Smelleken
smelleken_ronny_de_malsche.jpg

Smelleken (Falco columbarius)
Het smelleken is niet alleen onze kleinste valk, het is de kleinste Europese dagroofvogel. Het smelleken is een trekvogel, die je in België vooral op doortocht te zien krijgt, maar hier en daar overwintert er wel eens eentje op een vaste plek. Door zijn gelijkaardig vliegbeeld wordt hij wel eens aanzien voor een slechtvalk. Maar, het smelleken staat op het menu van de slechtvalk.
Hoe kan je het smelleken herkennen?
- Het smelleken is, met een lengte van 25 tot 30 cm en een vleugelspanwijdte van 50 tot 62 cm, de kleinste roofvogel van Europa. Het mannetje heeft ongeveer het formaat van een merel. Het vrouwtje is iets groter dan het mannetje.
- De bovendelen van het mannetje zijn blauwgrijs, met een zwarte staarteindband. De onderkant is oranjebruin. Vrouwtjes zijn donkerbruin, met lichtere onderdelen en donkere lengtestrepen.
- Het smelleken heeft een kleine haaksnavel. De poten hebben krachtige klauwen. Door de korte, puntige vleugels heeft het smelleken een zeer snelle vleugelslag.
- Volwassen vrouwtjes hebben een gele washuid op de snavel, bij jonge vogels is die blauwgrijs.
- Het vlieggedrag van het smelleken, vooral dan tijdens de jacht, is erg kenmerkend: een erg snelle vlucht, vlak boven de grond.
Hoe klinkt het smelleken?
Bij ons hoor je het smelleken nooit roepen, in hun broedgebied doen ze dat wel.
Wat eet het smelleken?
Op het menu van het smelleken staan kleine vogels, als leeuweriken, tapuiten, vinken, piepers en gorzen. Door snel en laag te vliegen, kan het smelleken zijn prooi verrassen en grijpen. Een achtervolging kan soms duren tot de prooi te vermoeid is om nog te ontkomen. Open terreinen zijn ideaal voor deze jachttechniek. Heel soms kunnen ook kleine zoogdieren en insecten op het menu staan.
Waar leeft het smelleken?
- Het smelleken is een trekvogel, die meetrekt met zijn prooi; piepers, lijsters en vinken. Tijdens de trek van graspiepers en vinken, heb je dan ook meer kans om een smelleken te zien. Broeden doen ze in het noorden van Europa, in de lage struiken van de toendra’s. In het najaar trekken ze naar het zuiden om te overwinteren. Beboste terreinen worden doorgaans vermeden, het smelleken geeft meer de voorkeur aan open gebieden, zoals weilanden, akkers en heidevelden. In steden zijn ze ook niet terug te vinden.
- Verspreidingskaart van het smelleken
Hoe plant het smelleken zich voort?
In mei en juni begint het smelleken te broeden. Een echt nest bouwen, doen ze niet. Ze leggen hun eieren in een kuiltje op de grond of op rotswanden of in een oud, verlaten nest in de bomen. Het vrouwtje legt 3 tot 6 eieren. Na 28 tot 32 dagen komen de eieren uit en na 17 dagen beginnen de jonge smellekens al te vliegen. De jongen blijven in het totaal 25 tot 27 dagen onder de hoede van de ouders, daarna moeten ze het alleen zien te redden.
Hoe krijg je het smelleken te zien?
Tijdens hun trek wordt het smelleken in België en Nederland vaak waargenomen. Een deel van de smellekens overwintert in Nederland en België, anderen trekken verder naar het zuiden. Bij ons kan je de soort van september tot half mei het Smelleken te zien krijgen langs riviermondingen, in de kustpolders en op de Waddeneilanden in Nederland.
Weetjes over het smelleken
- Het smelleken wordt in het engels ‘Merlin’ genoemd, en in het Frans ‘faucon émerillon’.