LIFE Visbeek

Antwerpen
Brussel
Afbeelding
life_visbeek_-_header
LIFE Visbeek
Soort
LIFE
Looptijd
Afgerond
Werking
Natuurbeheer

Inleiding

In het hart van de Antwerpse Kempen ontspringt de Visbeek aan de rand van de Kempense cuesta te Beerse. Via de zuidflank van de cuesta stroomt de Visbeek naar de vallei van de Kleine Nete (Scheldebekken).

 

locatie_life_visbeek

De Visbeekvallei is uniek in Europa vanwege intactheid van de abiotiek en het landschap. Dit is het projectgebied van LIFE Visbeek dat bestaat uit de natuurgebieden Visbeekvallei-Kindernouw te Lille en Schrieken te Beerse. Beide gebieden worden beheerd door Natuurpunt.

Tot het einde van het 19e eeuw kenmerkte de Visbeekvallei zich door een kleinschalig beekdallandschap dat het uitgestrekte Kempense heidelandschap doorsneed. Het beekdallandschap bestond uit een mozaïek van bloemrijke graslanden, verspreide broekbosjes, houtkanten en akkers. Een belangrijk element in dit landschap is de abiotiek met het grondwater dat afkomstig is van de Kempense cuesta. Het grondwater komt als kwelwater aan het oppervlak en is basenrijk omdat het in de bodem mineraal- en basenrijke lagen passeert.

In het gevarieerd beekdallandschap met basenrijk kwelwater voelen vele zeldzame planten en dieren zich thuis. Een aantal daarvan zijn in de 20e eeuw verdwenen door verschillende bedreigingen die momenteel nog aanwezig zijn. Maar gelukkig genoeg zijn er -mede dankzij de vrijwillige medewerkers van Natuurpunt- ook vele soorten bewaard gebleven. Het beste voorbeeld hiervan is de Adder die nog maar op twee plaatsen in Vlaanderen voorkomt. Deze relictsoorten komen momenteel in (te) kleine populaties voor waardoor de kans de ze de komende jaren uitsterven groot is.

Omdat het gebied zo uniek is en er actie moest ondernomen worden, heeft de Europese Commissie de Visbeekvallei aangeduid als habitatrichtlijngebied, samen met andere gebieden in de omgeving die een netwerk vormen. Daarom heeft het gebied een Europese bescherming gekregen en zal er tussen 2010 en 2014 een LIFE-project doorgaan. De nadruk van het project ligt op natuurherstel om de Europees bedreigde habitats en soorten terug kansen te geven in de Visbeekvallei en het netwerk van habitatrichtlijngebieden in de Kempen.

Het project wordt gecoördineerd door Natuurpunt Beheer vzw. Een belangrijke partner is de gemeente Lille die heide gaat herstellen in de Lilse gemeentebossen ten voordele van de adder en vele andere bedreigde soorten.

Natuurgebieden binnen dit project

 

Lees hier het laatste nieuws over LIFE Visbeek

 

Meer info over het Life-programma van de Europese Unie vindt u hier.

Meer info over het Natura 2000-netwerk vindt u hier.

Landschap

In de Visbeekvallei kun je de stille Kempen nog ontdekken. Kronkelende zandwegen doorkruisen het oerkempense landschap waar je veel sporen uit het verleden terugvindt.

Van nat naar droog vind je er mysterieuze broekbossen, veenmoerassen, bloemrijke graslanden, statige eikenbossen, blinkende vennen, heiden en landduinen die naadloos in elkaar over gaan. Het typische landschap is ontstaan dankzij het samenspel van mens en natuur omdat het tot de eerste helft van de 20e eeuw van belang was voor de heidelandbouw. De heiden en landduinen werden intensief begraasd, de schapen werden gewassen in de vennen, de graslanden werden jaarlijks gehooid, er werd turf gestoken en het hout werd uit de bossen gehaald. In dit landschap voelen vele zeldzame dieren en planten zoals de Adder zich goed thuis.

Dankzij LIFE Visbeek kan het landschap van de Visbeekvallei terug in zijn oude glorie hersteld worden.

Doelstellingen

Met dit Life-project willen Natuurpunt Beheer en de gemeente Lille de bedreigingen voor de natuurwaarden in de Visbeekvallei aanpakken, waardoor het projectgebied op termijn zal evolueren tot één van de nieuwe kerngebieden in het Natura 2000-netwerk.

Een grondige herinrichting van het gebied en een adequaat beheer achteraf zullen nodig zijn om het project te doen slagen.

De ecologische doelstellingen voor het project kunnen in vier groepen ingedeeld worden:

  • Het herstel van een kwalitatief complex van blauwgraslanden (6410) in de Visbeekvallei. Er is gepland om 10 ha te herstellen die aansluit op de 1,5 ha die behouden is gebleven dankzij de volgehouden inspanningen van de vrijwillige medewerkers.
  • Het herstel van een waardevol complex van duingrasland (2330), vochtige heide (4010) en droge heide (4030). Er is voorzien om 37 ha te herstellen wat een veelvoud is van de huidige 3 ha die aanwezig is in het projectgebied.
  • Het herstel van 4 ha vennen in functie van de habitats(mineraalarme) oligotrofe wateren (3110, 3130).
  • De uitbreiding van de oppervlakte broekbos (91E0) en een kwaliteittoename van de aanwezige broekbossen (91E0) voor een totaal van 7 ha.
Afbeelding
heidelandschap_maartenjacobs_0
Maarten Jacobs

Een belangrijk element van het habitatherstel is streven naar landschappelijke verbondenheid. De gerealiseerde habitats komen niet op zichzelf voor maar maken deel uit van een complex van waardevolle natuur die voorkomt op de volledige droog-nat gradiënt van het beekdallandschap. Vele soorten maken gebruik van het netwerk dat uit meerdere habitats bestaat. Het herstel op landschapsniveau is een enorme verbetering van de kwaliteit van de leefgebieden. Adder Vipera berus bijvoorbeeld maakt tijdens zijn levenscyclus gebruik van de bovengenoemde habitats van het beekdallandschap.     

Zonder draagvlak zijn de bovenstaande doelstellingen niet haalbaar. Daarom is naast de ecologische doelstellingen de betrokkenheid van de omwonenden en bezoekers een belangrijke doelstelling. Enerzijds zullen de mogelijkheden voor zachte recreatie uitgebreid worden. Anderzijds zal er gewerkt worden aan de socio-economische verankering van het projectgebied. Landbouwers kunnen betrokken worden bij de uitvoering van het beheer en de wandelpaden kunnen afgestemd worden op de lokale horeca zodat het project een impuls geeft aan de lokale economie.

Doelhabitats

Duingrasland

Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen (2330): In de Visbeekvallei komen duingraslanden (2330) enkel voor in het noordoostelijke deel van het gebied. Geomorfologisch worden hier landduinsystemen aangetroffen. Het grootste deel van de voormalige duingraslanden (2330) is verbost of bebost. Tot eind de jaren tachtig kon men nog op vrij uitgebreide schaal dit habitat terug vinden in bermen van wegen en tijdelijk ook in kapvlakten. Momenteel is de oppervlakte duingrasland (2330) uitermate klein (grootte orde van enkele tientallen aren).

Door herstelbeheer van de vrijwillige medewerkers van Natuurpunt is op twee locaties (samen circa 1,6 ha) het habitat in herstel. Heel wat karakteristieke soorten zijn al te vinden, maar de percelen kunnen nog niet als goed ontwikkeld worden beschouwd omdat de effecten van het vroeger gebruik nog te veel invloed hebben. 

Dit neemt niet weg dat de aanwezige habitats als vrij soortenrijk kunnen beschouwd worden. De volgende kensoorten worden aangetroffen: Buntgras Corynephorus canescens, Zandblauwtje Jasione montana, Heidespurrie Spergula morisonii, Vroege haver Aira praecox, Klein tasjeskruid Teesdalia nudicaulus, Dwergviltkruid Filaga minima en heel wat korstmossen (Cladonia).

De herstelde percelen zijn geherkoloniseerd door typische soorten zoals zandloopkevers Cicindela spec, Kleine vuurvlinder Lycaena phlaeas, Mierenleeuw Myrmeleon formicarius, diverse soorten zandbijen Andrena spec en Graafwespen. Dit zijn vooral de mobielere soorten die kenmerkend zijn voor het habitat.

Afbeelding
grijze_zandbij_maartenjacobs
Maarten Jacobs

Mineraalarme oligotrofe wateren

Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten (Littorelletalia uniflorae) (3110):In de Visbeekvallei is het habitat mineraalarme oligotrofe wateren (3110) in enkele vijvers op beperkte schaal ontwikkeld. Dit is vrijwel steeds in combinatie met het andere doelhabitat oligotrofe wateren (3130) dat algemener in de Visbeekvallei voorkomt.
Mineraalarme oligotrofe wateren (3110) treffen we aan in vijvers met helder water en een niet-bedekte (humusloze) minerale bodem. Deze omstandigheden zijn eerder zeldzaam omdat de meeste ven- en vijverbodem bedekt zijn met bladeren, enzovoort.

De meest karakteristieke soort is het Oeverkruid Littorella uniflora. Verder komen er ook Veelstengelige waterbies Eleocharis multicaulis, Klein blaasjeskruid Utricularia minor en Knolrus Juncus bulbosus.

De ontwikkelingskansen zijn eerder beperkt maar door herstel van grotere vijvers en hun open omgeving is ontwikkeling mogelijk. Op basis van recente waarnemingen is geweten waar de beste kansen zijn. Het is niet duidelijk dat dit dynamisch habitat op lange termijn in stand kan gehouden worden.  

Oligotrofe wateren

Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea (3130): Het venhabitat oligotrofe wateren (3130) komt verspreid in de Visbeekvallei voor. De potentie voor het herstel van het habitat in het gebied, is reeds in het verleden gebleken. Verspreid werden er nieuwe vijvers gegraven binnen het gebied. Op plaatsen waar een flauwe oever werd aangelegd -die onbewust een geschikte hoogte had ten opzichte van de grondwatertafel- ontwikkelden zich mooie venhabitats.
Op basis van deze kennis heeft Natuurpunt op heel wat plaatsen werk gemaakt van het inrichten van (antropogene) vennen ten behoeve van het ontwikkelen van oligotrofe wateren (3130). Op basis van een grondige studie van de abiotiek is gebleken dat in het verleden het gebied zeer rijk was aan vennen en ondiepe plassen. Het ging om jaarlijks droogvallende laagten in de heide.

Afbeelding
dodaars_wim_dirckx
Wim Dirckx

Met deze kennis is er in 2006 een deel van zo’n natuurlijke laagte –die later opgevuld is tot weiland- 20 tot 30 cm afgegraven. De resultaten waren verbluffend. Binnen alle zones waar venherstel werd uitgevoerd komen volgende soorten frequent voor: Naaldwaterbies Eleocharis acicularis, Vlottende bies Scirpus fluitans, Moerashertshooi Hypericum elodes, Pilvaren Pillularia globulifera, Duizendknoopfonteinkruid Potamogeton polygonifolius, Ongelijkbladig fonteinkruid Potamogeton gramineus en Veelstengelige waterbies Eleocharis multicaulis.

Verder zijn er heel wat extreem zeldzame soorten die op één of enkele plaatsen in de Visbeekvallei voorkwamen en die aangeven hoe goed en divers dit habitat is ontwikkeld. Het betreft de volgende soorten: Witte waterranonkel Ranunculus ololeucos, Weegbreefonteinkruid Potamogeton coloratus, Ondergedoken moerasscherm Apium inundatum, Waterpunge Salomus velerandi, Stijve waterweegbree Baldellia ranunculoides spp ranunculoides, Wijdbloemige rus Juncus tenageia, Waterlepeltje Ludwigia palustris, Teer vederkruid Myriophyllum alterniforum, Glanzig fonteinkruid Potamogeton lucens, Moerassmele Deschampsia setacea en Grondster Illecebrum verticillatum.

Er zijn slechts een handvol gebieden die dergelijk pallet aan zeldzame soorten kunnen voorleggen die zijn typisch voor dit habitat. Na de uitvoering van het LIFE+-project zal de Visbeekvallei zeker thuis horen in het lijstje van de Europese kerngebieden voor oligotrofe wateren (3130).

Vochtige heide

Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix (4010): Goed ontwikkelde vochtige heide (4010) komt momenteel slechts op één locatie voor in de Visbeekvallei en over een oppervlakte van 1 ha. Deze locatie is zeer rijk met soorten zoals Veenbies Scirpus cespitosus, Veenpluis Eriophorum polystachion, Moeraswolfsklauw Lycopodiella inundata, Kleine zonnedauw Drosera intermedia, Trekrus Juncus squarrosus, Blauwe zegge Carex panicea, Witte snavelbies Rhynchospora alba, Gagel Myrica gale en Klokjesgentiaan Gentiana pneumonanthe. In de directe omgeving zijn er echter kansen om de habitat te herstellen.
Verspreid in de Visbeekvallei komen ook nog kleinere locaties vochtige heide (4010) voor die nog niet optimaal ontwikkeld zijn. De meeste locaties zijn recent ontstaan als resultaat van natuurherstel de afgelopen 15 jaar. Het betreft meestal andere types vochtige heide (4010) zoals bovenstaand beschreven. Ze staan onder invloed van (hoge) kweldruk in een gradiëntsituatie naar overgangsveen (7140). In dit type treffen we de volgende soorten veel aan: Gagel Myrica gale, Pijpenstrootje Molinea caerulea, Veenpluis Eriophorum polystachion, Blauwe zegge Carex panicea, Kleine zonnedauw Drosera intermedia en Snavelzegge Carex rostrata.

Afbeelding
kleine_zonnedauw_wim_dirckx
Wim Dirckx

Voor de fauna is vochtige heide (4010) van de Visbeekvallei uitermate belangrijk. Zo komen er de laatste populaties voor van een aantal typische heidevlinders en -sprinkhanen zoals Groentje Callophrys rubi, Bont dikkopje Carterocephalus palaemon en Heidesabelsprinkhaan Metrioptera brachyptera. Helaas zijn deze laatste populaties met uitsterven bedreigd.

De Visbeekvallei is ook heel belangrijk voor de relictpopulatie van Adder Vipera berus. Deze slang komt in Vlaanderen slechts in twee gebieden voor. Deze populatie was eind de jaren 1980 vrijwel uitgestorven maar door impuls van de vrijwilligers medewerkers van Natuurpunt is de populatie gegroeid tot een comfortabeler niveau. Dankzij het LIFE-project zullen door Natuurpunt en de gemeente Lille levensbelangrijke inspanningen gedaan worden om de populatie op lange termijn te beschermen.

Droge heide

Droge Europese heide (4030): Lange tijd lag de Visbeekvallei aan de rand van het immense heidelandschap van de Kempen dat ten zuiden van het natuurgebied de Visbeekvallei langzaam over ging in het rivierenlandschap. Het beekdal was omgeven door een immense heide. Van dit heidelandschap blijft kwantitatief vrijwel niets meer over (2 ha).

In de Visbeekvallei komen de volgende kensoorten voor: Klein warkruid Cuscuta epithymum, Brem Cytisus scoparius, Blauwe bosbes Vaccinium myrthillus, Rode bosbes Vaccinium vitis-idaea, Tormentil Potentilla erecta, Stekelbrem Genista anglica, Kruipbrem Genista pilosa, Pilzegge Carex pilulifera, Veelbloemige veldbies Luzula multiflora, Borstelgras Nardus stricta, Kruipwilg Salix repens, Tandjesgras Danthonia decumbens,Koningsvaren Osmunda regalis, Liggende vleugeltjesbloem Polygala vulgaris, Heidekartelblad Pedicularis sylvatica, Blauwe knoop Succisa pratensis, Grasklokje Campanula rotundifolia, Muizenoortje Hieracium pilosella en Gevlekte orchis Dactylorhiza maculata.

Uit deze soortenlijst kan men afleiden dat de heide in het natuurgebied de Visbeekvallei op een mineraalrijkere bodem voorkwam. Hier en daar zou met zelfs kunnen spreken van heischraal grasland (6230).

Heel wat heidesoorten komen slechts in kleine aantallen voor waardoor de kans op uitsterven van lokale populaties zeer groot is. Zonder de inspanningen van Natuurpunt en de gemeente Lille waren vrijwel zeker soorten uitgestorven zoals Adder Vipera berus, Snortikker Chorthippus mollis, Heidesabelsprinkhaan Metrioptera brachyptera, Bruine eikepage Satyrium ilicis en Groentje Callophrys rubi.

Hoewel de vlakvormige heiden heel belangrijk zijn voor het behoud van vele heidesoorten, komen de heidesoorten nog op kleine schaal voor in wegbermen, overhoekjes perceelsgrenzen en kapvlakten. Deze relicten zijn te klein om duurzaam de behouden. Om het verlies van biodiversiteit een halt toe te roepen, zal met het LIFE+-project de oppervlakte heide substantieel vergroot worden.

Wat de kwaliteit van de droge heide (4030) in de Visbeekvallei betreft is het belangrijk te weten dat de droge heide vroeger bekend stond om zijn grote soortenrijkdom.

Het is tevens van belang te weten dat in het verleden de droge heide grotere oppervlakten heischrale graslanden aanwezig waren. Hiervan getuigen het huidige voorkomen van Liggende vleugeltjesbloem Polygala vulgaris, Heidekartelblad Pedicularis sylvatica, Borstelgras Nardus stricta, Gevlekte orchis Dactylorhiza maculata en Tandjesgras Danthonia decumbens. Deze soortenrijke heischrale graslanden en heiden zijn te verwachten op de iets voedselrijkere bodems in de overgang naar de beekvallei.

Ondanks de oppervlakte goed ontwikkelde droge heide (4030) momenteel beperkt is, zal de Visbeekvallei toch van zeer groot belang worden op Vlaams en Europees niveau voor de habitat. Dit komt door het voorkomen van een grote variatie aan kensoorten die in andere belangrijke heidegebieden niet te vinden is.

Afbeelding
 Preview Name struikheide_maartenjacobs_0
Maarten Jacobs

Blauwgrasland (incl. Veldrustype)

Grasland met Molinea op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) (6410): De Blauwgraslanden (6410) van de Visbeekvallei zijn in oppervlakte beperkt maar van zeer hoge kwaliteit. Dit is te danken aan de inzet van de vrijwillige medewerkers van Natuurpunt die in het verleden enkele relicten van blauwgrasland met succes hersteld hebben. Naast de klassieke blauwgraslanden (Cirsio dissectii-Molinietum) komen ook graslanden voor met vegetatie behorend tot de Veldrusassociatie.
In het habitat komen in de Visbeekvallei de volgende kensoorten voor: Kleine valeriaan Scutellaria minor, Veelbloemige veldbies Luzula multiflora, Moerasviooltje Viola palustris, Gevlekte orchis Dactylorhiza maculata, Blauwe knoop Succisa pratensis, Veldrus Juncus acutiflorus, Blauwe zegge Carex panicea, Sterzegge Carex echinata, Geelgroene zegge Carex demissa en Veendwergzegge Carex oederi.

Afbeelding
kleine_valeriaan_maarten_jacobs
Maarten Jacobs

Naast de bovengenoemde kensoorten komen in de Visbeekvallei een reeks zeer bijzondere soorten voor in dit habitat: Karwijselie Selinum carvifolia, Klokjesgentiaan Gentiana pneumonanthe, Moeraszoutgras Triglochin palustris, Brede orchis Dactylorhiza majalis, Bleke zegge Carex pallescens en Bevertjes Briza media. Soorten als Blonde zegge Carex hostiana, Gele zegge Carex flava, Klimopklokje Wahlenbergia hederacea, Vlozegge Carex pulicaris en Veelkleurige orchis Dactylorhiza incarnata zijn na 1980 niet meer teruggevonden in het gebied.

Vaak zijn er binnen percelen Blauwgrasland (6410) overgangen naar andere habitats. Aan de natte zijde van de gradiënt zijn er overgangen naar Venige dotterbloemgraslanden (7140). Aan de droge kant van de gradiënt komen elementen voor van heischrale graslanden (6230) en/of droge heide (4030).

Gezien het feit dat Blauwgraslanden (6410) slechts op enkele plaatsen voorkomen in het Vlaams deel van het Kempens district en gelet op het grote aantal internationaal bedreigde soorten die we in dit habitat aantreffen, kan gesteld worden dat de Visbeekvallei voor dit habitat van Europees belang is.

Alluviaal bos

Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) (91E0): De broekbossen (91E0+) van de Visbeekvallei behoren zonder twijfel tot de mooiste van Vlaanderen. Dit prioritaire habitat komt verspreid voor in het gehele projectgebied en neemt een belangrijk deel van de oppervlakte in. In het gebied zijn er grote potenties om de huidige oppervlakte kwalitatief uit te breiden.

Diverse subtypen komen voor in de Visbeekvallei.

  • Beekbegeleidend Vogelkers-Essenbos (Pruno-Fraxinetum) komt voor langs de beek op plaatsen die onder invloed staan van moeraskalk. De kruidlaag bestaat uit Muskuskruid Adoxa moschatellina, Slanke sleutelbloem Pirmula elatior, Bosanemoon Anemone nemorosa, Veelbloemige salamonszegel Polygonatum multiflorum en in de struiklaag groeit Rode kornoelje Cornus sanguina. Dit subtype treffen we vooral aan in het deelgebied Visbeek.
  • Mesotroof broekbos komt voor op minder voedselrijke plaatsen buiten de invloedssfeer van de Visbeek (Carici elongatae-Alnetum). In de Visbeekvallei komen de volgende kensoorten voor: Moerasvaren Thelypteris palustris, Elzenzegge Carex elongata, Stijve zegge Carex elata, Dotterbloem Caltha palustris, Moerasviooltje Viola palustris, Grote boterbloem Ranunculus lingua en Wateraardbei Potentilla palustris.
  • Wanneer de voedselarme kwel toeneemt gaan mesotrofe broekbossen over in oligotroof broekbos (Carici laeivigatae-Alnetum). Deze gradiënt komt op heel wat plaatsen in de Visbeekvallei voor. Op toplocaties waar het mineraalarm grondwater gedurende het hele jaar dicht tegen het maaiveld staat zijn er overgangen naar Berkenbroekbos (Sphagno-Betuletum). Opvallend is dat de bestaande broekbossen, hoewel ze doorgaans nog jong zijn, heel mooi ontwikkeld zijn en bijzonder soortenrijk. Deze rijkdom kan het best aangetoond worden met de uitbreide lijst van kensoorten van deze broekbossen waaronder Zompzegge Carex canencens, Snavelzegge Carex rostrata Koningsvaren Osmunda regalis en Veenpluis Eriophorum angustifolium.

Bedreigingen

 

In het projectgebied zijn er een aantal bedreigingen die een negatieve impact hebben op de Europese en soorten. De meeste bedreigingen zijn vooral sinds 1950 ontstaan door een veranderd landgebruik.

Door de ontginning en intensivering van de landbouw zijn habitats verloren gegaan in de Visbeekvallei. Het meeste verlies heeft zich vooral voorgedaan op de valleiflanken tussen de (te) natte en venige gronden van de vallei en de (te) droge zandgronden van het Kempens plateau.

Sinds 1950 is het gebruik van meststoffen enorm toegenomen. Op de arme Kempense zandbodems konden hierdoor de bloemrijke blauw- en Veldrusgraslanden (6410) omgezet worden naar intensief bewerkte groene graslanden en maïsakkers. Deze evolutie is gelijk verlopen met de evolutie van de landbouwmachines waardoor de intensiviteit kon opgedreven worden.

Om de werkbaarheid van de landbouwpercelen te verhogen, werd het reliëf genivelleerd en werden de gronden gedraineerd door de aanleg van diepe grachten. De unieke abiotiek die voor de rijkdom van natuur zorgt, is hierdoor verdwenen.

Landbouw zorgt ook indirect voor een bijkomende bedreiging namelijk verzuring en bemesting door atmosferisch depositie, inwaaien en inspoelen van meststoffen. Voor de atmosferische depositie tonen metingen over gans Vlaanderen aan dat de gemiddelde stikstofdepositie ongeveer 40 kg per hectare per jaar bedraagt. Ter vergelijking: de kritische drempelwaarde voor droge heide (4030) wordt op 11 kg stikstof per hectare per jaar geschat (bron: Natuurrapport 2005). Door de versnipperde eigendomssituatie in de Visbeekvallei zijn inwaaien en inspoelen ook reële bedreigingen voor de Europese habitats.

Naast een intensivering van het landgebruik, zijn er in de Visbeekvallei de afgelopen tientallen jaren ook veel habitats achteruit gegaan door een gebrek aan beheer. Omdat de graslanden en heiden te nat of te droog waren, zijn ze verlaten door de landbouw. Het gaat dan vooral over de zeer waardevolle habitats duingrasland (2330), vochtige heide (4010), droge heide (4030), blauw- en Veldrusgraslanden (6410) en venige Dotterbloemgraslanden (7140). Deze habitats zijn gebonden aan een half-natuurlijk maai- en graasbeheer dat ontstaan is dankzij de potstaleconomie die typisch was voor de Kempen. Eenmaal verlaten treedt verruiging en verbossing snel op en verdwijnt de soortenrijkdom.

Naast spontane verbossing door gebrek aan beheer zijn er in de Visbeekvallei vele habitats verloren gegaan door aanplantingen. Heidehabitats (2330, 4010, 4030) zijn opgeplant met Gove den waardoor het leefgebied van Adder verloren is gegaan. In de natte valleidelen werden natte graslanden opgeplant met populier. Hierdoor zijn de waardevolle blauw- en Veldrusgraslanden (6410) en venige Dotterbloemgraslanden (7140) achteruitgegaan.

Verspreid zijn er in de Visbeekvallei kunstmatige visvijvers en weekendverblijven illegaal aangelegd. Het hoeft geen uitleg dat de impact op de habitats zeer groot is. Er is een grondige verstoring van de abiotiek en de aanplantingen zorgen voor een bijkomende negatief effect. Ook de impact van de gebruikers in een natuurgebied mag niet onderschat worden. Een voorbeeld hiervan is het afvalwater dat ongezuiverd in de Visbeek geloosd wordt.

Alle habitats in de Visbeekvallei worden bedreigd door exoten. Door de aanwezigheid van exoten zoals Amerikaanse vogelkers Prunus serotina neemt de habitatkwaliteit af. De exoten worden spontaan verspreid door dieren en worden geïntroduceerd door de mens. De aanwezigheid van kunstmatige visvijver versterkt deze bedreiging.

In het zuiden wordt de Visbeekvallei bedreigd door de aanwezigheid van een motorcrossterrein dat grenst aan het natuurgebied. De impact op de omgeving en het natuurgebied is zeer groot en zorgt voor een verstoring van de doelsoorten en recreanten.

Één van de grootste bedreigingen is versnippering van de habitats die ontstaat door bovenstaande bedreigingen. Deze bedreiging -die snel ontstaat in een beekdallandschap- heeft een zeer grote impact op alle habitats met hun bedreigde soorten. Een aantal soorten komen voor in kleine geïsoleerde populaties en indien er geen uitwisseling is tussen de populaties ontstaat er genetische verzwakking die lijdt tot uitsterven.

Doelsoorten

Hieronder worden de doelsoorten opgelijst van Life Visbeek. Het zijn soorten die typisch zijn voor de habitats die de centrale doelstelling vormen van dit project.

Deze soorten zijn vrijwel allemaal Rode Lijstsoorten op Vlaams niveau.

Planten

Drijvende waterweegbree Luronium natans behoort tot de Bijlage II van de Habitatrichtlijn en is daarom een belangrijke doelsoort van LIFE Visbeek, ondanks dat de soort de voorbije jaren niet meer is gevonden in de Visbeekvallei. De soort is immers een typische soort voor de doelhabitats (mineraalarme) oligotrofe wateren (3110, 3130).
Gezien de inspanningen van Natuurpunt van de afgelopen decade duidelijk hebben aangetoond dat de Visbeekvallei onmiskenbaar zeer hoge potenties heeft voor het herstel maar vooral ook voor de ontwikkeling van venhabitats (3110, 3130), zijn er grote kansen voor het scheppen van het geschikte habitat voor Drijvende waterweegbree. Uit ervaring in andere gebieden is in ieder geval gebleken dat de soort een vrij lang levende zaadbank heeft.

Afbeelding
drijvende_waterweegbree_yves_adams
Yves Adams

Dieren     

Reptielen

Een belangrijke doelsoort van Life Visbeek is Adder Vipera berus. De Visbeekvallei is één van de twee gebieden in Vlaanderen waar Adder Vipera berus nog voorkomt. Eind de jaren 1980 was de soort vrijwel uitgestorven. Onder impuls van de vrijwillige medewerkers van Natuurpunt is het laatste decennium de kwaliteit van het habitat –vochtige heide (4010) en droge heide (4030)- van Adder Vipera berus sterk verbetert. Tijdens het project zal er sterkt gewerkt worden aan een substantiële uitbreiding van deze heidehabitats zodat er zich een duurzame populatie van deze prachtige en intrigerende slang kan vormen.     

Afbeelding
adder_tom_goossens
Tom Goossens

Insecten

De Visbeekvallei is een hotspot in Vlaanderen voor dagvlinders. Ondanks dat de dagvlinders sterk geleden hebben door het verlies aan kwaliteitsvolle bos- en heidehabitats, komen er nog relictpopulaties voor van verschillende soorten met kansen voor herstel.

De doelsoort voor alluviale bossen (91E0) is Kleine ijsvogelvlinder Limenitis camilla, In de Visbeekvallei komen nog twee deelpopulaties voor.

De doelsoorten voor de heidehabitats zijn Bont dikkopje Carterocephalus palaemon, Groentje Callophrys rubi en Bruine eikepage Satyrium ilici. Deze laatste soort is in 2009 na een lange afwezigheid herontdekt in de Visbeekvallei. Het is een soort die sterk achteruit gaat in Vlaanderen.

Afbeelding
bont_dikkopje_arthur_van_dijk
Arthur Van Dijk

Voor de heidehabitats komen er bij de sprinkhanen ook nog een aantal zeer belangrijke relictpopulaties voor in de Visbeekvallei namelijk Snortikker Chorthippus mollis en Heidesabelsprinkhaan Metrioptera brachyptera.

Afbeelding
heidesabelsprinkhaan_maarten_jacobs
Maarten Jacobs

In de Blauwgraslanden (6410) komen ook enkele belangrijke doelsoorten voor. De blauwgraslanden (6410) zijn in de Visbeekvallei het enige habitat van Wekkertje Omocestus viridulus en Moerassprinkhaan Stethophyma grossum.

Natuurherstel

Graslandherstel

Er is gepland om 10 ha Blauwgrasland (6410) te herstellen door:

  • kappen struweel en opslag. Na de kapwerken zal het terrein maaibaar gemaakt worden door het uitfrezen van de stronken. Na deze werken, zal er minimum vijf jaar intensiever gemaaid worden om de vegetatie te laten ontwikkelen naar de doelvegetatie. Na dit omvormingsbeheer zal er jaarlijks gemaaid worden. Het maaien wordt uitgevoerd met aangepaste machines met een lage bodemdruk. Hiervoor zijn er in het LIFE-project lichte tractoren en een rupsvoertuig voorzien;
  • maaien verruigde graslanden. Dit wil zeggen dat het maaibeheer intensiever is (minimum twee keer per jaar). Als de doelvegetatie zich ontwikkeld heeft, worden de graslanden jaarlijks één à twee keer gemaaid. Voor dit omvormingsbeheer zijn dezelfde aangepaste machines aangepast als hierboven beschreven.
Afbeelding
softrack_-_wim_dirckx
Wim Dirckx

Heideherstel

Er is voorzien om 37 ha duingrasland (2330), vochtige heide (4010) en droge heide (4030) (kort samengevat: heidehabitats) te herstellen door:

  • omvormen naaldhoutaanplanten door kappen van de bomen en afvoeren van de strooisellaag. Het afvoeren van de strooisellaag (plaggen) is essentieel omdat de verstikkende laag de zaden van de heideplanten geen kans biedt om te kiemen. Deze zaden rusten onder de strooisellaag en kunnen 60 à 70 jaar kiemkrachtig blijven. Als de strooisellaag afgevoerd wordt zullen ze het volgende najaar kiemen en zal de heide zich spoedig herstellen;
  • kappen verboste en vergraste heide door kappen van de opslag en maaien van de heide en lokaal afvoeren van de strooisellaag. Op deze manier kan er snel een open heideterrein hersteld worden.
Afbeelding
plaggen_maarten_jacobs
Maarten Jacobs

Na het herstel van de heide worden de percelen omrasterd en wordt een begrazingsbeheer opgestart. Dankzij de begrazing kan de herstelde mooi in stand blijven. De grazers zorgen tevens voor een natuurlijke vegetatiestructuur die vooral geapprecieerd wordt door de fauna.

Afbeelding
galloway_wimdirckx_0.
Wim Dirckx

Venherstel

Er is voorzien 4 ha (mineraalarme) oligotrofe wateren (3110, 3130) te herstellen vanuit twee uitgangssituaties:

  • Historische vennen zijn meestal zichtbaar op oude kaarten of zijn nog vindbaar in het landschap in laagtes. Op deze locaties zitten vele zaden van venplanten in de bodem te wachten op betere omstandigheden. Hier zal daarom het historische profiel hersteld worden met een graafmachine waar de grond wordt afgevoerd. Uit eerdere ervaringen in de Visbeekvallei is gebleken dat dit prachtige resultaten oplevert.
  • Weekendvijvers die goed gelegen zijn in het landschap kunnen waardevolle uitgangssituaties zijn voor de ontwikkeling van nieuwe vennen. Omdat de zaden van de venplanten overal in de Visbeekvallei aanwezig zijn, is de kans op herstel groot. Door het afschuinen van oevers en het kappen van bomen op de oevers kunnen zon en wind het open water beïnvloeden en worden de gunstige voorwaarden voor venherstel hersteld. Op deze manier worden landschapsverstorende en veelal illegale weekendvijvers ten gunste van de natuur omgevormd.

Herstel broekbos

Er is voorzien om 7 ha broekbos (91E0) te herstellen door:

  • kappen populierenaanplanten die de ontwikkeling van kwaliteitsvol broekbos (91E0) verhinderen. De werken zullen uitgevoerd worden met aangepaste machines om de bodem niet te beschadigen. Er zal tevens gewerkt worden met sleeppistes om waardevolle zones in het bos te sparen;
  • spontane verbossing en beplanten van graslanden en akkers. Afhankelijk van de uitgangssituatie en de aanwezigheid van zaadbomen zullen bepaalde percelen beplant worden. Op andere percelen zal er geen beheer uitgevoerd worden (met uitzondering van exotenbeheer) zodat een bos zich spontaan kan ontwikkelen. Op sommige percelen zoals akkers en niet-waardevolle graslanden kan er overwogen worden om de toplaag te scheuren om het kiemingsproces te versnellen;
  • exotenbestrijding. Verspreid in de Visbeekvallei komen exoten voor zoals Amerikaanse vogelkers Prunus serotina en Amerikaanse eik Quercus rubra die de ontwikkeling van kwaliteitsvol broekbos (91E0) verhinderen. De exoten zullen consequent bestreden worden tijdens en na het LIFE-project.

Mijlpalen en publicaties

Voortgangsrapport

  • 30 september 2010, 2011, 2012 en 2013 en 31 maart 2015
  • Jaarlijks wordt er eind september een voortgangsrapport afgewerkt met een stand van zaken van het project. Het laatste rapport wordt 3 maanden na het projecteinde gepubliceerd. Op deze website wordt een samenvatting met kaarten van deze rapporten weergegeven.
  • Download hieronder de samenvatting van het eerste voortgangsrapport, het aanvangsrapport.

Monitoringrapport

  • 30 september 2010, 31 maart 2013 en 31 december 2014
  • Bij aanvang van het project wordt een monitoringrapport afgewerkt om de stand van zaken van de doelhabitats en –soorten weer te geven. Daarnaast worden er halverwege en op het einde van het project twee monitoringrapport gepubliceerd om de evolutie van de doelhabitats en –soorten weer te geven. Op deze website wordt een samenvatting met kaarten van deze rapporten weergegeven.
  • Download hieronder de kaart van de verspreiding van de doelhabitats.

Studie beheerkeuze blauwgrasland/broekbos

  • 30 september 2011
  • Ter ondersteuning van de beheerkeuze blauwgrasland/broekbos zal een studie de percelen met de meeste kansen voor blauwgraslandherstel aanduiden. Dit is noodzakelijk omdat soms voor het herstel van blauwgrasland struweel of broekbos moet gekapt worden.
  • Download de samenvattende studie (8 aug 2012) en bijhorende kaarten.

Mobiele tentoonstelling LIFE Visbeek

  • 12 augustus 2011
  • Op 12 augustus 2011 werd de mobiele tentoonstelling van LIFE Visbeek afgerond. De tentoonstelling geeft uitleg over de Visbeekvallei, LIFE Visbeek en het Natura 2000-netwerk.

Infobrochure LIFE project

  • 31 december 2011
  • Download onderaan de brochure met uitleg over de Visbeekvallei, LIFE Visbeek en het Natura 2000-netwerk.

Beheerplan

  • 30 juni 2012
  • Het geïntegreerd beheerplan met een visie op beheer en openstelling voor de Visbeekvallei wordt afgewerkt op 30 juni 2012. De samenvatting met begeleiding van kaarten wordt op deze website weergegeven.

Wandelfolder Schrieken, Visbeek en Kindernouw

  • 31 december 2013
  • Eind 2013 worden voor de drie deelgebieden wandelfolders gepubliceerd met uitleg over het nieuwe wandelpadennetwerk, de Visbeekvallei, LIFE Visbeek en het Natura 2000-netwerk.

Lekenrapport

  • 30 september 2015
  • Een lekenrapport is een rapport over LIFE Visbeek voor het brede publiek. Het rapport geeft uitleg over het LIFE-project zoals de achtergrond, doelstellingen, methoden en resultaten. Het rapport wordt op 31 december 2014 gepubliceerd in het Nederlands en Engels.

After-LIFE beschermingsplan

  • 31 december 2015
  • Het after-LIFE beschermingsplan beschrijft hoe de Visbeekvallei duurzaam zal beheerd worden na LIFE Visbeek. Het plan wordt gepubliceerd drie maanden na het projecteinde.

Eindrapport LIFE Visbeek

  • 30 september 2015
  • Het eindrapport met een overzicht van alle gerealiseerde acties tijdens het LIFE-project.

Contact

Projectcoördinator LIFE Visbeek

Contactpersoon Natuurpuntafdeling Lille

Contactpersoon Natuurpuntafdeling Kievit

Auf Deutsch

Bis zum Ende des 19. Jahrhunderts bestand die belgische Region Kempen aus weitläufiger Heidelandschaft, die sich von der Schelde im Westen bis zur Maas im Osten und Norden  erstreckte. Heutzutage sind lediglich noch 15 % dieses Heidelands sowohl in Belgien als auch in den Niederlanden vorhanden. Das Projektgebiet heiβt Visbeeektal und ist am süd-östlichen Rand der ehemaligen Heidelandschaft gelegen, ein Gebiets, das durch unzählige Sümpfe geprägt ist.

Der kleine Bach Visbeek flieβt vom Rand des kampinen Plateaus nach Süden in den Fluss Kleine Nete, der im Tal des Flusses Schelde liegt. Als Folge dieser Lage befindet sich im Visbeektal viel Sickerwasser vom kampinen Plateau. Mineralien- und basenreiches Sickerwasser kommt aufgrund der kalkhaltigen Substate in tieferen Erdschichten ebenfalls vor.

Während der Blütezeit der traditionellen Heidebewirtschtung im 18. Jahrhunderts, war das gesamte Tal von Heuwiesen auf feuchtem bis nassem Grund bedeckt. Am Ende des 19. Und in der ersten Hälfte des 20. Jahrhunderts ging diese Landschaft vorwiegend an die internsive Land- und Forstwirtschaft verloren. Die trockensten und nährstoffärmsten Böden, z. B. Inlanddünen, wurden aufgeforstet mit Koniferenpflanzungen. Die Heuwiesen wurden verlassen und Büsche und Bäume nahmen Überhand. Einige der ehemaligen Wiesen verwandelten sich jedoch auch in wertvolle Auenwälder mit Erlen und Weiden.

Diese Entwicklung führte zu einem drastischen Verlust früheren Heidelands, oligo-mesotrophen Sumpflands und artenreichen Heuwiesen. Momentan sind nur noch kleine Überbleibsel dieser Lebensräume im Projektgebiet vorhanden. Konfrontiert mit diesem signifikanten Rückgang, entschieden die Ortsansässige, in Aktion zu treten, um eine weitere Verschlechterung des ökologischen Werts im Projektgebiet zu verhindern. Eine neue lokale Freiwilligengruppe von Natuurpunt wurde gegründet. Heute sind die lokalen Freiwilligen, unterstützt von unserer Organisation bereits seit mehr als 20 Jahren aktiv, um das Visbeektal wiederherzustellen. Alle ihre Bemühungen haben auch schlussendlich zu diesem LIFE + Projekt geführt.

Durch die auβergewöhnlichen abiotischen Gegebenheiten im Visbeektal finden sich viele gefährdete Annex I Habitate und die damit verbundenen seltenen und gefährdeten Arten. Unter ihnen sind die wichtigsten Molinia Wiesen (6410), Auenwälder (91E0), europäische trockene Heide (4030), Inlanddünen mit offenem Corynephorus und Agrostis Grasland (2330) und nordatlantische feuchte Heide (4010). Des Weiteren sind die Anwesendheit oligotrophen und mesotrophen stehenden Gewässern (3130) und oligotrophen Gewässern mit sehr wenigen Mineralien auf Sandgründen (3110) von nationaler und internationaler Bedeutung. Ohne Zweifel sind alle diese Lebensräume selten und gefährdet in der gesamten Europäischen Union, vor allem in den dicht besiedelten Gebieten Tieflandeuropas.

Die groβe Vielfalt von Annex I Habitaten wird ebenfalls wiedergespiegelt durch die Anwesendheit mehrerer seltener und gefährdeter Arten der Annex Habitatsrichtlinie. Z. B. der Fisch Cobitis taenia, aber auch Amphibien wie Rana lessonae (Annex IV Habitatsrichtlinie). 

Wie bereits erwähnt, ist die Fläche der Annex I Habitate im Projektgebiet eher klein. Des Weitern stehen diese Lebensräume unter groβem Druck. Dies ist das Ergebnis der Bedrohung von mehreren Seiten und hat zu einer dramatischen Abnahme der Zieltabitate geführt, vor allem in den letzten Jahrzehnten:

  • Umwandlung von Lebensräumen zu Gebieten intensiver Landwirtschaft
  • Nährstoffanreicherung, vor Allem Ablagerung von Stickstoff durch die Intensivhaltung von Vieh
  • Brachliegen der Heuwiesen
  • Überhandnahme von Büschen und Bäumen, die zu einem Verlust von Annex I Habitaten geführt hat
  • Aufforstung wertvoller Lebensräume
  • Trockenlegen und Angleichen des natürlichen Reliefs
  • Verlust von Lebensräumen und deren Störung z. B. durch Anlegen künstlicher Teiche
  • Invasive exotische Arten, die die Entwicklung von Annex I Habitaten verhindern.

Diese Bedrohungen haben zu einer extremen Fragmentierung der bestehenden Annnex I Habitate geführt und zur Verringerung der Biodiversität. Tatsächlich ist Fragmentierung die gröβte Bedrohung für den ökologischen Wert des Visbeektals. Diese Fragmentierung wurde nicht nur lokal beobachtet, sondern auch in der gesamten Region Kampen. Besonders die Heidelandschaften (4030, 2330 und 4010) sind ernsthaft betroffen. Mehrere Invertebraten, die typisch für diese Lebensräume sind, sind bereits ausgestorben oder können nur in geringer Zahl überleben.

Dank der Bemühungen unserer Organisation Natuurpunt konnte das Aussterben von Vipera berus (nur noch zwei Populationen in Flandern) im Projektgebiet verhindert werden. Tatsächlich sind die Bemühungen von Natuurpunt der Grund, warum Lebensräume wie Molinia Wiesen (6410), Auenwälder (91E0) und oligo- und mesotrophe stehende Gewässer (3130) noch immer im pSCI vorhanden sind. In Zusammenarbeit mit unserer Organisation, hat die Gemeinde Lille mehrere Projekte zur Wiederherstellung von europäischer trockener Heide (4030) und nordartlantischer trockener Heide (4010) mit der Kreuzotter als Schlüsselart durchgeführt.

Nach diesem Zeitraum, in dem wir die wertvollen Überbleibsel durch intensive Pflege geschützt haben, möchte Natuurpunt nun einen wichtigen Schritt machen, um die Annex I Habitate im pSCI zu schützen und wiederherzustellen.

Ziele

Das zentrale Ziel dieses LIFE + Projekts ist die groβflächige Wiederherstellung der Annex I Lebensräume im Visbeektal. Um dies zu erreichen, werden folgende konkrete Ziele angestrebt:

  • Signifikante Vergröβerung der Molinia Wiesen (6410) durch groβflächige Habitatwiederherstellung. Gegenwärtig sind lediglich noch 1,5 ha dieses seltenen Lebensraums im pSCI vorhanden. Mit den geplanten Maβnahmen des LIFE + Projekts werden wir das Gebiet auf 14 ha vergröβern.
  • Signifikante Ausweitung aller Heidelebensräume, insberondere europäische trockene Heide (4030), Inlanddünen mit offenem Corynephorus und Agrostis Grasland (2330) und nordatlantische feuchte Heide (4010). Gegenwärtig sind nur noch 3 ha im pSCI vorhanden. Das LIFE + Projekt strebt eine Ausweitung auf 37 ha an.
  • Vergröβerung und Verbesserung der Qualität von Sumpfgebieten, insbesondere oligo- und mesotrophe stehende Gewässer (3130) und oligotrophen Gewässern mit sehr wenigen Mineralien auf Sandgründen (3110). Das Ziel ist, die Fläche dieser Lebensräume um 4 ha zu vergröβern.
  • Vergröβerung und Verbesserung der Qualität von Auenwäldern (91E0). Die Wiederherstellung von 7 ha Auenwald wird durch das Entfernen von (Pappel-) Pflanzungen und die Entwicklung von neuen Wäldern aus Wiesen und Ackern erreicht.

Für alle diese Annex I Habitate streben wir einen nachhaltigen Plan für Begrasung und maschinelle Bewirtschaftung mit einer starken Einbeziehung der lokalen Freiwilligengruppe an.

Aufgrund seiner Lage im dicht besiedelten Flandern, spielt das Projektgebiet auch eine wichtige Rolle für die Bevölkerung. Ein deutlicher Anstieg des sozioökonomischen Potenzials dieses Natura 2000 Gebiets durch optimale Nutzung der Möglichkeiten für naturnahe Erholung, Einbeziehen von Freiwilligen in die Naturplanung, Information der Ortsansässigen und Besucher über das Projekt und Knüpfen neuer Partnerschaften ist daher eine weitere wichtige Maβnahme dieses LIFE Projekts.

Maβnahmen und verwendete Mittel

Maβnahmen zur Vorbereitung

Maβnahmen zur Vorbereitung sind essentiell um hochwertige Ergebnisse durch dieses Projekt zu erreichen. Zunächst brauchen wir eine bessere wissenschaftliche Rahmenarbeit, auf der wir unsere Entscheidung begründen können, zwischen Molinia Wiesen (6410) und Auenwäldern (91E0) zu wählen. Beide Annex I Habitate können im Visbeektal unter den gleichen abiotischen Bedingungen auftreten.

Beide Lebensräume sind gefährdet und selten in der EU, daher ist eine gut abgewogene Entscheidung zwischen ihnen unerlässlich. Eine neue Studie soll anzeigen, wo im Projektgebiet die Besten Bedingungen herrschen, um die Lebensräume wierderherzustellen.

Des Weiteren sind folgende Vorbereitungsmaβnahmen geplant:

  • Entwicklung ganzheitlicher Schutzpläne für das erworbene Land, die auf einer detaillierten Vegetationskarte und Feldforschung begründet sind
  • Feldforschung im Vorfeld, um eventuelle Verschmutzung des Bodens aufzuspüren
  • Feldforschung im Vorfeld, um das Vorhandensein von Phosphor im Bodens zu bestimmen (was die Wiederherstellung von bestimmten Annex I Lebensräumen verhindert)
  • Schreiben detaillierter Pläne für die effiziente und effektive Habitatwiederherstellung
  • Entwicklung eines neuen Plans für das touristische und sozioökonomische Potential der Projektgebiets

Landankauf

Es werden 45 ha im Projektgebiet angekauft, um die großräumige Habitatwiederherstellung durch bestimmte kurzzeitige Maßnahmen einzuleiten, Zielhabitate zu schützen und zu verbinden, einen besseren Schutzstatus für diese Annex I Habitate zu erreichen und ausreichend große Populationen der Zielarten zu schaffen. Aufgrund der hochgradigen Aufsplitterung der Lebensräume, ist ohne den Ankauf von Land die Wiederherstellung der Annex I Habitate nicht möglich.

Konkrete Schutzmaβnahmen

  • Großflächige Wiederherstellung (120 ha) der Annex I Zielhabitate im Projektgebiet, vor allem auf dem angekauften Land, welches auch geeignete Lebensräume für zahlreiche Arten der Habitatsrichtline bilden wird.
  • Wiederherstllung von 10 ha Moliniawiesen (6410) an den Standorten mit dem höchsten Potential für diesen Lebensraum basiert auf unserer wissenschaftlichen Studie im Vorfeld
  • Das Beginnen mit der essentiellen Planung für die Wiederheststellungs von Molinia Wiesen und anderer semi-natürlicher Graslandhabitate
  • Ankauf von Spezialausrüstung, vor allem für undere zwei lokalen Freiwilligengruppen, die bereits mehr als 20 Jahre Erfahrung haben in der nachhaltigen Planung fut die Annex I Habitate im Visbeektal
  • Entfernen von Pinienpflanzungen und Mähen auf 10 ha für die Wiederherstellung verschiedener Heidetypen und verbundener Lebensräume
  • Abgraben der nährstoffreichen obersten Bodenschicht auf ehemaligen Ackern und intensiv genutzten Weiden, um 14 ha Heideland wiederherzustellen
  • Wiederherstellung mehrerer oligo-mesotropher Sumpfgebiete auf 4
  • Wiederherstellung von Auenwald durch Entfernen von (Pappel) Pflanzungen auf 2 ha
  • Entwicklung von 5 ha neuer Auenwälder aus intenviv genutzten Weiden und Ackern
  • Entfernen invasiver exotischer Arten auf insgesamt 30 ha in Heideland und Waldgebieten
  • eine neue Umzäunung auf einer Fläche von 26 ha (circa 9 km) des Projektgebiets, um eine angemessene Begrasungsplanung zu gewährleisten
  • Schaffen von drei kleinräumigen Komposteinheiten, um wertlose Überbleibsel von Schutzmaßnahmen in ökonimisch wertvollen Kompost zu verwandeln.
  • Wiederherstellung von 13 ha Heideland durch die Gemeinde Lille auf ihren eigenen Waldgrundstücken im pSCI

Öffentliches Bewusstsein und Verbreitung der Ergebnisse

  •  Erarbeitung und Ausführung einer breiten Palette an Maßnahmen um die Unterstützung für Natura 2000 zu erhöhen, das touristische und sozioökonomische Potential des Gebiets und des Life+ Projekts mit  Broschüren, Informationen für die allgemeine Öffentlichkeit und neue Informationsforen zu bewerben, das Entwickeln neuer Pfade, Schreiben eins Layman’s Reports, die Veröffentlichung mehrerer Artikel in Mitgliederzeitschriften und das Organisieren öffentlicher Veranstaltungen.
  • Organisation mehrerer Veranstaltungen zum Austausch von Wissen und Erfahrungen mit der Bevölkerung und verschiedenen Behörden und die Vernetzung mit anderen Life Projekten. Es sollen nicht ausschließlich technische Erfahrungen über die Habitatwiederherstellung ausgetauscht werden, sondern unser Projekt soll auch durch das Einbeziehen Ortsansässiger und Freiwilliger profitieren
  • Evaluieren der Ergebnisse unserer Maßnahmen mit einem gutstrukturierten Monitoringplan. Am Ende des Projekts wird sich ein ‘after Life Schutzplan’ mit den Langzeitperspektiven des pSCI Gebiets beschäftigen, um zu verhindern, dass die Erfolge des Life+ Projekts wieder verlorengehen

Erwartete Ergebnisse

  • Großflächige Wiederherstellung und nachhaltige Planung der folgenden Annex I Habitate: Molinia Wiesen (6410), Auenwälder (91E0), europäische trockene Heide (4030), Inlanddünen mit offenem Corynephorus und Agrostis Grasland (2330) und nordatlantische feuchte Heide (4010). Des Weiteren geben die Anwesendheit oligotrophen und mesotrophen stehenden Gewässern (3130) und oligotrophen Gewässern mit sehr wenigen Mineralien auf Sandgründen (3110)
  • Das Anhalten des Verlusts an Biodiversität im Projektgebiet als Ergebnis der extremen Fragmentierung der Lebensräume. Die Angetrebte Vergrößerung aller Annex I Habitate wird ausreichend sein für die Wiederherstellung und den Schutz von Zielhabitaten und -arten. Des Weiteren erwarten wir die Wiedereinführung von Arten, die momentan im Projektgebiet ausgestorben sind und auch ein verbesserter Schutzstatus für die Zielhabitate und –arten wird erreicht werden.
  • Die Wiederherstellung von Lebensräumen wird die Populationen von Annex II und IV Arten der Habitatsrichtlinie wie Luronium natans und Rana lessonae vergröβern.
  • Bessere Besuchereinrichtungen und mehr Informationen (Broschüren, Flyer) über das Gebiet, eine bessere sozioökonomische Unterstützung und Einbeziehen der Ortsansässigen und anderer Interessengruppen des Natura 2000 Gebiets und des Life+ Projekts

In English

Until the end of the 19th century, the Campine region (‘Kempen’) consisted of a vast heath landscape, stretching from the river Schelde in the west to the river Maas in the east and the north. Nowadays, only a mere 15 % of this heath area still exists at both sides of the Belgian and Dutch border. The project area, called the ‘Valley of the Visbeek’ (Visbeekvallei), was situated along the south-western border of the former heath landscape, an area which was characterised by numerous fens.

Afbeelding
 Preview Name struikheide_maartenjacobs_0
Maarten Jacobs

The small brook ‘Visbeek’ runs from the edge of the Campine Plateau southwards to the river ‘Kleine Nete’, situated in the basin of the river Schelde. As a result of its position, the valley of the Visbeek receives high amounts of seepage water form the Campine Plateau. Mineral- and base-rich seepage water also occurs, due to the presence of calcareous substrates in the subsoil. 

During the heydays of the traditional heath farming economy in the 18the century, the entire valley was covered with hay meadows on a moist to wet soil. In the end of the 19th and the first half of the 20th century, this landscape was lost primarily to intensive agriculture and forestry. The driest and poorest soils, e.g. inland dunes, were afforested with conifer plantations. The hay meadows were abandoned and encroachment of scrub and trees took place. However, some of the former meadows transformed into valuable alluvial forests with alder and willow. 

This development resulted in a drastic loss of the former heathlands, oligo-mesotrophic fen complexes and species rich hay meadows. At present only small relicts of these habitats still exist in the project area. Confronted with this significant decrease, people from the local community decided to undertake action to stop the deterioration of the natural values of the project area. A new local branch of volunteers from Natuurpunt was born. At present, the local volunteers, supported by our organisation, are more than 20 years active in restoring the natural values of the Visbeek valley! All their actions finally resulted in this Life+ proposal as a spin-off. 

For the exceptional abiotic conditions in the valley of the Visbeek resulted in the presence of many endangered Annex I habitats and their associated rare and vulnerable species. Among them, the most important are Molinia meadows (6410), alluvial forests (91E0), European dry heaths (4030), inland dunes with open Corynephorus and Agrostis grasslands (2330) and Northern Atlantic wet heaths (4010). Next to it, the presence of oligotrophic to mesotrophic standing waters (3130) and oligotrophic waters containing very few minerals of sandy plains (3110) make the area of national and international importance. Without doubt, all these habitats are rare and threatened in the whole of the European Union, especially in the densely populated parts of the Western-European lowlands.

Afbeelding
veenpluis_maartenjacobs
Maarten Jacobs
Afbeelding
grijze_zandbij_maartenjacobs
Maarten Jacobs

The wide variety of Annex I habitats is also reflected in the presence of several rare and threatened species from the annexes of Habitat Directive. For example, the fish Cobitis taenia, but also amphibians as Rana lessonae (Annex IV Habitat Directive). 

As already mentioned, the actual surface of the Annex I habitats is rather small in the project area. Furthermore these habitats suffer a high pressure. This is the result of several threats, resulting into a dramatic decrease of the target habitats, especially during the last decades:

  • disappearance of habitat to intensive agriculture;
  • nutrient enrichment, particularly deposition of nitrogen compounds emitted from intensive livestock farming;
  • abandonment of hay meadows;
  • encroachment of trees and scrub resulting into loss of Annex I habitats;
  • afforestation of valuable habitats;
  • drainage and levelling of relief;
  • loss of habitat and disturbance from developments such as artificial ponds;
  • invasive alien species, preventing the development of Annex I habitats.

These threats lead to an extreme fragmentation of the existing Annex I habitats and the consequent loos of biodiversity. In fact, fragmentation is the most important threat for the natural values in the Visbeekvallei. This fragmentation is not only observed on a local scale, but on the regional scale of the Campine region as well! In particularly, the heath land habitats (European dry heaths (4030), inland dunes with open Corynephorus and Agrostis grasslands (2330) and Northern Atlantic wet heaths (4010) are seriously affected. Several invertebrates typical for these habitats are already extinct or survive only in a very small population.

Thanks to the efforts of our organisation, Natuurpunt, the extinction of Vipera berus (only two populations left in Flanders!) was prevent in the project area. In fact, the efforts of Natuurpunt are the reason why habitats as Molinia-meadows (6410), alluvial forests (91E0) and oligotrophic to mesotrophic standing waters (3130) are still present in the pSCI. In co-operation with our organisation, the local municipality of Lille carried out several project for the restoration of European dry heats (4030) and Northern Atlantic wet heaths (4010) with common viper as key target species.

After this period of protecting the remaining high quality relicts trough intensive care management, Natuurpunt wishes now to make a major step forward into the protection and restoration of the Annex I habitats in this pSCI.

Objectives

The central objective of the Life+ proposal is the large scale restoration of all the Annex I habitats in the valley of the Visbeek. To realise this, we propose the following concrete objectives:

  • Significant extension of the area well-developed Molinia-meadows (6410) through large-scale habitat restoration. At present only 1,5 ha of this rare habitats remains in the pSCI. With the actions foreseen in this Life+ proposal we will extend the area towards 14 ha!
  • ificant extension of all heath land habitats, notably European dry heaths (4030), inland dunes with open Corynephorus and Agrostis grasslands (2330) and Northern Atlantic wet heaths (4010). At present only 3 ha remains in the pSCI. This Life+ proposal aims to extend the area with 37 ha.
  • nsion of the area and improvement of the quality of the fen complexes, notably oligotrophic to mesotrophic standing waters (3130) and oligotrophic waters containing very few minerals of sandy plains (3110). Target is to extend the surface of these habitats with 4 ha.
  • nsion of the area and improvement of the quality of the alluvial forests (91E0). The re-establishment of 7 ha of alluvial forests will be realised by the removal of (poplar) plantations and the development of new forest from intensive meadows and arable fields.

For all these Annex I habitats, we aim to establish a sustainable grazing management and a mechanical management with a large involvement of the local volunteer management teams of Natuurpunt.

Due to its location in the densely populated Flemish region, the project area has a very important role to play for the people. A significant increase of the socio-economic potential of this Natura 2000 area, using optimally the possibilities for nature-oriented recreation, integrating volunteers into nature management and informing local people and visitors about the project and building new partnerships as an example of good practice.

Actions and means involved

Preparatory actions

Preparatory actions are essential to become high qualitative results in this project. First of all, we need a better scientific reference framework, on which we can found our decision to choose between Molinia-meadows (6410) and alluvial forests (91E0). Both Annex I habitats can occur in the Visbeekvallei under the same abiotic conditions. 

Both habitats are vulnerable and rare within the EU, so a well-considered choice between them is indispensable. A new scientific study shall point out where are the best conditions for the re-establishment of both habitats in the project area.

Furthermore, the following preparatory actions are foreseen:

  • Development of integrated conservations plans for the acquired land, based on a detailed vegetation map and field research.
  • Realisation of preparatory field researches to determine the occurrence of soil pollution.
  • Realisation of preparatory field researches to determine the presence of phosphor in the soil (which prevent the re-establishment of certain Annex I habitats).
  • Writing of detailed plans for efficient and effective habitat restoration.
  • Development of a new plan for the visitors and the socio-economic potentials of the project area.

Land purchase

The acquisition of 45 ha in the project area to start large scale habitat restoration by specific short-term management, to protect and connect the target habitats, to establish the favourable conservation status of these Annex I habitats and to develop populations of the target species who are sufficiently large. Without acquisition, the restoration of the Annex I habitats in the pSCI is not possible, due to the high fragmentation of the habitats

Concrete conservation actions

  • Large-scale restoration (ca. 102 ha) of the target Annex I habitats in the project area, especially on the land acquired in this project, which, in turn also form good habitats for several species of the Habitat Directive.
  • Restoration of 10 hectares of Molinia-meadows in those sites who have the best potentials for re-establishment, based on the results of the preparatory scientific study.
  • To start up an essential restoration management for Molinia-meadows and other semi-natural grassland habitats
  • iring special restorative, mowing and haying equipment. Special attention goes to the acquisition of special equipment for our two local volunteer management teams, who have more than 20 years experience in the sustainable management of the Annex I habitats in the Visbeekvallei.
  • Removal of pine plantations and sod-cutting for the restoration of all heathland types and associated habitats (10 ha).
  • Removal of the nutrient rich top soil on former arable fields and intensively used pastures to restore heathland habitats (14 ha).
  • Restoration of several oligo-mesotrophic fen complexes (4 ha).
  • Restoration of alluvial forests by the removal of (poplar) plantations (2 ha).
  • Development of new alluvial forests from intensive meadows and arable fields (5 ha)
  • Removal of invasive alien species in heath land- and wood land habitats (30 ha).
  • To realise new fencing on a surface of 26 ha (circa 9 km) in the project area, which enables to start up an appropriate grazing management.
  • To create three small-scale compost units, so we can turn valueless management residues into economic valuable compost.
  • Heathland restoration (13 ha) by the Municipality of Lille on their own forested properties inside the pSCI.
Afbeelding
heidelandschap_maartenjacobs
Maarten Jacobs
Afbeelding
galloway_wimdirckx_0.
Wim Dirckx
  • Development and realisation of a wide range of measures to create a larger support for Natura 2000, to promote the tourist and socio-economical potentiel of the area and to this LIFE +project by the publication of leaflets, information for the general public, new information panels, the development of new tracks, the writing of a layman’s report, the publication of several articles in membership magazines and the organisation of public activities.
  • Organisation of several activities to exchange knowledge and experience with the local people and several authorities, networking with other Life projects. Moreover, we wish to exchange not only technical experience about habitat restoration, but to promote our approach with involvement of local people and volunteers as well.
  • It is evident that we will monitor the results of our actions with a well-structured monitoring scheme. At the end of the project, an ‘after Life conservation plan’ shall focus on the long term perspectives for the pSCI area, to prevent the loss of all our efforts during this Life-project.

Expected results

  • Large-scale restoration and sustainable management of the following Annex I habitats: Molinia meadows (6410), Alluvial forests (91E0+), European dry heaths (4030), Inland dunes with open Corynephorus and Agrostis grasslands (2330), Northern Atlantic wet heaths (4010), Oligotrophic to mesotrophic standing waters (3130) and Oligotrophic waters containing very few minerals of sandy plains (3110).
  • Halting the loss of biodiversity in the project area, a result from the extreme habitat fragmentation in the pSCI. The proposed extension of all Annex I habitats should be sufficient to ensure a sustainable re-establishment and protection of the target habitats and species. Moreover, we expect the re-colonisation of typical species yet extinct. Our organisation shall continue the habitat restoration even after the Life-project, so on a mid-term, a favourable conservation status of the target habitats and species will be realised.
  • Restoration of habitats shall increase the populations of species of Annex II en IV Habitat Directive such as Luronium natans and Rana lessonae.
  • Better visitor facilities and more information (brochures, leaflets, flyers) about the area, a better socio-economic support and involvement of local people and other stakeholders (also other land managers) of the Natura 2000 area and the Life+ project.

Resultaten

De studie beheerkeuze blauwgrasland/broekbos en het onderzoek naar het nutriëntengehalte heeft aangetoond dat de Visbeekvallei zeer kansrijk is voor het herstel van blauwgraslanden en soortenrijke heiden. Deze inzichten zijn gebruikt bij de opmaak van het integraal beheerplan, de planning van andere LIFE-acties en de opmaak van de Instandhoudingsdoelstellingen. 

Er is 62 ha grond aangekocht,. Gezien de kleine kadastereenheden in het gebied is dit een titanenwerk dat dankzij de vrijwilligers gerealiseerd is. 

Op alle percelen zijn natuurherstelwerken uitgevoerd waarvan het kwaliteitsvol herstel van 44,14 ha heidehabitats, 17,46  ha blauwgrasland en 9 ha vennen het meest tot de verbeelding spreken. Dit was enkel mogelijk dankzij de aankoop van strategische percelen en de opgedane kennis van het voorbereidend onderzoek en de netwerking. Daarnaast is het broekbos ook uitgebreid met 10 ha. 

Op grote delen herstelde habitats is maar liefst 127,96 ha begrazing opgestart. Momenteel wordt er al samen gewerkt met 4 landbouwers voor in het totaal 41 ha. In de toekomst zullen deze samenwerkingen nog verder uitgebreid worden. Op 43,5 andere percelen waar landbouwers geen interesse voor hadden werd door de vrijwilligers en LIFE-ploeg zelf gemaaid wat voor een kwaliteitstoename van de schrale graslanden heeft gezorgd. 

Het feit dat er weinig commotie is geweest over het kappen van 28,43 ha naaldhout en 7,60 recreatiepercelen (met weekendvijvers) toont aan dat er in de Visbeekvallei draagvlak is voor natuurherstel. Integendeel, tijdens het project kreeg Natuurpunt regelmatig complimenten over het landschapherstel. Het draagvlak is enerzijds de verdienste van de vrijwilligers die al sinds 1976 actief zijn in het gebied. Tijdens het project hebben ze samen met de projectcoördinator infowandelingen en happenings georganiseerd. De vele gesprekken met de lokale gemeentebesturen, omwonenden en bezoekers dragen hiertoe ook bij. 

Anderzijds is er tijdens het project proactief gecommuniceerd over het project. Het project is meermaals in de kranten en op radio en televisie geweest. De mobiele tentoonstelling met bijhorende brochure over het project heeft op talrijke openbare plaatsen in de buurt van het projectgebied gestaan. De werfborden hebben gezorgd voor detailinformatie met kaarten aan de recreanten. En tot slot is er een lekenrapport verspreid waardoor het belang van Natura 2000 en de goede resultaten van LIFE Visbeek werd bekend gemaakt aan alle inwoners.