De eeuwenoude reliëfrijke poldergraslanden zijn de laatste decennia sterk bedreigd door het ophogen, nivelleren en niet onderhouden van de bestaande reliëfstructuren en het ongunstig waterpeilbeheer. Met een sterke daling tot gevolg van de oppervlakte zilte habitats 1310 (eenjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia spp en andere zoutminnende soorten) en 1330 (Atlantische schorren, Glauco-Puccinellietalia) en de betrokken Annex I doelsoorten van het vogelrichtlijn. Tijdens het project wordt daarom 210 ha reliëfrijk grasland hersteld door het opnieuw uitgraven van het typische microreliëf. 70 ha graslandherstel staat in het teken van het herstel van zilte vegetaties (habitattypes 1310 en 1330) en 140 ha in het kader van de doelsoorten van de vogelrichtlijn. 


Om de doelstellingen binnen LIFE te bereiken is er nood aan aaneengesloten kerngebieden. Grote en aaneengesloten kerngebieden zijn van essentieel belang voor de uitbouw van stabiele populaties van erg verstoringsgevoelige soorten als de grutto. Het uitbreiden van kerngebieden is ook van cruciaal belang voor het realiseren van een stabiel hydrologisch regime in functie van de ontwikkeling van uitgestrekte zilte habitats van het type 1330 en 1310 en voor het broedsucces en overwinteringscondities van de Annex I soorten. In het totaal wordt 5,5 ha uitbreiding van dergelijke zilte kerngebieden voorzien, door het afgraven van opgehoogde voormalige kerngebieden of door het afgraven van nieuwe kerngebieden.

De hoge intrinsieke waarde van de diverse Annex I habitats ontstond door een eeuwenlang graslandbeheer. Het mozaïekmodel van hooi-, hooiweide- en graasweidebeheer vormt het meest optimale beheer in de Vlaamse poldergebieden, en is de beste garantie op het behoud en uitbreiden van een maximale biodiversiteit en stabiliteit van de zilte habitats en de populaties van de Annex I en overige vogelsoorten. In het projectgebied willen we het samenwerkingsproject met lokale landbouwers verder uitbouwen voor het begrazen van de reliëfrijke graslanden. Dit geeft niet alleen positieve resultaten op het vlak van herstel en duurzaam beheer van habitats en soorten, maar ook wat lokaal draagvlak betreft. We voorzien daarom de plaatsing van 47 km begrazingsraster en begrazingsinfrastructuur zoals weidepoorten en vangkralen. 

Goed ontwikkelde Atlantische schorren (type Glauco-Puccinellietalia, 1330) en éénjarige pioniersvegetaties van slik en zandgebieden met Salicornia spp en andere zoutminnende soorten (1310) zijn sterk afhankelijk van het waterpeil, waar in de winter en het vroege voorjaar de depressies onderlopen en die gedurende de zomer langzaam uitdrogen. De regulatie van het polderpeil is op een aantal locatie mogelijk door middel van windmolens en stuwen. 

Hoewel de polders goede foerageerterreinen vormen voor de Annex I soort bruine kiekendief (Circus aeruginosus) is het optimale broedhabitat rietland slechts in beperkte mate aanwezig. Binnen de perimeters gaat deze soort op suboptimale plaatsen broeden hetgeen het broedsucces sterk negatief beïnvloedt. Buiten de natuurgebieden loopt het aantal geschikte broedplaatsen nog steeds achteruit. Door de creatie van geschikt broedhabitat wordt een kentering mogelijk van de langzame daling.

TOP