten van het gebied bevinden. Enkele voorkomende soorten zijn de hazelworm, de rugstreeppad en de heikikker.
De rugstreeppad is eenvoudig te herkennen aan de dunne gele streep op de rug. Ze is gebonden aan terreinen met losse droge bodems die snel opwarmen. De populatie van Rugstreeppad wordt goed opgevolgd. Momenteel komt ze voor op 1 locatie in het gebied. Door het creëren van vennetjes in de nabije omgeving, kan deze groep eventueel verder uitbreiden. In de zomer van 2003 werd een naburige populatie van rugstreeppad overgebracht naar dit ven. Deze naburige populatie zou zonder ingrijpen volledig verdwenen zijn door de aanhoudende droogte. Het gegraven ven kon gelukkig enig soelaas brengen. In 2005 ,het derde jaar na de introductie riepen wellicht een 6 tal mannetjes en werden meerdere malen eitjes afgelegd tot in juli.
Planten
Enkele van de typische planten voor dit gebied zijn dophei, struikheide, klokjes gentiaan en kleine zonnedauw.
Daarnaast treffen we hier nog waterlobelia, drijvende waterweegbree en oeverkruid aan, echte zeldzaamheden in Vlaanderen, die hier hun laatste groeiplaatsen hebben! Deze waterplanten zijn typische venplanten, afhankelijk van deze voedselarme wateren voor hun voortbestaan.
Struikheide
Binnen het habitat natte heide is gewone dophei een kenmerkende soort. Het is een altijd groene doorlevende plant. Ze kleurt de heide roze-paars van juni tot de herfst. Het is een belangrijke nectarplant voor verschillende insecten.
Struikheide is een dwergstruik die voorkomt op de drogere plaatsen. Ook deze plant is wintergroen. Vroeger kenden heideplanten vele toepassingen. Ze werden gebruikt als schuurborstel, bezem, matrasvulling, kleurstof en zelfs als wegfundering. Nu is het een zeer waardevolle voedsel plant op de hei zowel insecten waaronder bijen als grazers profiteren ervan. De kleine blaadjes van struikhei liggen dicht tegen elkaar aan en zijn bedekt met een waslaagje. Op die manier beschermt de plant zich tegen uitdroging door extreme droogte, zon en wind. Ze vormt een dicht takken net waardoor heel weinig licht doordringt en concurrenten geen kans krijgen. Het heidehaantje, een kleine kever, is een natuurlijke vijand van deze plant.
Klokjesgentiaan
In het Turnhouts vennengebied groeien en bloeien op heel wat plaatsen klokjesgentianen. Dicht tegen de grond tussen de natte heideplekken vind je tientallen van deze kleine donkerblauwe bloemen. Het is de voedselplant van de rups van het gentiaanblauwtje, één van onze zeldzaamste dagvlinders. Op de meeste bloemhoofdjes en steeltjes vinden we in de zomermaanden hagelwitte eitjes terug. Op het moment dat de rups voldoende gegeten heeft, laat ze zich op de grond vallen en wacht op… een mier. Een klierafscheiding van de rups scheidt een zoete stof af en daar is de knoopmier op verlekkerd. Deze mieren nemen de zoetigheid mee naar het nest waar de rups zich als een volleerde parasiet tegoed doet aan de mierenlarven. De hele winter verblijft de rups in het mierennest en komt dan begin juli als vlinder naar buiten om de hele cyclus opnieuw te laten starten.
Kleine zonnedauw
Vleesetende planten doen ons denken aan tropische omgevingen of de prehistorie. Toch groeien ook in onze streken op vochtige plekjes in de heidegebieden enkele insecteneters zoals de kleine zonnedauw. Met blinkende druppeltjes op de uiteinden van zijn blaadjes lokt dit roodkleurig plantje kleine insecten. Dat verleidelijke slijm werkt als een lijm die het diertje vastgrijpt. Het blaadje van de zonnedauw plooit langzaam dicht en verteert het gevangen diertje. Op die manier voedt de zonnedauw zich en kan het overleven op de voedselarme heidegrond.